31 oktober 2024
De tweelingentrilogie
Ágota Kristóf werd in 1935 geboren in Hongarije. Op haar veertiende wordt ze volgens ‘de educatieve principes’ van het nieuwe regime gescheiden van haar familie en op een kostschool geplaatst. In 1954 trouwt ze met haar leraar en tijdens de bloedige gebeurtenissen van 1956 vluchten ze met hun baby het land uit, eerst naar Oostenrijk, dan naar Zwitserland.
Ze kwam terecht in Neuchâtel, waar ze vijf jaar in een horlogefabriek werkte. Haar meesterwerk, De tweelingentrilogie, schreef ze in het Frans, de taal van haar ballingschap. Kristófs werk wordt in meer dan veertig talen uitgegeven en wordt gezien als een hoogtepunt van het Europese postmodernisme. De schrijfster overleed in 2011.
Haar tweelingentrilogie is een wreed, urgent drieluik over wat oorlog en ballingschap met mensen doet. Een meedogenloos beklemmend verhaal, verteld met de rauwe eenvoud van een sprookje, dat afpelt tot de duisterste kanten van de mens.
“Weldra hebben wij een sleutel gemaakt, die op alle deuren past en wij boren gaten in de vloer van de vliering. Met de sleutel kunnen wij als er niemand is ongehinderd overal in huis komen en door de gaten kunnen wij Grootmoeder en de officier in hun kamers bespieden zonder dat zij het weten.”
Citaat, Het dikke schrift, p. 19
“Weldra hebben wij een sleutel gemaakt, die op alle deuren past en wij boren gaten in de vloer van de vliering. Met de sleutel kunnen wij als er niemand is ongehinderd overal in huis komen en door de gaten kunnen wij Grootmoeder en de officier in hun kamers bespieden zonder dat zij het weten.”
Citaat, Het dikke schrift, p. 19
Lucas en Claus zijn onafscheidelijk als tweeling. Echt alles doen ze samen. Wat begint als een boek over twee jongens in de oorlog, eindigt als een verwarrende, heftige familiegeschiedenis. De complete trilogie over Lucas en Claus van schrijfster Ágota Kristóf – Het dikke schrift, Het bewijs en De derde leugen – is zopas opnieuw verschenen in één band ter gelegenheid van de verfilming.
In 1985 stuurt ze haar eerste roman Het dikke schrift aan enkele Franse uitgevers. Het boek wordt gepubliceerd en al snel in vijftien talen vertaald. Met haar twee andere boeken Het bewijs (1988) en De derde leugen (1991) is Ágota Kristóf in vijftien jaar tijd een bekende Franse schrijfster geworden.
De drie boeken zijn afzonderlijk te lezen maar ook als delen van een trilogie.
Toch is deze trilogie een niet in te schatten labyrint, waar elk boek de twee andere tegenspreekt. Leugens over de personages en de gebeurtenissen lijken soms, paradoxaal genoeg, de enige rode draad te zijn die ons naar een zekere waarheid moet brengen.
Toch is deze trilogie een niet in te schatten labyrint, waar elk boek de twee andere tegenspreekt. Leugens over de personages en de gebeurtenissen lijken soms, paradoxaal genoeg, de enige rode draad te zijn die ons naar een zekere waarheid moet brengen.
Waar gaat het over?
De boeken vertellen het levensverhaal van een jongenstweeling tussen de Tweede Wereldoorlog en het eind van de jaren tachtig in een Oosteuropese staat, waar het politieke geweld en de al dan niet gedwongen migraties geen andere kans aan het individuele leven overlaten dan het overleven. En of je ‘vrijwillig’ in een ander land gaat wonen waar je je altijd een vreemdeling zal voelen.
De boeken vertellen het levensverhaal van een jongenstweeling tussen de Tweede Wereldoorlog en het eind van de jaren tachtig in een Oosteuropese staat, waar het politieke geweld en de al dan niet gedwongen migraties geen andere kans aan het individuele leven overlaten dan het overleven. En of je ‘vrijwillig’ in een ander land gaat wonen waar je je altijd een vreemdeling zal voelen.
In Het dikke schrift brengt een moeder haar twee zoontjes (een tweeling dus) naar hun grootmoeder, een oude boerin die op het eerste gezicht hard en ongevoelig lijkt. Het land is verwoest door de oorlog en bezet door buitenlandse troepen. Bij hun grootmoeder zullen de jongens scholing krijgen in een leven dat ruw en hard is, maar waar ze mede dankzij hun teruggetrokken en ‘asociaal’ gedrag een soort innerlijke groei kunnen doormaken.
