11 april 2023
Vlaamse Leeuwen, Duitse bevelen
Het Vlaams Legioen aan het Oostfront
Philip Vanquaethem is historicus met bijzondere aandacht voor militaire geschiedenis. De auteur schetst de geschiedenis van het Vlaams Legioen over de periode augustus 1941 – maart 1943.
Het VNV, onder leiding van Staf De Clercq, startte de werving van vrijwilligers voor het Oostfront in juni 1941, kort nadat Duitsland Rusland was binnengevallen. Hun beweegredenen waren divers zoals strijd tegen het bolsjewisme aangewakkerd door de Katholieke Kerk, Vlaams nationalisme in een streven naar een zelfstandig Vlaanderen, zucht naar avontuur, bewondering voor Duitsland en opportunisme zolang Duitsland aan de winnende hand was. Zij wilden vechten voor God en Vlaanderen.
In tegenstelling tot de verwachting en in strijd met de afspraken kregen zij geen Vlaamse bevelhebbers. Zij werden rechtstreeks onder het Duits gezag geplaatst en door hen ook opgeleid. De streng Pruisische dril was een ontnuchtering. Daarbij kwam nog dat hun Duitse oversten, Waffen-SS-officieren zich meerderwaardig achtten en de buitenlandse soldaten met misprijzen behandelden. Geregeld werden zij voor “Schweinhunden” uitgescholden.
Zij werden dus in het begin niet beschouwd als volwaardige soldaten en werden achter het front ingezet in de bestrijding van weerstandsnesten en in de jacht op partizanen. In januari 1942 werden zij overgeplaatst naar het front in het noorden van Rusland even boven Novgorod waar zij de omsingeling van Leningrad in stand hielpen houden. De omstandigheden waren er uiterst bar. De winter 1941-1942 was zeer streng met temperaturen tot -40° C. Vele soldaten vielen uit door bevriezingsverschijnselen. Voertuigen en wapens vroren vast. Dan was er nog de permanente druk van dagelijkse aanvallen van de Russen in een poging Leningrad te ontzetten.
Al vlug werd duidelijk dat Duitsland zich op de aanval van Rusland verkeken had. Van een blitzkrieg zoals in het Westen was er, na de aanvankelijke overrompeling van de Russische strijdkrachten, al na enkele maanden geen sprake meer. De oorlogsmachine begon te sputteren. Men had geen rekening gehouden met de logistieke problemen eigen aan een oorlogvoering op lange afstand. Voedsel, wapens, munitie en brandstof konden niet in het gewenste tempo aangevoerd worden. Geschikte winteruitrusting ontbrak. Van de befaamde Duitse “Gründlichkeit” was aan het front niet veel te merken.
Eind juni 1942 viel het offensief van het Rode Leger in de streek rond de Wolchow stil. Het Vlaams Legioen werd overgeplaatst naar de ring rond Leningrad teneinde er Russische stellingen te heroveren. Na maandenlange intensieve gevechten waarbij geen der strijdenden enige vooruitgang kon boeken werd het Vlaams Legioen eind maart 1943 in de pan gehakt bij de tweede slag rond Krasny Bor. Dit betekende het einde ervan en de schaarse overlevenden vonden samen met nieuwe rekruten een onderkomen bij de SS-Freiwilligen-Sturmbrigade Langemarck. Deze brigade werd ingezet in Oekraïne en begin maart 1944 totaal vernietigd in de omgeving van Jampol.
Uit diverse verslagen en getuigenissen blijkt dat de Vlaamse Legionairs als leeuwen gevochten hebben. De aanvankelijke houding van misprijzen werd er een van appreciatie en respect.
De auteur verslaat de inzet van het Vlaams Legioen van dag tot dag, zelfs van uur tot uur. Dit moet een immens opzoekingswerk in diverse archieven en bestanden gevergd hebben. Hij kon vaststellen met hoeveel manschappen er aangevallen werd, hoeveel er buiten gevecht gesteld werden en welke wapens zij ter beschikking hadden. Hoe de verdediging en aanval georganiseerd waren. Welke divisies, brigades, compagnies, bataljons en pelotons er aan zet waren op de diverse frontsecties. Over welk geschut, luchtafweer, rollend materieel en tanks zij beschikten. Op de duur wordt het te veel wat de lectuur minder aangenaam maakt. De gedetailleerde benadering van de krijgsverrichtingen zal wellicht enkel de erg geïnteresseerde lezer kunnen boeien.
Het boek is wel fraai geïllustreerd met veel foto’s en kaarten. Spijtig genoeg zijn de afgedrukte stafkaarten erg onduidelijk en bieden ze weinig houvast om de bewegingen aan het front te volgen. De uittreksels uit de brieven van de soldaten aan het thuisfront en ook de getuigenissen van de schaarse overlevenden leveren zeker een meerwaarde op en behoren tot de boeiendste passages.
Tenslotte nog een opmerking met betrekking tot de uitgave. Waarom heeft de uitgever gekozen voor een wijze van inbinding die belet dat het toch vrij zware boek keurig openvalt? De harde verlijming verhindert dit wat niet bijdraagt tot het leescomfort.
Ignace Claessens
Meer van Ignace Claessens
Ignace Claessens