2 januari 2019
Big History, Het waanzinnige wetenschappelijke ontstaansverhaal van de mens, de wereld en het universum.
“Mensen zijn primaten die verhalen over zichzelf vertellen.” – Philipp Blom, Wat op het spel staat (2017)
“We vertellen verhalen om dingen te verklaren. Dat zit ons in het bloed.” – Lia Hills, quote uit 'Return to the heart' bij het voorwoord.
Het idee van een modern ontstaansverhaal is niet nieuw. H.G. Wells was met zijn ´Outline of History: The Whole Story of Man´ (1920) de eerste die de geschiedenis van de mensheid poogde te verhalen zonder een beroep te doen op religieuze teksten. Want een modern ontstaansverhaal is een wetenschappelijk en dus gezamenlijk ontstaansverhaal, en niet één dat gebaseerd is op een gefantaseerde geschiedenis die voor elke geloofscultuur of subgroep anders is. Christian, een Australisch hoogleraar moderne geschiedenis en president van de International Big History Association, is dan ook expliciet antireligieus in zijn eigen versie van ons ontstaansverhaal. De oorspronkelijke titel ´Origin story: A Big History of Everything´ is een verwijzing naar de meer bescheiden maar succesvolle voorloper ´A Short History of Nearly Everything´ (2003) door Bill Bryson.
Christian identificeert in zijn “waanzinnige wetenschappelijke ontstaansverhaal van de mens, de wereld en het universum” acht ‘omslagpunten’ – een nogal povere vertaling van het Engelse “thresholds” als figuurlijke drempels; ‘kantelpunten’ lijkt me een betere optie te zijn geweest. Hij voegt daar aan het einde gratis nog één aan toe als hypothese voor de toekomst.
Christian identificeert in zijn “waanzinnige wetenschappelijke ontstaansverhaal van de mens, de wereld en het universum” acht ‘omslagpunten’ – een nogal povere vertaling van het Engelse “thresholds” als figuurlijke drempels; ‘kantelpunten’ lijkt me een betere optie te zijn geweest. Hij voegt daar aan het einde gratis nog één aan toe als hypothese voor de toekomst.
Deze omslagpunten zijn de volgende. Ik geef ze mee inclusief een notie van hun essentie:
Omslagpunt 1: De oerknal als oorsprong van ons universum.
Uit het niets – voor zover we weten – ontstaan op wonderbaarlijke wijze zowel het universum als de natuurwetten die het verloop ervan bepalen. Christian citeert hier zelf Peter Hoffman uit diens ´Life’s Ratchet´, 2012: “Getemperd door de natuurwetten, die een portie noodzakelijkheid toevoegen, wordt het toeval de scheppende kracht, de beweger en opschudder van ons universum. Alle schoonheid die we om ons heen zien, van sterrenstelsels tot zonnebloemen, is het resultaat van deze creatieve samenwerking tussen chaos en noodzaak.”
Omslagpunt 2: De eerste sterren beginnen te schijnen.
De zwaartekracht zorgt voor het clusteren van materie, die daardoor enorm heet wordt…
Omslagpunt 3: In uitdovende grote sterren ontstaan nieuwe elementen.
Sterkernen worden zodanig heet dat kernfusie mogelijk is, wat tot nieuwe, zwaardere atomen leidt…
Omslagpunt 4: Ontstaan van onze zon en het zonnestelsel.
Wanneer oude sterren exploderen wordt de verscheidenheid aan lichte en zware atomen uit hun binnenste opnieuw de ruimte in geslingerd. Deze clusteren opnieuw samen ten gevolge van de zwaartekracht, waardoor zonnestelsels en planeten ontstaan met een gevarieerde atomaire samenstelling…
Omslagpunt 5: Het eerste leven op aarde.
De atomaire diversiteit zorgt op gunstige plaatsen voor steeds grotere moleculen en ‘organische’ chemie. Atomaire rangschikkingen die erin slagen zichzelf te kopiëren vormen de basis van het ontstaan van cellen en alle verdere evolutie. Hier treedt voor het eerst een belangrijk verschil op met de voorgaande omslagpunten.
Er is namelijk sprake van primitieve informatieverwerking in de vorm van “biologische besluitvormers”, dit zijn celorganellen die reageren op omgevingsfactoren. Christian benadrukt dit punt met verwijzing naar Richard Dawkins (´The Blind Watchmaker´, 1986): “Als je het leven wilt begrijpen, denk dan niet aan trillende, puslerende klompjes drab en gelei, maar denk aan informatietechnologie.”
Omslagpunt 1: De oerknal als oorsprong van ons universum.
Uit het niets – voor zover we weten – ontstaan op wonderbaarlijke wijze zowel het universum als de natuurwetten die het verloop ervan bepalen. Christian citeert hier zelf Peter Hoffman uit diens ´Life’s Ratchet´, 2012: “Getemperd door de natuurwetten, die een portie noodzakelijkheid toevoegen, wordt het toeval de scheppende kracht, de beweger en opschudder van ons universum. Alle schoonheid die we om ons heen zien, van sterrenstelsels tot zonnebloemen, is het resultaat van deze creatieve samenwerking tussen chaos en noodzaak.”
Omslagpunt 2: De eerste sterren beginnen te schijnen.
De zwaartekracht zorgt voor het clusteren van materie, die daardoor enorm heet wordt…
Omslagpunt 3: In uitdovende grote sterren ontstaan nieuwe elementen.
Sterkernen worden zodanig heet dat kernfusie mogelijk is, wat tot nieuwe, zwaardere atomen leidt…
Omslagpunt 4: Ontstaan van onze zon en het zonnestelsel.
Wanneer oude sterren exploderen wordt de verscheidenheid aan lichte en zware atomen uit hun binnenste opnieuw de ruimte in geslingerd. Deze clusteren opnieuw samen ten gevolge van de zwaartekracht, waardoor zonnestelsels en planeten ontstaan met een gevarieerde atomaire samenstelling…
Omslagpunt 5: Het eerste leven op aarde.
De atomaire diversiteit zorgt op gunstige plaatsen voor steeds grotere moleculen en ‘organische’ chemie. Atomaire rangschikkingen die erin slagen zichzelf te kopiëren vormen de basis van het ontstaan van cellen en alle verdere evolutie. Hier treedt voor het eerst een belangrijk verschil op met de voorgaande omslagpunten.
Er is namelijk sprake van primitieve informatieverwerking in de vorm van “biologische besluitvormers”, dit zijn celorganellen die reageren op omgevingsfactoren. Christian benadrukt dit punt met verwijzing naar Richard Dawkins (´The Blind Watchmaker´, 1986): “Als je het leven wilt begrijpen, denk dan niet aan trillende, puslerende klompjes drab en gelei, maar denk aan informatietechnologie.”
Omslagpunt 6: Eerste sporen van onze soort.
Informatie vormt ook de basis van het succes van onze eigen soort. Door te leven in steeds grotere groepen, is er steeds meer nood aan interne communicatie. We ontwikkelen daarom taal en leren (memetische reproductie naast de genetische), met enorme gevolgen: “Nog nooit heeft één enkele soort zoveel macht bezeten. En we doen iets anders, iets wat volkomen nieuw is. Omdat wij als mensen de individuele [kennis] kunnen uitwisselen, hebben we een immens collectief inzicht in ruimte en tijd opgebouwd dat de basis vormt voor al onze [moderne, wetenschappelijke] ontstaansverhalen. Dit wapenfeit, dat kennelijk uniek is voor onze soort, betekent dat nu, op dit moment, een heel klein stukje van het universum zichzelf begint te begrijpen.”
Omslagpunt 7: Eerste sporen van landbouw.
Ten gevolge van de toenemende bevolkingsdruk ontstaat landbouw ruwweg tienduizend jaar geleden in verschillende delen van de wereld als een nieuwe vorm van symbiose tussen de mens en zijn voedselsoorten. Deze culturele verandering, die veel sneller kan plaatsnemen dan de voorgaande genetische veranderingen, resulteert in de daaropvolgende millennia in irrigatie, schrift als informatiedrager, collectief leren en specialisatie, weginfrastructuur, handel en geldstromen, en uiteindelijk ook georganiseerde religie en hiërarchie: “Alle grote wereldgodsdiensten […] kenden bovenmenselijke goden. En bijna overal werkten de wereldlijke vorsten en de leiders van de officiële religie nauw samen, omdat ze inzagen dat religieuze overtuigingen een krachtig middel waren om steun te genereren voor een stelsel waarvan ze beiden voordeel genoten.” Zoals wel vaker opgemerkt gaan staten zich bijna gedragen als levende wezens op een hoger trofisch niveau (denk aan ´Leviathan´ van Thomas Hobbes). Christian ziet de ‘ontdekking’ van Amerika en de kolonisaties als het sluitstuk van deze periode, met als gevolg daarvan het ontstaan van een globale economie en noösfeer (ruimte van gedeelde kennis), de invraagstelling van religie, en vandaaruit de Verlichting en het kapitalisme.