Samengesteld uit zeer korte hoofdstukken is Het dikke schrift een wreed sprookje over de afschuw en de absurditeit van de oorlog. In een groot schrift geven de jongens hun visie op de gebeurtenissen om hen heen weer.
Aan het einde van het boek offeren ze hun vader aan een bom bij de grens en terwijl de een over diens lichaam de oversteek naar een ander land maakt, keert de ander naar het huis van Grootmoeder terug.
Samengesteld uit zeer korte hoofdstukken is Het dikke schrift een wreed sprookje over de afschuw en de absurditeit van de oorlog. In een groot schrift geven de jongens hun visie op de gebeurtenissen om hen heen weer.
Aan het einde van het boek offeren ze hun vader aan een bom bij de grens en terwijl de een over diens lichaam de oversteek naar een ander land maakt, keert de ander naar het huis van Grootmoeder terug.
In Het bewijs hebben ze een naam, Claus en Lucas (elkaars anagrammen).
Grootmoeder is dood en Lucas, die in haar huis is gebleven, adopteert Yasmine en haar kind. Hij raakt bevriend met Peter de Partijsecretaris, Victor de boekwinkelier en Clara de bibliothecaresse.
Grootmoeder is dood en Lucas, die in haar huis is gebleven, adopteert Yasmine en haar kind. Hij raakt bevriend met Peter de Partijsecretaris, Victor de boekwinkelier en Clara de bibliothecaresse.
Alle drie zijn het ontwortelde mensen afkomstig uit andere delen van het land die net als Lucas aan de ‘maladie de l'âme’ lijden, de ziekte van degenen die het ondraaglijke moeten leven in een totalitair regime. Alleen de oude bevriende priester lijkt niet te lijden aan de algemene amnesie die sinds de komst van ‘de nieuwe vreemdelingen’ of ‘bevrijders’ onder de bevolking heerst.
“Lucas gaat een groot gebouw bij de stadswallen binnen. Er wapperen vlaggen aan de gevel. Een hele serie zwarte naamplaten met vergulde letters geeft aan welke kantoren er gevestigd zijn.
POLITIEK BUREAU VAN DE REVOLUTIONARE PARTIJ
SECRETARIAAT VAN DE REVOLUTIONAIRE PARTIJ
VERENIGING VAN DE REVOLUTIONAIRE JEUGD
VERENIGING VAN REVOLUTIONAIRE VROUWEN
FEDERATIE VAN REVOLUTIONAIRE VAKVERENIGINGEN
Aan de andere kant van de deur een simpele grijze plaat
Met in rode letters: GEMEENTEZAKEN EERSTE ETAGE.
Lucas loopt de trap op, klopt op een matglazen raam waarop staat: IDENTITEITSKAARTEN.
Een man met een grijze stofjas schuift het raam open en kijkt Lucas aan zonder iets te zeggen.”
Citaat, Het bewijs, p. 181
POLITIEK BUREAU VAN DE REVOLUTIONARE PARTIJ
SECRETARIAAT VAN DE REVOLUTIONAIRE PARTIJ
VERENIGING VAN DE REVOLUTIONAIRE JEUGD
VERENIGING VAN REVOLUTIONAIRE VROUWEN
FEDERATIE VAN REVOLUTIONAIRE VAKVERENIGINGEN
Aan de andere kant van de deur een simpele grijze plaat
Met in rode letters: GEMEENTEZAKEN EERSTE ETAGE.
Lucas loopt de trap op, klopt op een matglazen raam waarop staat: IDENTITEITSKAARTEN.
Een man met een grijze stofjas schuift het raam open en kijkt Lucas aan zonder iets te zeggen.”
Citaat, Het bewijs, p. 181
Dat geheugenverlies is zo zwaar dat het leven van Lucas in deze jaren niet door hemzelf beschreven kan worden maar door zijn broer in exil, Claus, zoals aan het einde van het boek blijkt. Na het verdwijnen van Yasmine zorgt Lucas voor het kind Mathias, alsof het zijn eigen zoon was. Maar deze, getraumatiseerd door zijn aangeboren misvorming en door de angst zijn echte ouders nooit meer te zien, pleegt zelfmoord waarna Lucas op zijn beurt verdwijnt.
Twintig jaar later komt Claus terug en krijgt van Peter de dagboeken van Lucas die wij overigens niet te lezen krijgen, als enige bewijs van zijn bestaan. Het bewijs is een ‘roman noir’ waarin alle pogingen van de verschillende personages om een zinvol bestaan op te bouwen mislukken.
