interessante thema's _In de kijker
Ecologie en duurzaamheid
Het humanisme van de 21ste eeuw is sterk doordrongen van het idee dat mensen niet alleen verantwoordelijk zijn voor de eigen omgeving en het hier en nu, maar ook voor het ‘welzijn’ van de planeet en van toekomstige generaties.
Hieronder worden enkele thema’s en aspecten van de duurzaamheidsproblematiek verder onder de loep genomen. U vindt ook enkele documenten die informatie en achtergrond geven.
We moeten deze houding ook koppelen aan sociale rechtvaardigheid, aan intergenerationele solidariteit en aan rechtvaardigheid. Het respect voor mensen aan het andere eind van de wereld die goederen produceren die jij en ik gebruiken, of het besef dat zij de (negatieve of positieve) gevolgen kunnen ondervinden van jouw keuzes en acties. Maar ook het respect voor natuurlijke rijkdommen en natuurlijk erfgoed, zodat de generaties na ons ook een goed leven kunnen hebben, of de erkenning van de nood aan een eerlijke verdeling van welvaart en een recht op het beschikken over hulpbronnen.
Vraagstukken en uitdagingen rond duurzaamheid (het bestendig omgaan met materialen en hulpbronnen waarmee welvaart wordt voortgebracht, zoals grondstoffen) en ecologie (in de betekenis van milieuvriendelijk en -verantwoord), behoren tot de meest gewichtige thema’s in hedendaagse samenlevingen. Want ergens lijkt het erop dat we tijdens onze menselijke evolutie de verbondenheid met onze omgeving en de natuur, en haar rijkdom en ritmes, zijn kwijtgeraakt.
Globalisering, toenemende mobiliteit, de verdere ontwikkeling en uitbreiding van techniek en technologie en de toename van consumptiegedrag en vrije tijd, leidden ertoe dat de menselijke soort ingewikkelde systemen van exploitatie en distributie (en mogelijkheden tot exploratie, zoals bij reizen), op poten zette. Met geld en arbeid als motoren, en met wat intussen vaak ongebreidelde verlangens en nooit eindigende behoeften lijken (zoals brandstof), werd en wordt heel wat welvaart gecreëerd, die helaas ook ongelijk verdeeld is. Terwijl deze welvaart voor heel wat mensen in de rijkere contreien bijna vanzelfsprekend is geworden, geldt ze vandaag vaak als een ultiem streefdoel voor zij die deze welvaart nog niet kennen.
Maar intussen gaat het niet per se erg goed met ons persoonlijke welzijn en dat van onze omgeving… Steeds vaker krijgen ‘hoogontwikkelde kapitalistische samenlevingen’ te maken met fenomenen als gigantisch verzuim door stress op het werk, zinloos geweld, de toename van depressies, groeiende vervreemding tussen mensen. En zien we ook vaker golven van migratie en vluchtelingenstromen of zich opstapelende milieuproblemen.
Voor HVV is het duidelijk dat de mens zich op dit punt van zijn evolutie in een crisis bevindt, die te maken heeft met het eigen succes als soort, maar ook met onze manier van (niet) omgaan met eindigheid. Want niet enkel onze creativiteit, intelligentie en onze drang naar het verleggen van grenzen, maar vooral ook onze kortzichtigheid en ons streven uit eigenbelang, spelen een cruciale rol in de creatie van deze crisissituatie(s).
De huidige klimaatcrisis is een signaal dat we het ecosysteem van de Aarde in meerdere opzichten met te weinig respect bekijken en behandelen; dat we ‘de natuur’ te veel naar onze hand willen zetten en te zeer in ons eigen voordeel willen draaien, zonder oog te hebben voor de langere termijn.
Ons menselijk bestaan is complex en de kennis en inzichten die we verzamelen, evolueren elke dag. Wetenschappelijke kennis wordt doorgaans gestaag opgebouwd (erkende wetenschappelijke theorieën), maar na verloop van tijd vaak opnieuw in vraag gesteld door nieuwe observaties en ontdekkingen.
Over de situatie van ons klimaat en leefmilieu ontwikkelde de mensheid de voorbije decennia steeds meer kennis. Vroegere of hedendaagse 'primitieve' beschavingen leefden dan wel vaak in ontzag voor de natuur, vereerden die misschien en hielden zelfs informatie bij (die hen hielp m.b.t. het bepalen van de zonnestand, weerfenomenen voor het plannen van oogsten, ...), maar ze kwamen nooit tot een vrij gedetailleerde en ruime kennis over milieu en klimaat zoals de huidige wetenschappen.
Door systematische observaties en wereldwijd uitgebreid onderzoek, is het vandaag mogelijk om echte trends en grote veranderingen in natuurlijke fenomenen en het klimaat te zien. Zo weten we - en dit wordt ook bevestigd door klimaatwetenschappers via simulaties met nauwkeurige computermodellen - dat de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt: overal ter wereld, ook in de oceanen. De temperaturen overschrijden de waarden die binnen natuurlijke variatie kunnen verwacht worden. Ze zijn dus 'abnormaal'. Ook het verband met de toename van het CO²-gehalte in de atmosfeer is intussen gelegd en ruim bekend. Hogere concentraties van CO² leiden tot temperatuursstijgingen, omdat dan meer zonnewarmte in de atmosfeer wordt vastgehouden. De cijfers liegen er niet om: voor Antarctica zijn data beschikbaar tot 65.000 jaar terug, waaruit blijkt dat in deze volledige voorliggende periode de CO²-concentraties nooit zo hoog waren als vandaag (nl. meer dan 300 ppm). En 20 van de 21 warmste jaren op onze planeet (op basis van informatie sinds het begin van de metingen uiteraard), kwamen voor in de afgelopen 25 jaar.
Door temperatuursstijging van de oceanen ontstaat krachtigere stijgingsenergie, wat leidt tot steeds krachtigere orkanen. Vroeger kwamen er zelfs geen orkanen voor in het zuidelijke deel van de Atlantische oceaan, nu wel. Bovendien zorgt de warmere lucht boven het water ervoor dat er meer vocht wordt vastgehouden, wat aanleiding geeft tot hevigere regenbuien. Deze talrijke, zware regenbuien – door de opwarming is er veel vaker sprake van regen- dan van sneeuwvorming – veroorzaken op hun beurt grote overstromingen aan land. In 2005 beleefde Europa een groot aantal ongeziene overstromingsrampen.
De afgelopen eeuw zou de hoeveelheid neerslag met zo'n 20% zijn toegenomen. Tegelijk echter verplaatsen de neerslagzones zich, waardoor bepaalde gebieden in de wereld met enorme droogtes te maken krijgen. Meren en rivieren krimpen, wat aanleiding geeft tot humanitaire rampen, gezien de aanhoudende droogte lokaal een water- en voedselgebrek creëert. De honger en verzwakking van de bevolking geeft op zijn beurt dan weer aanleiding tot vluchtelingenstromingen, oorlogen en genocides.
Een ander gevolg van klimaatwijziging is het veranderen van de seizoensritmes. Sommige delen van onze planeet warmen sneller op dan normaal en daardoor wordt het globale patroon overhoop gehaald. Dit is niet alleen een kwestie van vage lentes en regenachtige zomers bij ons. Neen: hierdoor worden tal van delicate, uitgebalanceerde ecologische relaties verstoord, gaande van de bloeiseizoenen van planten over de vogeltrek en broedseizoenen van ettelijke soorten tot de daadwerkelijke migratie van soorten naar andere oorden (waar zij niet thuishoren), en dit als aanpassingsstrategie.
Nog erger is de huidige, schrijnende verdwijning (extinctie) van zéér veel dier- en plantensoorten. Niet enkel de klimaatverandering is hier de boosdoener, maar ook het letterlijke verlies van leefgebieden ten voordele van menselijke (bv. industriële) activiteit of urbanisatie. Het uitsterven van soorten gaat razendsnel. Biologen spreken dan ook over ‘het grote uitsterven’, ook al worden nog jaarlijks nieuwe soorten ontdekt in weinig geëxploreerde en moeilijk toegankelijke gebieden. Er sterven ongetwijfeld zelfs soorten uit waarvan we het bestaan zelfs nooit gekend hebben.
De effecten van klimaatswijziging zijn overdonderend. Zo erg dat ze zelfs deels de wereldkaart zoals wij ze vandaag kennen, hertekenen. Als koraalriffen afsterven, het arctische zee-ijs verloren gaat, de ijskappen afbreken, de permafrostbodems in het hoge Noorden hun methaangas dreigen te lossen en zelfs de Golfstroom dreigt stil te vallen, dan moeten de alarmbellen beginnen te rinkelen.
‘Duurzaamheid’ is een begrip afkomstig uit de bosbouw, later ook gebruikt in de visserijbiologie. Het gaat erom de natuur zodanig te beheren dat de natuurlijke structuren en processen niet (principieel) worden aangetast. Het idee van duurzaamheid hangt samen met een eindigheidsbesef: natuurlijke bronnen, grondstoffen,... zijn niet onuitputtelijk en moeten ook beschermd worden. Opdat de natuurlijke cycli zouden gevrijwaard worden, opdat aangroei/herstel zou mogelijk zijn, maar ook opdat volgende generaties nog gebruik zouden kunnen maken van de natuurlijke rijkdom. Denken over duurzaamheid heeft dus te maken met het hebben van een langetermijnvisie. Duurzaamheidsdenken is ook een vorm van kritisch denken en van systeemdenken. De ‘duurzaamheidsdenker’ heeft aandacht voor de context. Processen en systemen worden in kaart gebracht, en vanuit een dieper waardebesef leert men via inclusief en oplossingsgericht denken en zoeken naar alternatieven die mens en milieu ‘sparen’.
De volgende definitie komt van de World Commission on Environment and Development van de Verenigde Naties in hun rapport ‘Our Common future’: “Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.” Het begrip duurzame ontwikkeling was ook een cruciaal gegeven in het Brundtland-rapport (1987), dat de connectie maakt tussen economische groei, milieuvraagstukken en armoede en ontwikkelingsproblematiek. Er wordt in het rapport gesteld dat armoede duurzaam gebruik van de natuurlijke omgeving belemmert en dat de integratie van natuurbehoud en economische ontwikkeling nodig is voor duurzame ontwikkeling. Als we vanuit deze kennis handelen, moeten we armere mensen en regio's helpen in het zoeken naar verantwoorde manieren van het verhogen van hun levenskwaliteit, en aan de andere kant de ontwikkeling en groei in rijkere regio's gepaard laten gaan met een doordachte visie en planning waarin het duurzaamheidsdenken als integraal onderdeel is opgenomen.
Duurzame ontwikkeling houdt dus in dat er voorzichtiger wordt omgesprongen met energie en hulpbronnen. Het ontwikkelen van nieuwe, efficiëntere technologieën en de inzet van alternatieve energiebronnen (bv. water-, wind- en zonne-energie) zijn daartoe belangrijke instrumenten. Maar ook onderwijs en vorming over het belang van duurzaamheid (bijvoorbeeld via lessen over milieubehoud), een duurzame landbouw, veeteelt en visserij, die rekening houdt met duurzaamheid reeds in de productiemethodes, het werken aan duurzaamheidsdoelstellingen voor de bedrijfswereld en vooral een andere, rijpere en kritischere houding ten aanzien van consumptie en rijkdom over het algemeen, is wat we nodig hebben om duurzaamheid in onze hoofden en te installeren. Ook het stilstaan bij de wenselijkheid van een ongecontroleerde bevolkingstoename past in dit plaatje.
Als we de draagkracht van onze leefsystemen overschrijden, worden we daar uiteindelijk zelf het slachtoffer van. Het is misschien ongewoon voor ons om veel verder te denken dan de dag van vandaag of morgen, maar het besef dat we op een mooie, maar eindige ‘blauwe planeet’ wonen, zou ons moeten sterken om de juiste koers te nemen. Interessant in dat verband is het werk van Annie Leonard: ‘The story of stuff’, of “hoe onze obsessie met spullen de planeet, onze samenleving en onze gezondheid uitput”. We lijken ons volgens de auteur niet te realiseren waar alle goederen die we in de winkel kopen, vandaan komen, dat daarvoor grondstoffen nodig zijn en hoe productie-, distributie-, consumptie- en verwerkingsprocessen verlopen en wat daar allemaal bij komt kijken. Zij stelt dat de aarde lijdt onder onze hebzucht en dat ons koopgedrag bovendien op slinkse wijze op peil wordt gehouden door de industrie en de reclame.
In een artikel uit een recent cahier van deMens.nu, schetst Erik Thoen, hoogleraar en voorzitter van de Vakgroep Geschiedenis van de Universiteit Gent, de veranderingen in onze (westerse) opvattingen over natuur vanaf de middeleeuwen en geeft hij ook de oorzaken aan van deze wijzigende opvattingen. Tijdens de middeleeuwen, in de pre-industriële periode, werd de natuur hoofdzakelijk gezien als nutsbron voor de mens. Toen was er nog duidelijk sprake van een religieuze houding ten aanzien van de natuur: de samenleving was hoofdzakelijk ruraal van structuur, er waren weinig steden, technische kennis was beperkt en de afhankelijkheid van ‘moeder-aarde’ was nog vrij groot, ook al waren er toen al milieurampen omdat men in Europa – bijvoorbeeld - aan ontbossing deed.
Toen wetenschap en techniek in de 16de en 17de eeuw sterk vooruitgingen en de kennis hierover via de boekdrukkunst verspreid werd, werd het globale wereldbeeld meer en meer mechanistisch (cfr.. Descartes). In de 17de en vooral 18de eeuw werd de natuur door humanisten ‘avant la lettre’ (o.a. J.J. Rousseau) wel weer opgewaardeerd (“de natuur is goed, de mens maakt ze slecht”). Deze ideeën vormden de basis voor de romantiek met haar manifeste natuurverheerlijking in de late 18de en 19de eeuw. Maar hiertegenover staat de evolutie van de economische organisatie van de maatschappij. In de 19de eeuw breidden de industrie en handel in onze samenlevingen sterk uit. Dit proces van industrialisering vergrootte de schaal van milieuproblemen en internationaliseerde ze. Ook de bezitsdrang, die de basis vormt van de ‘moderne liberale economie’ nam toe: meer mensen kregen toegang tot luxe (R. Smith). Aangezien mensen steeds meer in steden gingen wonen en er in fabrieken werkten, raakten ze steeds meer vervreemd van de natuur. Kapitalisme en industrialisering beïnvloedden met andere woorden grondig onze visies over de natuur.
Uiteraard kwamen er ook reacties op het vervreemdingsproces, onder meer in de vorm van milieubewegingen. De ideeën van het darwinisme zorgden ook voor een nieuwe ‘vernatuurlijking’ van de mens.
Humanistische denkers hebben in de geschiedenis zeker bijgedragen tot de waardering van de natuur en haar schoonheid. Ook het streven, vanuit een rechtvaardigheidsidee, naar meer maatschappelijke en politieke gelijkheid (tegen slavernij, tegen de klassenmaatschappij,…) vormt een voedingsbodem voor natuurwaardering. Ecologisch bewustzijn kan dan eigenlijk ook een vervolg zijn op een groeiend sociaal-humanistisch bewustzijn. Maar het welvaartsparadigma en de idee van (constante) groei overstemmen dit bewustzijn helaas vaak te gemakkelijk. Het lijkt er bijna op dat we echt grote en herhaaldelijke milieurampen nodig hebben om tot een besef van afhankelijkheid en kwetsbaarheid, en een vernieuwd ecologisch bewustzijn te komen, en aldus een duurzaamheidsdenken dat de groeifixatie doorbreekt, kansen te geven. Want het is inderdaad paradoxaal dat ons succes ons ook kan vernietigen.
Het vroegere vrijzinnig humanisme ging erg uit van het centraal stellen van de mens. Het benadrukte, naast het principe van Vrij Onderzoek, vooral het belang van de menselijke zelfbeschikking. Dit houdt in dat mensen zelf kunnen en mogen bepalen hoe zij hun leven invullen en vormgeven, voor zover ze anderen daarmee geen schade toebrengen. Het idee hierachter is dat mensen immers zelf zin kunnen geven aan hun leven en hiervoor niet afhankelijk moeten zijn van een externe autoriteit. Dit idee van autonomie wordt veelal tegenover paternalisme (betutteling) gesteld, waarbij anderen bepalen wat je moet doen (bv. religie, de staat,...). Maar autonomie kan ook een minder positieve invulling krijgen: autonomie als verregaande zelfbepaling die kan ontaarden in blind eigenbelang.
Belangrijke denkers zoals prof. Jaap Kruithof, prof. Etienne Vermeersch en Harry Kunneman wezen erop dat we de menselijke soort eigenlijk moeten re-contextualiseren. Want hoewel we een machtige en sterk ontwikkelde soort zijn - die zaken als kunst, cultuur, techniek en technologie voortbrengt - zijn we ook niet almachtig. Bovendien leven we op een eindige en kwetsbare planeet. Jaap Kruithof sprak zelfs over het belang van het herinvoeren van een vorm van ‘religiositeit’ (het zijn, doen en hebben in dienst stellen van hogere waarden en doeleinden, en de afhankelijkheid van en verbondenheid met grotere gehelen te beseffen, assumeren en naar dit inzicht te handelen, dus niet in godsdienstige termen). Hij bracht als alternatief voor het antropocentrisme een ecocentrische levensbeschouwing naar voren, waarvan het ecosysteem zelf en niet de mens het hart vormt. Voor een denker als Etienne Vermeersch is de strijd tegen de bevolkingsexplosie dan weer onnoemelijk belangrijk. “Zelfs met de bijna 7 miljard mensen die er
vandaag leven, zitten we met enorme problemen. Men schat het aantal mensen dat in diepe ellende leeft op ongeveer 1 miljard.”
Het vrijzinnig-humanistisch ‘credo van zelfbeschikking’ zou, zeker gezien de ervaring en kennis die de mensheid vandaag heeft over de gevolgen van ons handelen op onze omgeving, moeten samengaan met een doorgedreven (zelf)kritische houding omtrent het eigen gedrag, consumptie, etc. Ook een diepgaand besef van de onderlinge afhankelijkheid en verbondenheid van mensen en soorten (of we dat nu een vorm van religiositeit willen noemen of niet) – de kwetsbare ecosystemen en het broos evenwicht van onderlinge relaties daarin - dringt zich op. Bovendien, als voor vrijzinnig humanisten de ratio inderdaad een belangrijke tweede peiler is, dan moeten we ook daadwerkelijk nuchter durven te kijken naar de gevolgen van ons denken en handelen op anderen en op onze omgeving.
Mensen moeten vandaag dus niet alleen de vrijheid hebben om hun eigen leven in te vullen, maar ook ten volle de verantwoordelijkheid leren opnemen voor hun daden en de gevolgen ervan.
Het is intussen glashelder – we hoeven de kranten maar te lezen of de televisie aan te zetten - dat de klimaatveranderingen de mensheid meer en meer treffen en een enorme impact hebben op het leven van heel veel mensen en organismen, zeker als we het tij niet op tijd keren. Het is dus beslist zinnig om ons aan te passen en ons gedrag te wijzigen, om de schade te beperken, uit respect voor onszelf en voor de natuur.
Sinds de VN-milieutop in Rio de Janeiro (de 'Earth Summit' van 1992) wordt erkend dat onze productiemethoden en consumptiepatronen niet duurzaam zijn. We zijn ons sindsdien steeds meer bewust geworden van wat er op het spel staat: onze leefwereld is in gevaar. Intussen weten heel wat mensen dat ze met hun levensstijl beslag leggen op een veel grotere biocapaciteit dan degene die normaal voor een gemiddelde aardbewoner is weggelegd. Dit kan door bewuste burgers zelf berekend worden aan de hand van de zogenaamde ecologische voetafdruk, waarmee je nagaat hoeveel hectare land nodig is om je levensstijl – dus je consumptiegedrag en dergelijke - te kunnen realiseren, en waarmee je kan zien hoever je daarmee je persoonlijke ‘quotum’ overschrijdt.
We weten dat de behoeften van alle mensen niet in gelijke mate kunnen gelenigd worden, enerzijds omdat het vermogen van de planeet om alle levensvormen in stand te houden dan wordt aangetast en anderzijds omdat ook de behoeften van toekomstige generaties dan in het gedrang komen.
Overheden schieten steeds meer in actie om verdragen te ondertekenen, praktische maatregelen door te voeren (bv. groene stroom promoten, ecocheques uitreiken, katoenen luiers verschaffen,…) en via projecten en campagnes meer milieu- en ecologisch bewustzijn naar de burgers te brengen. Maar helaas spelen voor deze overheden vaak ook veel andere, niet in het minst economische en electorale belangen een rol, waardoor hun inzet en impact lang niet altijd zo groot is of lang wordt volgehouden.
Ecologisch bewustzijn houdt in dat we stilstaan bij en nadenken over de gevolgen van ons gedrag en onze keuzes op milieu en klimaat. Dit is niet alleen noodzakelijk, het is ook verstandig, aangezien ook onze eigen toekomst en leefomstandigheden ermee gemoeid zijn. Als antwoord op deze toenemende bewustwording over het belang van milieuzorg, duurzame keuzes en het besef van eindigheid, worden vandaag al vele initiatieven opgezet waarmee mensen alternatieve keuzes kunnen maken. Het gaat dan om de ontwikkeling en promotie van eerlijke, duurzame handel, biologische producten, alternatieve, groene energie, hybride en elektrische wagens,... Deze alternatieven bieden een aanbod van productieprocessen (en nadien van verwerkingsprocessen) die meer rekening houden met de impact op het leefmilieu en de kwetsbaarheid van de natuur. Dit wordt dan ‘duurzame handel’ genoemd. De principes van duurzame handel zijn des te noodzakelijker omdat de armere, vaak nog van landbouw afhankelijke bevolking in ontwikkelingslanden, vaak het eerste slachtoffer is van klimaatveranderingen en milieuverloedering, met name door extreme droogte, hongersnood en/of overstromingen.
“We can’t solve problems by using the same kind of thinking we used when we created them.” (Albert Einstein)
Wanneer we ons realiseren hoe fundamenteel de huidige klimaatcrisis is, is de eerste reflex er misschien één van moedeloosheid. “Hoe kan ik nu de wereld waarin we leven veranderen?”. “Welke invloed kan ik, dat ene kleine mensje, nu hebben?” Begrijpelijk! Maar navelstaren of de blik afwenden is een reactie of houding die we ons in deze alarmfase niet kunnen permitteren. Er is maar één wereld, die we levensvatbaar moeten houden - niet alleen voor ons eigen geluk, maar ook voor dat van de volgende generaties.
Het menselijke gedrag moet evolueren van dat van de ‘homo destructor’ naar de ‘homo responsabilis’ (met andere woorden van een eerder vernietigend naar een verantwoordelijk menstype), en dit vraagt om een omslag in ons denken. “Be part of the solution, not the problem” (VS, '60). Dit kan pas als we ons richten op de mogelijkheden, kansen, sterktes, samenwerking, op dat wat werkt en effectief is, op onze echte doelen, op wat we uiteindelijk willen, op actie en daadkracht. We mogen ons dus niet blindstaren of laten leiden door de problemen, obstakels, zwakheden, het verleden, het aanwijzen van schuldigen,...
We mogen ons vooral ook niet laten misleiden en denken dat we het consumentisme, de voedingsindustrie, de vervuiling,… frontaal moeten aanvallen of kunnen uitbannen. We kunnen wel mensen informeren, alternatieven aanbieden, en vooral een sterker sociaal weefsel creëren. We moeten dus meer inzetten op de “pull-factoren”. (P.T. Jones & Vicky De Meyere)
Als we beseffen dat slechts een vierde van de oppervlakte van de Aarde biologisch productief is (bossen, zacht water, kustgebied, weigronden…) en dat de mensheid in totaal 11,3 miljard hectare moet delen, dan levert een eenvoudig rekensommetje op dat er slechts 1,8 wereldhectare/persoon beschikbaar is. Maar in 2001 bedroeg de ecologische voetafdruk 2,2 wereldhectare per persoon, dus 21 procent meer dan wat voorhanden is. Zodoende wordt het natuurlijk kapitaal sneller uitgegeven dan het opnieuw kan worden aangemaakt. (WWF Belgium)
Het sociaal-cultureel werk kan als onderdeel van het middenveld meehelpen aan grotere bewustwording en aan het werken aan een meer duurzame samenleving. Dit kan via gesprekken, vorming, projecten, workshops, etc. - zelfstandig of in samenwerkingsverband – over de belangrijkste thema’s, zoals voeding, reizen en vrije tij of door andere, creatievere invullingen. Als meerdere actoren in het middenveld zich verenigen, staan we een stuk sterker! Dan wordt het mogelijk om echte buurtprojecten, campagnes en strategieën op te zetten die leiden tot concrete actie en resultaten die we voelen op het terrein.
Het is ontstellend om te beseffen dat uiteindelijk 70 à 80% van de op nationaal niveau gebruikte energie verband houdt met huishoudelijke consumptie (dit blijkt uit een studie over het metabolisme van vier Europese steden in Nederland, Groot-Brittannië, Zweden en Noorwegen). Ook daar ligt dus een grote noodzaak tot verandering, waarover we mensen moeten informeren. De sectoren die het grootste indirecte energieverbruik (energieverbruik voor verpakking, distributie, verwerking,…) genereren, zijn trouwens de voedingsindustrie, het transportwezen en de vrijetijdsbestedingen (Schoot Uiterkamp, 2007).
HVV wil graag haar steentje bijdragen. HVV zal zich in de toekomst inzetten voor duurzaamheid en ecologie - zowel binnen de eigen vereniging als via samenwerkingsverbanden.
Voor wijlen Jaap Kruithof gold de mens als ‘meter’, namelijk als enige valorisator (enkel hij/zij kent waarden toe) maar zeker niet als enige maat der dingen. Niet de mens is de hoogste en laatste waarde, maar het planetaire systeem waar hij deel van uitmaakt, zei Kruithof. Hij pleitte daarbij ook voor een synthese van menselijk verstand en gevoel, tegen de westerse opvatting dat het verstandelijke rationeel is en het gevoelsmatige irrationeel.
Een andere denker, Harry Kunneman (hoogleraar Sociale en Politieke Theorie aan de Universiteit voor Humanistiek in Nederland), stelt dat het nodig is om de betekenis en de grenzen van het begrip autonomie binnen het humanisme te verhelderen. Hij wijst als motivatie naar de opmars van het ‘dikke-ik’ en de daaraan verbonden nadruk op consumeren, concurreren en presteren (zonder rekening te houden met de negatieve gevolgen voor andere mensen en de toekomst van de planeet). Wanneer mensen alleen op hun eigen vrijheid en ontplooiing betrokken zijn, is er geen sprake van daadwerkelijke autonomie, aldus Kunneman. Het gevaar bestaat er dan in dat mensen zich te veel afsluiten van anderen en vooral op eigenbelang gericht zijn.
Hiertegenover staat een andere invulling van autonomie, namelijk een 'diepe' autonomie, die veel kritischer is en meer moet begrepen worden in termen van levenskunst. Deze vorm van autonomie is niet gegeven, hij moet ontwikkeld worden. Want het is niet omdat mensen het vermogen hebben om autonoom te zijn, en dit krijgen aangeleerd via opvoeding en onderwijs, dat ze ook werkelijk aan (kritische) zelfbepaling doen: dit vraagt oefening en bewustzijn. Enkel 'hogere-orde-reflectie' stelt mensen in staat om werkelijk te achterhalen wat ze willen en wat wenselijk is en daarop een rangorde aan te brengen in hun waarden en verlangens. De mens is dus niet alleen niet dé maatstaf, hij moet ook nog (beter) leren meten!
'Diepe' autonomie maakt mensen socialer en zorgzamer - voor zichzelf en elkaar. Dergelijke invulling van autonomie is dus niet mateloos, dwangmatig, vervreemdend of instrumenteel (en dus niet in de lijn met het neoliberale, kapitalistische denken). Het is juist een zeer ‘humanistische autonomie’. En zo'n idee kan vervolgens uitgebreid worden naar zorgzaamheid voor de natuur en de leefomgeving, dus naar groeiende aandacht voor de vele ecologische relaties. Want tenslotte maken wij als menselijke soort wezenlijk deel uit van een geraffineerd ecosysteem, ook al staan we aan de top van de voedselketen.
Als we meer zin en diepgang vinden in onszelf en in onze relaties - zonder daarbij onze autonomie op te geven - dan kunnen we ook makkelijker opnieuw betrokkenheid voelen met de natuur en ons daadwerkelijk bekommeren om de toestand van het klimaat.
Duurzaamheidsdenken vergt een grondig herdenken van de positie van de mens in relatie tot productieprocessen, het materiële en de natuur. Het gaat daarbij vooral om het betrachten van meer respect, waardigheid, maat houden, natuurlijkheid en rechtvaardigheid.
Het ‘from cradle to cradle’-idee is interessant: geproduceerde goederen kunnen ‘van wieg tot wieg’ meegaan. Producten kunnen immers ook worden geleend van elkaar, ze kunnen doorgegeven worden van generatie op generatie, ze kunnen worden hergebruikt of 100% gerecycleerd,... Deze manier van denken kunnen we verbinden aan de opvatting van échte autonomie: een opvatting waarbij we de mens zien als een wezen dat in staat is zichzelf te taxeren en te evalueren en zijn verlangens en waarden indien nodig, op grond van kritische overwegingen, bij te sturen. Daarvoor moeten we echter wel 'in eigen boezem' durven kijken. We moeten de tijd nemen om te durven stilstaan bij onze innerlijke drijfveren en bij de diverse motieven die ons handelen bepalen. We moeten leren filteren en bepalen welke motieven we wel en welke we niet toelaten. Pas dan durven we ons ook vragen stellen als: “Heb ik wel echt een tweede auto nodig? Hangen er al niet genoeg kleren in mijn kleerkast? Waarom zou ik de oude fiets van de buurman niet overk
open in plaats van zelf een nieuw exemplaar aan te schaffen? Moet ik echt alweer de nieuwste gsm of smartphone kopen om ‘mee te tellen’?
Harry Kunneman spreekt hier heel zinnig over het belang van aandacht voor ‘trage vragen’ in een snelle wereld. Er moet plaats blijven voor de werkelijke diepe, existentiële vragen en noden van mensen – deze die handelen over geluk, zinvolle relaties, over zorgkwesties, ouder worden, over het leven en de dood, over zin en onzin, over ziekte en verval,… Ook in een wereld waarin alles wel lijkt te draaien rond consumptie, snelheid, informatie en concurrentie. Als een samenleving dat niet doet, worden mensen immers vaker ziek, raken ze verslaafd, voelen ze zich onbestemd en ongelukkig of ontworteld, worden ze uitgesloten of voelen ze zich aan de kant gezet. Het gaat hierbij overigens om onze diepste menselijkheid, het diepe besef dat we in wezen allemaal behoeftig en kwetsbaar zijn – iets wat ons overigens juist niét met de reclame wordt ingelepeld of dat niet met de laatste mode wordt meegeleverd.
De onderlinge afhankelijkheid is overigens ook van toepassing op de productie en distributie-processen: om ons een nieuw paar sneakers te kunnen aanbieden in de winkel, moet (wellicht) arbeid worden verzet in een verre fabriek aan de andere kant van de wereld, en moet dit afgewerkte product vervolgens duizenden kilometers afleggen in een container op een schip. Deze complexe relaties van afhankelijkheid zijn veelal onzichtbaar en we staan er nauwelijks bij stil hoeveel arbeid of organisatievermogen er achter een bepaald goed schuilgaat wanneer we het in de winkel kopen. We vinden het heel normaal en evident dat deze producten (continu) in de winkel beschikbaar zijn - ook al worden ze door ons misschien voortijdig gedumpt (omdat een nieuw paar zelfs vaak goedkoper is dan het laten herstellen van een oud paar). In derdewereldlanden worden de gedumpte producten hergebruikt of komen ze terecht op de enorme afvalbergen. De genoemde evidentie hangt samen met de huidige ‘bezitseconomie’ waarin consumptie verstrengeld is met identiteit en status.
De huidige bevolkingsexplosie, het neoliberale stelsel (hoewel het steeds meer onder druk komt te staan) waarbinnen we functioneren, onze honger naar zelfontplooiing (met de nodige reizen, aankopen,…) en ons ‘verworven’ individualisme, leggen een enorme druk op onze leefomgeving en op de ecosystemen van onze Aarde. We lijken er daarbij aan voorbij te gaan dat de bronnen waaruit we putten (voedsel, grondstoffen,…) niet onbeperkt beschikbaar zijn, noch zullen blijven.
De mens is dus kwetsbaar en afhankelijk van ons ecosysteem en van elkaar. Het idee dat we geheel op onszelf kunnen bestaan en volledig vrij en zonder inmenging kunnen leven, is een waanbeeld. Het vrijzinnig humanisme probeerde de mens te ontvoogden van een betuttelende Kerk of van elke andere ‘meester’ die de menselijke autonomie iets in de weg zou kunnen leggen. De 'Grote verhalen', en tradities gingen intussen teloor of staan minstens onder druk. Maar we vergeten dat we intussen wel in ruime mate gestuurd worden door nieuwe vormen van quasi-slavernij: door verregaande consumptie, door (manipulerende) media, door onnatuurlijke en aangeprate behoeftes,... Kortom: door een soort van overdrijving en zelfoverschatting (cfr. ‘hubris’ of hoogmoed). We vergeten daarbij te gemakkelijk dat mensen hun menselijkheid en zelfrespect net ontlenen aan sociale verbanden en praktijken. Autonomie is dus in essentie relationeel, en dus relatief.
Het is volgens HVV onwenselijk om mensen en menselijk gedrag volledig los te koppelen van morele, spirituele of levensbeschouwelijke referentiekaders. En het is bovendien onmogelijk om zich echt op het goede leven te oriënteren wanneer elk referentiekader bijna volledig samenvalt met blind eigenbelang, of bij uitbreiding de zeer directe, kleine kring. Want vroeg of laat leidt dit tot ongelukkig-zijn, tot ontworteling, tot vervreemding.
Om wel gericht te zijn op het goede leven en om duurzaamheidsdenken mee te nemen in de ontwikkeling van het eigen levensverhaal, hebben we vooral zelfkennis en een zekere bescheidenheid nodig. Het goede leven is niet zozeer iets dat men kan kopen, als wel een proces dat men kan aangaan – een proces en houding van wederzijds respect, van zelfkennis en zelfbepaling waarbij je jezelf en elkaar voortdurend vormt en je je levenskwaliteit in onderlinge relatie verbetert.
“De autonoom geworden mens kan nee zeggen en ja zeggen. Nee tegen dwang, manipulatie, paternalisme, valse voorstellingen van zaken en valse verplichtingen. Ja tegen zaken die hem goed en deugdzaam lijken. Dat is een voortdurend en oneindig proces omdat de markt, allerlei soorten van gemeenschap, overheden, chefs, collega's, betekenisvolle en betekenisloze anderen telkens opnieuw aanspraak maken op mijn persoon...” (Joep Dohmen, 2007)
Het nieuwe, groene denken ontstaat vanuit het besef dat er grenzen zijn aan de economische groei en dat fossiele grondstoffen eindig zijn. Het hangt samen met een bewuster en juister beeld van de plaats en onderlinge verhoudingen tussen mens en natuur, van de mens en diens plaats op deze planeet. De mens is meer dan een ‘homo economicus’ die rationeel zijn voordelen maximaliseert. Aangezien klimaatverandering al veel mensen treft en in de toekomst zeker nog veel meer mensen zal treffen, inclusief onszelf in het westen, is een ethisch appèl nodig aan de mensen om hun (historische) verantwoordelijkheid op te nemen.
Het afremmen van de bevolkingsgroei en het intomen van de gemiddelde ecologische voetafdruk per persoon, zijn twee van de belangrijke, complementaire methodes om onze milieu-impact te verkleinen.
En er is uiteraard nog meer nodig: ermoeten op elk niveau en op elk segment van het maatschappelijke leven nieuwe wegen worden ingeslagen. Duurzame productie en consumptie, duurzame voeding, mobiliteit en duurzaam wonen, duurzaam toerisme en sociale rechtvaardigheid: daar moeten we met zijn allen naartoe. Is dat een utopie? Uiteraard moeten we beslist een overgang, een transitie, maken naar dergelijke nieuwe visies en manieren van denken, en ongetwijfeld zijn sommige van deze omslagen sneller te realiseren dan andere. Maar de keuzes moeten we wel nu maken: op persoonlijk, technologisch, politiek, economisch en educatief vlak.
Eigenlijk is deze transitie niet onmogelijk, als we maar durven toegeven dat het huidige model van ongelimiteerde groei en persoonlijke en consumptieve vrijheid, ons eigenlijk niét meer welzijn en geluk brengt. De cijfers over geweld, depressies en stress liegen er niet om. Het hedendaagse wereldsysteem bevindt zich in een diepe crisis. Volgens de echte experts is een ‘steady state economy’ in dit stadium biofysisch noodzakelijk.
Dit vraagt echter een enorme ingreep en transformatie van ons globale denken over economie, productie en consumptie. De invloed van het antropocentrisme is in veel maatschappijen zeer groot, en de ongebreidelde consumptiemaatschappij is daarvan een emanatie. Consumptie vervult zeer veel verlangens die eerder psychologisch en sociaal van aard zijn en die in werkelijkheid weinig of niets meer met reële behoeften en normale verlangens te maken hebben. We moeten daarom ook leren consuminderen (“less is more”) en consumanderen (anders consumeren).
Maar bovenal hebben we als mensheid inderdaad een Nieuw Groot Verhaal nodig (P.T. Jones): een verhaal dat mensen verenigt en naar een andere toekomst kan leiden. Een ‘Leitbild’ waarop we ons kunnen richten om het anders te gaan doen, om anders te leren kijken naar en denken over onszelf en waar we naartoe willen met onszelf, onze kinderen en onze wereld.
Zonder voldoende te informeren en te sensibiliseren, en vooral zonder overleg en onderhandeling, is het echter moeilijk - zoniet onmogelijk - om daadwerkelijk collectief stappen te zetten naar een betere toekomst. Intussen kan iedereen op zijn eigen manier al wel iets betekenen en kunnen voortrekkers, op allerlei terreinen en in allerlei niches, een belangrijke rol spelen door alternatieven beschikbaar te stellen of drempels weg te nemen, door voorbeeldgedrag te stellen, door mensen warm te maken en te betrekken en door mensen aan te moedigen.
Om te besluiten een treffend citaat: “De toekomstige generaties zullen een hard oordeel vellen over een generatie die keek naar het bewijsmateriaal over de opwarming van de Aarde, de gevolgen begreep en alsnog doorging op een pad dat miljoenen van ’s werelds meest kwetsbare mensen veroordeelde tot armoede en dat toekomstige generaties blootstelde aan het risico van een ecologische ramp.” (UNDP, 2007)
Documenten
Keer terug