Kwintessens
Geschreven door Lieven Pauwels en Ann De Buck
  • 140 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

20 mei 2025 In memoriam Wouter Buikhuisen. Reflecties bij een slachtoffer van cancel culture avant la lettre (deel 2)
In deel 1 van dit artikel blikten we terug op het leven van de Nederlandse criminoloog Wouter Buikhuisen, zijn visie op criminaliteit en hoe hij zwaar onder vuur kwam te liggen door zijn ideeën. Naar aanleiding van zijn overlijden op 6 mei 2025, staan we in dit tweede deel stil bij wat er van zijn ideeën is overgebleven, of hij uiteindelijk erkenning kreeg, en waarom zijn verhaal ook vandaag nog brandend actueel is.
_Een onderschatte nalatenschap
Naar aanleiding van het overlijden van Buikhuisen namen we zijn in 1979 gepubliceerde boek Kriminologie in biosociaal perspectief opnieuw ter hand. Met de kennis van vandaag worden we allerminst omvergeblazen door de uitgangspunten van Buikhuisen – sterker nog, veel van zijn veronderstellingen zijn inmiddels common sense geworden. De hetze bleek ongegrond. Zijn voorstel om cohorten van kinderen longitudinaal te volgen tot in de latere levensfasen, is vandaag de dag een zeer gerespecteerde onderzoekstraditie binnen de levensloopcriminologie. Onderzoekers als Adrian Raine, Terrie Moffitt en vele anderen bouwden voort op het bio-psycho-sociale onderzoeksprogramma dat in de jaren zeventig werd gepionierd door biologisch geïnspireerde psychologen. Denk aan het groeiende inzicht in de neurowetenschappelijke basis van risicogedrag, thrill-seeking, verslaving en agressie – om er maar een paar te noemen.
Weinigen in de Nederlandse academische wereld zijn zo actief tegengewerkt als Wouter Buikhuisen. De nature-nurture-discussie bevond zich op dat moment op een dieptepunt. Elke verwijzing naar biologische factoren werd als verdacht beschouwd. De vraag wat er had kunnen gebeuren als Buikhuisen zijn onderzoeksprogramma had kunnen uitvoeren, is dan ook moeilijk te beantwoorden. Hij werd simpelweg de kans ontnomen. Men behandelde hem bijna alsof hij een nieuwe Josef Mengele was – een schrijnende vertekening van zijn wetenschappelijke ambitie.
_Eerherstel met vertraging
'Wat als?' blijft een intrigerend gedachte-experiment. Misschien hadden de academische voorstellen van Buikhuisen bijgedragen aan een genuanceerder begrip van complexe fenomenen zoals geweld. Wellicht was de interdisciplinaire benadering – inmiddels breed gewaardeerd – dan eerder van de grond gekomen. Maar dat blijft speculatie, en achteraf bezien zijn het niet meer dan vijgen na Pasen.
Wat wél vaststaat, is dat het biosociale onderzoek sindsdien niet heeft stilgestaan. Wie vandaag de stand van zaken bekijkt, stuit vooral op nuance, nuance en nog eens nuance. Buikhuisen zelf kon daar nauwelijks aan bijdragen. Zijn voorstellen tot biosociaal onderzoek strandden al vroeg: de bereidheid tot samenwerking was nagenoeg onbestaande, en een institutionele omkadering voor interdisciplinair onderzoek ontbrak volledig. In een cynische bui denken we soms dat er in hedendaagse biosociale studies meer methodologische zorgvuldigheid en nuance te vinden zijn dan in het gemiddelde toetsingsonderzoek van klassieke criminologische theorieën, waarin de omitted variable bias zelden als bezwaar wordt gezien wanneer een studie ogenschijnlijk de eigen favoriete theorie bevestigt.
Het is zelden voorgekomen dat een sociaal wetenschapper zoveel modder over zich heen kreeg van zogenaamd progressieve vakgenoten. Als je leest wat de man overkwam: doodsbedreigingen, rookbommen, uitwerpselen in de brievenbus, intimidatie, heibel tijdens zijn oratie in 1978. Het is nauwelijks te geloven, zeker in het licht van de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek, dat dit zich allemaal kon voordoen. Buikhuisen verliet uiteindelijk de universiteit en begon een nieuw leven als antiquair.
Wie de toen heersende 'staatsdoctrine' van het omgevingsdeterminisme durfde te bekritiseren, moest eraan geloven. Dat de reacties destijds buiten proportie waren, is intussen wel algemeen erkend. Maar het kwaad was geschied: een academische carrière werd abrupt afgebroken en de opkomst van biosociaal onderzoek in de kiem gesmoord. Toch kwam er enige vorm van eerherstel. De Nederlandse hoogleraar (kinder)psychiatrie Theo Doreleijers (°1948) pleitte voor een herwaardering van Buikhuisens ideeën. De erkenning van het belang van biosociale benaderingen is vandaag de dag stilaan gemeengoed geworden. Zo is professor Arne Popma, hoofd van de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie in Amsterdam, een veel geciteerd onderzoeker op het gebied van neurobiologische determinanten van agressief en antisociaal gedrag.
Eerherstel kwam er dan uiteindelijk in 2010, nadat in 2009 Carel Stolker, toenmalig decaan van de Leidse rechtenfaculteit, Buikhuisen opzocht in Spanje, waar hij na zijn academische loopbaan naartoe was geëmigreerd. Stolker trok bovendien in publieke reflecties wijze lessen uit de affaire-Buikhuisen. Achteraf bekeken lijkt dat eerherstel haast onvermijdelijk, zeker als men bedenkt dat biosociaal onderzoek in de vroege 21e eeuw een prominente plaats kreeg in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften. Ook in Nederland volgden er themanummers over biosociale criminologie.