Twintig jaar later komt Claus terug en krijgt van Peter de dagboeken van Lucas die wij overigens niet te lezen krijgen, als enige bewijs van zijn bestaan. Het bewijs is een ‘roman noir’ waarin alle pogingen van de verschillende personages om een zinvol bestaan op te bouwen mislukken.
In De derde leugen tenslotte doorkruisen verschillende elkaar tegensprekende verhalen elkaar; ook de twee eerste boeken zijn tegenstrijdig met elkaar. Het is niet Claus maar Lucas die terugkomt, maar hij heeft de naam van Claus. Gevangengenomen in de kleine stad van zijn jeugd vanwege een verlopen visum, keert hij voortdurend terug naar zijn verleden waar leugens en waarheden zich lijken op te lossen in een leven dat gekenmerkt wordt door een ‘ondraaglijke eenzaamheid’.
Heeft hij een broer, een moeder, een vader, hij weet het niet meer: hij kan het graf van Grootmoeder niet meer vinden en in het stadje van zijn kinderjaren kent niemand hem en kan niemand zich hem nog herinneren. Dankzij de ambassade wordt een zekere Klaus T. gevonden, die onder het pseudoniem Klaus Lucas een van de grootste dichters van het land is.
In het tweede deel van het boek bereidt Klaus zich voor op het bezoek van zijn broer die hij eigenlijk niet van plan is te herkennen.
In het tweede deel van het boek bereidt Klaus zich voor op het bezoek van zijn broer die hij eigenlijk niet van plan is te herkennen.
De moeder heeft vroeger de vader doodgeschoten en Lucas per ongeluk verwond. Deze moet naar een revalidatiecentrum en wordt vervolgens geplaatst bij een oude boerin die hij ‘Grootmoeder’ noemt. Klaus wordt door de minnares van zijn vader in huis genomen en vindt later zijn moeder terug die in een psychiatrische inrichting was beland. Samen wonen ze in het ouderlijk huis, hij 's nachts drukker en overdag dichter, zij wachtend op haar andere zoon, Lucas.
Simple comme bonjour, toch?
Wordt nu eindelijk de waarheid in dit derde boek onthuld, of is het weer een nieuwe leugen? Is de waarheid nog belangrijk temidden van zoveel tragedies? Aan het einde van het gesprek tussen de twee broers is er geen hoop meer, het gezin kan niet meer herenigd worden en na zoveel onheil doen we het boek dicht met een bedrukt hart.
Wordt nu eindelijk de waarheid in dit derde boek onthuld, of is het weer een nieuwe leugen? Is de waarheid nog belangrijk temidden van zoveel tragedies? Aan het einde van het gesprek tussen de twee broers is er geen hoop meer, het gezin kan niet meer herenigd worden en na zoveel onheil doen we het boek dicht met een bedrukt hart.
Enfin.
De personages van Ágota Kristóf leven in een wereld waar de vervreemding heerst. Hoewel je kan vermoeden dat het over Hongarije gaat, vanwege de persoonlijke biografie van de schrijfster, wil Ágota Kristóf ons geen enkel historisch of geografisch herkenningsteken geven. De plaatsen zijn de Grote Stad en de Kleine Stad waarin alles zich tussen het huis van de Grootmoeder (het laatste huis voor de grens), het Grote Plein, de boekwinkel en het kerkhof afspeelt.
De personages van Ágota Kristóf leven in een wereld waar de vervreemding heerst. Hoewel je kan vermoeden dat het over Hongarije gaat, vanwege de persoonlijke biografie van de schrijfster, wil Ágota Kristóf ons geen enkel historisch of geografisch herkenningsteken geven. De plaatsen zijn de Grote Stad en de Kleine Stad waarin alles zich tussen het huis van de Grootmoeder (het laatste huis voor de grens), het Grote Plein, de boekwinkel en het kerkhof afspeelt.
Deze werkelijkheid verschuift ook, het huis van de grootmoeder verandert in een sportterrein, het revalidatiecentrum voor kinderen in een bejaardenhuis. Er is ook ‘het andere land’, waar Claus, ondanks de opening van de grenzen en het vallen van de muren niet gelukkig is geworden. Moeder, Vader, de buitenlandse officier, Grootmoeder, zo heten de personages. De tweeling is eerst ‘wij’ en zodra ze namen hebben, gebruiken ze die om van identiteit te wisselen en verwarring te scheppen.
In deze gesloten en beangstigende wereld die net verwoest is door de oorlog, arriveren de ‘nieuwe buitenlanders’ met hun huiszoekingen, overvallen, verkrachtingen. De stad waar ze wonen is een dode, lege stad. Grenszone, afgesloten, vergeten. Geen vreemdeling komt er hier in. De straten krijgen steeds nieuwe namen waardoor zelfs de bewoners niet meer weten waar ze zijn.
De protagonisten zijn, zitten, hangen, lopen zowel letterlijk als figuurlijk aan de rand, aan de grens: ze worden gezien als mentaal achterlijk, met een rare heks als grootmoeder en dat geeft hun in zekere zin de kans om te overleven. Maar zodra ze uit elkaar zijn, maakt de vrij sterke ‘wij’ waarmee ze alle gevaren de baas zijn plaats voor een tragische gespletenheid.
Als Lucas onder de loodzware naoorlogse jaren in een amnesie wegzinkt, wordt zijn broer die naar het westen is geëmigreerd zijn geheugen: hij is degene die het levensverhaal van Lucas schrijft.
Als Lucas onder de loodzware naoorlogse jaren in een amnesie wegzinkt, wordt zijn broer die naar het westen is geëmigreerd zijn geheugen: hij is degene die het levensverhaal van Lucas schrijft.
De gespletenheid behoort tot het gevoel twee verschillende levens te hebben (gehad), wat precies de situatie van vele émigré(e)s weergeeft. Om niet helemaal gek te worden praten de twee broers voortdurend in gedachten tegen elkaar:
“Ik ga naar bed en voor ik in slaap val, praat ik in mijn hoofd met Lucas, zoals ik al vele jaren doe. Wat ik tegen hem zeg, is ongeveer hetzelfde als meestal. Ik zeg tegen hem dat als hij dood is, dat hij dan geluk heeft, en dat ik graag in zijn plaats zou zijn. Ik zeg tegen hem dat hij van ons tweeën het beste af is, dat ik de zwaarste last moet dragen. Ik zeg hem dat het leven van een volstrekte nutteloosheid is, het is zinloosheid, waanzin, lijden zonder eind, het bedenksel van een antigod wiens boosaardigheid alle begrip te boven gaat.”
Citaat, De derde leugen, p. 415
“Ik ga naar bed en voor ik in slaap val, praat ik in mijn hoofd met Lucas, zoals ik al vele jaren doe. Wat ik tegen hem zeg, is ongeveer hetzelfde als meestal. Ik zeg tegen hem dat als hij dood is, dat hij dan geluk heeft, en dat ik graag in zijn plaats zou zijn. Ik zeg tegen hem dat hij van ons tweeën het beste af is, dat ik de zwaarste last moet dragen. Ik zeg hem dat het leven van een volstrekte nutteloosheid is, het is zinloosheid, waanzin, lijden zonder eind, het bedenksel van een antigod wiens boosaardigheid alle begrip te boven gaat.”
Citaat, De derde leugen, p. 415
Als tussen hallucinatie en wakende toestand in probeert elk verhaal een waarheid te construeren die uiteindelijk de herinneringen zou moeten verzachten voor de innerlijke vrede. Maar of het nu de biografie van Lucas door Claus betreft, de mémoires van Lucas in de gevangenis geschreven, of de bekentenis van Klaus, of zelfs het geheel van het derde boek, de enige waarheid is het lijden van de jongens.
Of de oorzaak in de gruwelijkheid van oorlog ligt (zoals in Het dikke schrift) of in het onmogelijke bestaan in een land zonder geheugen (Het bewijs), het innerlijke landschap van een émigré(e) blijft gekenmerkt door eenzaamheid, scheiding, de onmogelijkheid om haar/zijn ‘mal être’ met iemand anders te delen en de wanhoop die ontstaat door de eenzame confrontatie met zichzelf. De trilogie van Ágota Kristóf is in die zin een moderne legende met een universeel karakter die diep ontroert: de politieke muren kunnen wel een voor een vallen in ons oude Europa, de vrijheid die dan teruggegeven wordt is slechts een illusie. De andere, door de ontworteling gevormde innerlijke barrières zijn er nog, waardoor elke émigré(e) een kluizenaar in haar/zijn geschiedenis blijft.
Nog dit.
Deze boeken worden onder boekhandelaren wel eens ‘dé geheimtip’ genoemd. Heftige en rauwe boeken die veel meer lezers verdienen. Ook al laat Ágota Kristóf niets van haar lezers heel. Dit is grote literatuur met een nog grotere angel. Een beklijvende leestrip die je de adem beneemt en de grond onder je voeten doet wegzakken.
Deze boeken worden onder boekhandelaren wel eens ‘dé geheimtip’ genoemd. Heftige en rauwe boeken die veel meer lezers verdienen. Ook al laat Ágota Kristóf niets van haar lezers heel. Dit is grote literatuur met een nog grotere angel. Een beklijvende leestrip die je de adem beneemt en de grond onder je voeten doet wegzakken.
De drie boeken deden mij onverwijld terugdenken aan Zwarte spiegels, het zo goed als ongekende meesterwerk van Arno Schmidt uit 1951. Het boek borstelt in dagboekvorm het utopische beeld van een aarde, waarop bijna alle leven door een atoomoorlog werd vernietigd. De naamloze ikfiguur doorkruist een land van ruïnen en restanten die weer door de natuur worden overwoekerd. Hij is ongevoelig geworden voor de alom rondliggende skeletten, regelt zijn overleven door middel van voeding in blik en gesloten glazen potten, en bouwt een hut aan de rand van heide en bos. Het enige wat de ikfiguur echt nodig heeft zijn de boeken van zijn lievelingsauteurs, waarvan hij zich gul bedient in bibliotheken en antiquariaten (de droom van elke bibliomaan respectievelijk bibliofiel). Voor korte tijd trekt een vrouw bij hem in, maar het paradijselijke bestaan als laatste mensenpaar wordt door deze Eva verbroken.
Nuja.
Het is goed dat deze bundeling boeken zopas is gepubliceerd, want het is zondermeer een bijzonder raadselachtige, maar meeslepende trilogie over de onwerkelijkheid van oorlog en dictatuur. Een tijdloos literair momument over de wreedheid van oorlog en geweld.
Wat de schrijfster ons voorschotelt is geen autobiografisch of historisch relaas, maar een dubieuze Kafkaëske onwerkelijkheid, waarin iedereen anoniem is, waarin alle herkenbare (geografische, historische) feitelijkheden achter abstracta verdwijnen, en waarin alles ongrijpbaar en ambigu wordt. Daardoor maakt ze de absurditeit van oorlog en dictatuur indringend voelbaar. Indringender misschien zelfs dan in een conventioneler boek – een realistische roman, een gedocumenteerde beschrijving- mogelijk is. Of op zijn minst indringend op een heel andere manier.
Het is goed dat deze bundeling boeken zopas is gepubliceerd, want het is zondermeer een bijzonder raadselachtige, maar meeslepende trilogie over de onwerkelijkheid van oorlog en dictatuur. Een tijdloos literair momument over de wreedheid van oorlog en geweld.
Wat de schrijfster ons voorschotelt is geen autobiografisch of historisch relaas, maar een dubieuze Kafkaëske onwerkelijkheid, waarin iedereen anoniem is, waarin alle herkenbare (geografische, historische) feitelijkheden achter abstracta verdwijnen, en waarin alles ongrijpbaar en ambigu wordt. Daardoor maakt ze de absurditeit van oorlog en dictatuur indringend voelbaar. Indringender misschien zelfs dan in een conventioneler boek – een realistische roman, een gedocumenteerde beschrijving- mogelijk is. Of op zijn minst indringend op een heel andere manier.
Want de wereld is een onbevattelijk bizarre hel, bedacht door duivels. En daarop reageert Ágota Kristóf op passende wijze. Namelijk met een trilogie die zichzelf ook als een onwerkelijk bedenksel presenteert, vol met leugens en dubbele bodems, en vol met vervreemdende passages. Een bedenksel bovendien dat alle begrip te boven gaan, net als de wereld, die hel.
Ondermaanse en bovenmaanse, steevast zonderlinge realiteiten die misselijk maken. Waar we niet langer meewillen verkleefd zijn. Ik zeg U dat ik er niet langer mee verkleefd wil zijn. Met dit hondsdol gedraaide reservoir van zelden eenduidig geformuleerde beweegredenen, drijfveren, emoties, gevoelens en stemmingen willen wij liefst van al niet langer verkleefd zijn. Want mensen en dingen worden immers dan pas werkelijkheid als iemand ze ten langen leste met liefde verlijmt. In daadwerkelijk neergeschreven woorden van zwartgallige troost.
In niet in catalogi omschreven reveilles. In spiegels, zwarte spiegels. En in dikke schriften, in bewijstukken en in leugens. Als om de hele zwik wakker te houden voor de oprukkende janitsaar.
Want, Op U - vrijdenker - komt het immers aan, toch?
Benny Madalijns
Meer van Benny Madalijns
In niet in catalogi omschreven reveilles. In spiegels, zwarte spiegels. En in dikke schriften, in bewijstukken en in leugens. Als om de hele zwik wakker te houden voor de oprukkende janitsaar.
Want, Op U - vrijdenker - komt het immers aan, toch?
Benny Madalijns