Informatie vormt ook de basis van het succes van onze eigen soort. Door te leven in steeds grotere groepen, is er steeds meer nood aan interne communicatie. We ontwikkelen daarom taal en leren (memetische reproductie naast de genetische), met enorme gevolgen: “Nog nooit heeft één enkele soort zoveel macht bezeten. En we doen iets anders, iets wat volkomen nieuw is. Omdat wij als mensen de individuele [kennis] kunnen uitwisselen, hebben we een immens collectief inzicht in ruimte en tijd opgebouwd dat de basis vormt voor al onze [moderne, wetenschappelijke] ontstaansverhalen. Dit wapenfeit, dat kennelijk uniek is voor onze soort, betekent dat nu, op dit moment, een heel klein stukje van het universum zichzelf begint te begrijpen.”
Omslagpunt 7: Eerste sporen van landbouw.
Ten gevolge van de toenemende bevolkingsdruk ontstaat landbouw ruwweg tienduizend jaar geleden in verschillende delen van de wereld als een nieuwe vorm van symbiose tussen de mens en zijn voedselsoorten. Deze culturele verandering, die veel sneller kan plaatsnemen dan de voorgaande genetische veranderingen, resulteert in de daaropvolgende millennia in irrigatie, schrift als informatiedrager, collectief leren en specialisatie, weginfrastructuur, handel en geldstromen, en uiteindelijk ook georganiseerde religie en hiërarchie: “Alle grote wereldgodsdiensten […] kenden bovenmenselijke goden. En bijna overal werkten de wereldlijke vorsten en de leiders van de officiële religie nauw samen, omdat ze inzagen dat religieuze overtuigingen een krachtig middel waren om steun te genereren voor een stelsel waarvan ze beiden voordeel genoten.” Zoals wel vaker opgemerkt gaan staten zich bijna gedragen als levende wezens op een hoger trofisch niveau (denk aan ´Leviathan´ van Thomas Hobbes). Christian ziet de ‘ontdekking’ van Amerika en de kolonisaties als het sluitstuk van deze periode, met als gevolg daarvan het ontstaan van een globale economie en noösfeer (ruimte van gedeelde kennis), de invraagstelling van religie, en vandaaruit de Verlichting en het kapitalisme.
Omslagpunt 8: De industriële revolutie leidt tot het Antropoceen.
Christian herkent in onze moderne geschiedenis drie grote delen: de industriële revolutie met steenkool als activeringsenergie, de wereldoorlogen, en de recente Grote Versnelling, gekenmerkt door globale organisatie(s) zoals internet, multinationals, de Verenigde Naties, etc., en de (wankele) instandhouding van een economisch systemen met een continue consumptie. Informatieverwerking wordt steeds meer de hoofdbezigheid van de mens: “Nu er steeds meer verschillende banen, vaardigheden en vormen van expertise komen, besteden mensen steeds meer tijd aan leren. Wat telt is informatie – gespecialiseerde kennis – en niet zozeer de algemene vaardigheden van een boer. […] Het opvallendst is wel dat door al deze veranderingen de gemiddelde levensverwachting van de mens in amper een eeuw tijd meer dan verdubbeld is.” En al klinkt zijn onderscheid tussen een Goed en een Slecht Antropoceen nogal belerend, Christian erkent wel dat onze biosfeer tot één enkel systeem is verworden waarvan we de werking nog niet onder de knie hebben (cf. klimaatproblematiek): “Wij mensen [zijn] in weinig meer dan twee eeuwen per ongeluk op de stoel van de planetaire piloot beland zonder nou werkelijk te weten op welke instrumenten we moeten letten, welke knopjes we moeten indrukken of waar we gaan proberen te landen.”
Omslagpunt 9 (?): Een duurzame wereldorde?
Mensen houden zich instinctmatig bezig met het opstellen van toekomstmodellen als overlevingsstrategieën. Met een verwijzing naar de 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties doet Christians werk daarbij enigszins denken aan het absurdisme van Camus: “Wij mensen sterven doelen na, zoals alle levende organismen, en zijn bereid verre tochten te maken om die doelen te verwezenlijken, ongeacht de onverschilligheid van het universum.” Een economisch status quo, zoals voorgesteld door John Stuart Mill, lijkt Christian duurzamer dan het huidige model. “Als we met succes de overgang naar een duurzame wereld, naar een soort omslagpunt 9, tot stand weten te brengen, zal duidelijk worden dat de hele geschiedenis van de mens in werkelijkheid slechts één enkel omslagpunt van toenemende complexiteit is dat culmineert in het bewust beheren van een complete biosfeer.” En die biosfeer hoeft in de zeer verre toekomst niet noodzakelijk de aarde te zijn…
Christian herkent in onze moderne geschiedenis drie grote delen: de industriële revolutie met steenkool als activeringsenergie, de wereldoorlogen, en de recente Grote Versnelling, gekenmerkt door globale organisatie(s) zoals internet, multinationals, de Verenigde Naties, etc., en de (wankele) instandhouding van een economisch systemen met een continue consumptie. Informatieverwerking wordt steeds meer de hoofdbezigheid van de mens: “Nu er steeds meer verschillende banen, vaardigheden en vormen van expertise komen, besteden mensen steeds meer tijd aan leren. Wat telt is informatie – gespecialiseerde kennis – en niet zozeer de algemene vaardigheden van een boer. […] Het opvallendst is wel dat door al deze veranderingen de gemiddelde levensverwachting van de mens in amper een eeuw tijd meer dan verdubbeld is.” En al klinkt zijn onderscheid tussen een Goed en een Slecht Antropoceen nogal belerend, Christian erkent wel dat onze biosfeer tot één enkel systeem is verworden waarvan we de werking nog niet onder de knie hebben (cf. klimaatproblematiek): “Wij mensen [zijn] in weinig meer dan twee eeuwen per ongeluk op de stoel van de planetaire piloot beland zonder nou werkelijk te weten op welke instrumenten we moeten letten, welke knopjes we moeten indrukken of waar we gaan proberen te landen.”
Omslagpunt 9 (?): Een duurzame wereldorde?
Mensen houden zich instinctmatig bezig met het opstellen van toekomstmodellen als overlevingsstrategieën. Met een verwijzing naar de 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties doet Christians werk daarbij enigszins denken aan het absurdisme van Camus: “Wij mensen sterven doelen na, zoals alle levende organismen, en zijn bereid verre tochten te maken om die doelen te verwezenlijken, ongeacht de onverschilligheid van het universum.” Een economisch status quo, zoals voorgesteld door John Stuart Mill, lijkt Christian duurzamer dan het huidige model. “Als we met succes de overgang naar een duurzame wereld, naar een soort omslagpunt 9, tot stand weten te brengen, zal duidelijk worden dat de hele geschiedenis van de mens in werkelijkheid slechts één enkel omslagpunt van toenemende complexiteit is dat culmineert in het bewust beheren van een complete biosfeer.” En die biosfeer hoeft in de zeer verre toekomst niet noodzakelijk de aarde te zijn…
Christians bespreking van deze negen omslagpunten is meer verhelderend dan verwacht omdat hij, tot mijn grote vreugde, een duidelijke complex-systeembenadering hanteert. Reken dus in elk deel op een analoge analyse in termen van activeringsenergie, energie- en informatiestromen, entropie - als maat voor niet bruikbare energie -, complexiteitsbelasting, specialisatie, chaos (het vlindereffect), terugkoppeling en emergentie. Daarbij slaagt hij er toch in niet al te technisch te worden. Jammer genoeg staat daar tegenover dat de auteur deze systeemaanpak niet expliciteert. Voor iemand die helemaal niet vertrouwd is met bovengenoemde termen kunnen de parallellen tussen de hoofdstukken dan ook nogal uit de lucht komen vallen. Bovendien is Christian duidelijk een beter historicus dan fysicus: bij de natuurkundige passages blijkt zijn mix van jargon en onnodige details met eenvoudige beschrijvingen van onvoldoende vertrouwen met de stof. Het schrijven komt dan slordiger (een enkele keer zelfs echt foutief) over en maakt moeilijker te volgen sprongen.
Historisch lijkt de tekst wel correct, en waar nodig is Christian eerlijk over de limieten van onze wetenschappelijke kennis. Hij maakt veelvuldig gebruik van fantasierijke beeldspraak en luchtige personificaties om terminologie toegankelijk te maken. De tijdlijn met indicatie van de negen omslagpunten is een fantastisch verduidelijkende toevoeging, al had die meer mogen samenhangen met de tabel met “statistieken over de geschiedenis van de mensheid” in de appendix.
Maar Christian stelt uiteindelijk wel de juiste (complexe) vragen, met als passend sluitstuk: “[is er] een grens aan de complexiteit die wij als [zelfbewuste!] mensen aankunnen? Hebben we een niveau van complexiteit bereikt dat eenvoudigweg boven onze macht ligt? Kan het zijn dat alle soorten die in staat zijn tot collectief leren voorbestemd zijn om tegen een muur van complexiteit aan te lopen, waardoor hun samenleving ineenstort?”
Meer van Arno Keppens