Tegenwoordig ondersteunen zowel het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie en Veiligheid) als het NSCR (Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving) projecten waarin biologische factoren, zoals genetische aanleg of neurobiologische processen, in samenhang met sociale invloeden worden onderzocht. Daarmee sluiten zij aan bij een bredere internationale trend waarin het scheiden van nature en nurture als achterhaald wordt beschouwd. En terecht, want weinig schaadt de wetenschap zozeer als het slachtoffer worden van haar eigen doorgeschoten fragmentatie.
_Wetenschap versus ideologie: een blijvend debat
Het is goed om naar aanleiding van het overlijden van Buikhuisen nog eens stil te staan bij de gevolgen van wat we cancel culture avant la lettre kunnen noemen. De aantijgingen in de beruchte reeks columns van Piet Grijs (pseudoniem van Hugo Brandt Corstius) in Vrij Nederland waren bedenkelijk, maar minstens even bedenkelijk was de zwijgzaamheid van de academische wereld. De columns van Piet Grijs werden later gebundeld onder de niet mis te verstane titel: Buikhuisen, dom en slecht.
De terugblik op de carrière van Buikhuisen en dan vooral op die intense periode van kritiek en cancelen doet inderdaad vragen rijzen over de vrijheid van academisch onderzoek. Disproportionele activistische reacties bestaan nog steeds. Hebben universiteiten destijds genoeg gedaan? Buikhuisen was overigens niet de enige. Ook Edward O. Wilson, auteur van de klassieker Sociobiology (1975), werd in diezelfde periode van determinisme beschuldigd, enkel omdat hij het aandurfde de evolutietheorie – en meer bepaald de sociobiologie – toe te passen op menselijk gedrag. Wilsons carrière werd echter niet gebroken. Integendeel, de stortvloed aan kritiek droeg ironisch genoeg bij aan zijn succes. Dat Wilson geen nazi was, laat staan een determinist, is inmiddels wel duidelijk. De zogeheten sociobiologieoorlogen leverden zelfs een indrukwekkend hoofdstuk in de wetenschapsgeschiedenis op, schitterend beschreven in het werk van de Zweedse wetenschapssociologe Ullica Segerstråle (Defenders of the Truth: The Battle for Science in the Sociobiology Debate and Beyond, 2000).
Ook evolutionaire psychologen hebben, vooral in de begindagen, in dezelfde klappen gedeeld. Wie in eigen contreien een debat voert omtrent de gedeeltelijk biologische aard van geslachtsverschillen (hoe klein ook) doet nog steeds een bepaald deel van de academische wereld steigeren. Het is zoals Robert Cliquet en Kristiaan Thienpont stelden: de auteurs met de scherpste kritieken hebben wellicht nooit de geschriften grondig gelezen. De tegenstelling tussen wetenschap en ideologie is vandaag de dag springlevend. En precies daarom blijft het van belang om af en toe expliciet het debat te voeren over de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek. De moralistische en naturalistische denkfouten mogen dan hardnekkige beestjes zijn — juist daarom is het zo belangrijk om ze te blijven benoemen.
Lees hier deel 1 van dit essay.
_Referenties
  • Beaver, K. M., Nedelec, J. L., da Silva Costa, C., & Vidal, M. M. (2015). The future of biosocial criminology. Criminal Justice Studies, 28(1), 6-17.
  • Bedoya, A., & Portnoy, J. (2023). Biosocial criminology: History, theory, research evidence, and policy. Victims & Offenders, 18(8), 1599-1629.
  • Boss, E. (2012). Buikhuisen in Kriminologisch perspectief. Het onderzoek van prof. Dr. W. Buikhuisen door de ogen van een reclasseringstijdschrift. Masterscriptie. Universiteit Utrecht
  • Buikhuisen, W. (1979). Kriminologie in biosociaal perspektief. Kluwer.
  • Cliquet, R. L. (2010). Biosocial interactions in modernisation. Masaryk University Press.
  • de Kogel, K. (2009). Biocriminologie door de jaren heen. Tijdschrift voor Criminologie, 51(3), 296.
  • Donker, A. (2007). De biologie als nieuwe zusterdiscipline van de criminologie. Tijdschrift voor Criminologie, 50(1), 9.
  • Larsen, R., Buss, D., Wismeijer, A., & Song, J. (2017). Personality psychology, domains of knowledge about human nature. McGraw Hill Education
  • Pauwels, L. (2017). Enkele uitdagingen voor de 21ste-eeuwse etiologische criminologie. In Liber Amicorum Gerben Bruinsma (pp. 251-259). Boom Uitgevers.
  • Pauwels, L. (2019). Oorzakelijke mechanismen en verklaringsmodellen voor regelovertredend gedrag. Academia Press.
  • Segerstråle, U. (Ed.). (2000). Beyond the science wars: The missing discourse about science and society. State University of New York Press.
  • Thienpont, K. (2002). De relatie tussen sociologie en evolutie-biologie: een analyse en een agenda voor verdere wisselwerking. Tijdschrift voor Sociologie, 23(1).
Kwintessens
-
_Lieven Pauwels en Ann De Buck -
Meer van Lieven Pauwels en Ann De Buck

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws