11 december 2024
Duurzame energie
We weten het intussen: als het brede publiek nood heeft aan duiding over een of ander complex issue, dan trekken ze zowel bij Mensen en Wetenschap als bij het Humanistisch Verbond een blik professoren open.
Deze keer probeerde ik in de reeks CTRL SHIFT DELETE mijn gefragmenteerde microkennis over duurzame energie te laten bijspijkeren door Johan Driesen en Luc Barbé in het Koninklijk Atheneum Mortsel op 4 november. Zeer aanbevelenswaardig en niet te missen voor iedereen die nu eindelijk wel eens wil weten hoe het echt zit, maar lastig voor technische sukkels als ik die een filosofisch of maatschappelijk betoog doorgaans kunnen volgen, maar onmiddellijk de weg kwijt zijn als er natuur- of toegepaste wetenschappers aan het woord zijn. Neen, aan mij is er geen groot ingenieur, laat staan een statisticus, verloren gegaan. Toch heb ik, merkwaardig genoeg, goed geluisterd en bijzonder veel geleerd die avond. Niets over percentages fossiele brandstoffen uitgezet tegenover vervangbare equivalenten of het al of niet onder- dan wel overschat belang van nucleaire energie, want dat soort cijfers lossen in mijn brein na tien minuten op in een vage datawolk.
Een opmerking van een spreker die mij wel bijzonder opviel en mij aan het nadenken zette, ging over iets helemaal anders. Het kwam hier op neer: als men, pakweg veertig jaar geleden een diverse groep wetenschappers conclaafsgewijs in een kasteel had opgesloten met voldoende lekker eten en niet ál teveel alcoholische dranken, dan was daar, tegen hun gewoonte in, over één punt een sterke eensgezindheid uit voort gekomen. Niettegenstaande zeer sterk verschillende invalshoeken en grote meningsverschillen over pistes en details zou men het grondig eens zijn over één stelling: we moeten nú starten met het in gang steken van onderzoek én toepassen van wat we eventueel al weten, desnoods met wat we in huis hebben aan gedeeltelijke oplossingen.
Mijn bedenking: hoezo eensgezindheid? Ik hoor toch alleen maar gekrakeel en oeverloos welles/nietes?
Onderzoekers wéten toch dat het niet over zekerheden of waarheden gaat, maar over de voorlopig (!) meest berouwbare kennis en dat er dus onvermijdelijk verkeerde keuzes, nutteloos gebleken maatregelen, weggegooid geld en verlaten pistes te verwachten zijn.
Het mechanisme ziet er ongeveer zo uit: een onderzoeker heeft een hypothese, andere experts zien er wel iets in en vervullen hun rol. Dat betekent: ze zijn sceptisch, reproduceren en trachten te falsifiëren. Na een tijdje volgen schrappingen, toevoegingen en verbeteringen met voortschrijdend inzicht tot gevolg. Prima, wetenschap aan het werk dus. Waar loopt het dan mis?
Diegenen die misschien, waarschijnlijk of hopelijk, binnen 10 jaar de vruchten van de inspanning zullen oogsten zijn niet noodzakelijk dezelfde als diegenen die het geld vandaag moeten ophoesten. Vandaar dat ideologen allerhande, in het gevarieerd aanbod aan hypothesen, degene uitzoeken die het best past bij wat zij hoe dan ook al vonden, of veel belangrijker, die het best aansluit op allerlei (groeps)belangen. Vervolgens vervullen ook zij hun rol door dat te doen waarvoor ideologen in de wieg gelegd zijn. Namelijk, confirmation bias ademend desnoods het licht van de zon ontkennend, de verdediging dan wel de verwerping opnemen van deze of gene ideologie met bijhorende van pas komende hypothese. Geen enkele politicus, of om ’t even welke leek trouwens, heeft dan voldoende wetenschappelijk inzicht in huis om malafide gemanipuleerde en schijnbaar wetenschappelijke conclusies te ontmijnen. Een klassieker in deze is het, al of niet bewust, verkeerd interpreteren van statistische cijfers die op zich correct zijn. Volgende stap. Politici hebben een fijne neus voor die informatie waarmee ze een taart met kers kunnen bakken die hen in-de-gazet en in de talkshowstudio brengt waar ze die complexe materie in sappige oneliners gieten.
Tot zover niks nieuws onder de zon. Vroeger ging het gehakketak verder aan de cafétoog en moest je wachten tot de volgende staking, betoging of stembusgang om je ongenoegen te manifesteren. Vandaag hebben al die toogwetenschappers een megafoon van globaal formaat cadeau gekregen waarmee ze, niet de voorlopig meest betrouwbare kennis, maar hun in schijnkennis verpakte mening, wereldwijd tot bij gelijkgestemden toeteren.
Maar het kwalijke slot van heel dat trieste verhaal is dat daardoor de dialectiek van normale wetenschappelijke meningsverschillen in de oorverdovende ruis verloren gaat. Een consciëntieus cijferende onderzoeker die een onderbouwd standpunt uit zijn data en kennis distilleert, komt tot z’n eigen verbazing niet in een wetenschappelijk debat terecht, maar in de vuurlinies van de vigerende cultuuroorlog. Je wordt dan niet bevraagd of eventueel inhoudelijk tegengesproken door een expert, maar je blijkt in een van de kampen te horen van die, voorlopig verbale, oorlog. Je bent dan guilty by association aan dingen waar je niets mee te maken hebt, die je nooit beweerd hebt en die ook niet uit je conclusie volgen.
Let wel dat is mijn persoonlijke pessimistische kijk en niet het beeld van de sprekers, want merkwaardig genoeg waren de twee onderzoekers voorzichtig hoopvol over de toekomst. Het zal moeilijk zijn en veel geld kosten, maar technisch en wetenschappelijk bestaan er oplossingen voor het energieprobleem.
Als we er nu toch eens zouden in slagen om onze oordelen en keuzes niet op te laden met emotie en affecten. Maar helaas, ik vrees ervoor. Een positieve ingesteldheid, het is een gave. Ik krijg het niet onder de knie.
Meer van Max Schneider