2 maart 2020
De evolutionaire oorsprong van het patriarchaat
Het patriarchaat kan worden gedefinieerd als de mannelijke controle over machtsposities en economische hulpbronnen in combinatie met de fysieke, psychologische en seksuele onderwerping van vrouwen. Feministen interpreteren mannelijke dominantie meestal als een culturele constructie en een doel op zich. Volgens evolutiepsychologen liggen de wortels van het patriarchaat echter in een ver verleden en zijn ze veel ouder dan de mens. Mannelijke dominantie is bij zoogdieren immers nagenoeg algemeen. Vanuit een evolutionair perspectief is de motor ervan niet de machtshonger van mannen, maar seksuele selectie. De ultieme verklaring van het verlangen van mannen om vrouwen en hun seksualiteit te controleren, is het reproductieve belang van vrouwen als de meest investerende sekse. Dat wil niet zeggen dat het patriarchaat onvermijdelijk is. Biologische verschillen leiden immers niet rechtstreeks tot politieke en maatschappelijke structuren. Patriarchale systemen zijn het gevolg van verschillende evolutionaire, sociale en culturele ontwikkelingen die elkaar vaak versterken, wat betekent dat er veel ruimte voor verandering is, wat in het Westen ook gebeurde.
Elke reconstructie van hoe het patriarchaat zich in de loop der tijden heeft ontwikkeld, blijft noodgedwongen hypothetisch. Evolutietheoretici identificeerden niettemin zes sleutelfactoren: patrilokaliteit, mannelijke coalitievorming, het ontstaan van de landbouw, de groeiende sociale ongelijkheid tussen mannen, vrouwelijke medeplichtigheid en de evolutie van taal. Patrilokaliteit, waarbij adolescente vrouwen hun verwanten verlaten om zich bij de groep van hun partner aan te sluiten, zette wellicht een dynamiek in gang die mannen toeliet om hun controle over de vrouwelijke seksualiteit te vergroten. Vrouwen verloren immers de bescherming van hun verwanten, terwijl mannen coalities konden smeden, niet alleen om zich tegen andere coalities te verdedigen, maar ook om zich van seksuele toegang tot vrouwen te verzekeren. Het ontstaan van de landbouw, een goede tienduizend jaar geleden, was een tweede belangrijke stap naar een patriarchale samenleving. Samen met hun belang als verzamelaars verloren vrouwen ook hun onafhankelijkheid. Nu hun bewegingsvrijheid tot een klein lapje grond was beperkt, waren ze veel makkelijker te controleren. De !Kung San van Botswana illustreren deze ontwikkeling. Dit volk leefde tot in de jaren 1970 als jager-verzamelaars en kenmerkte zich door opvallend egalitaire verhoudingen, ook tussen de seksen. Mannen waren sociaal dominanter, maar vrouwen eisten hun stem op en kregen veel respect. Onder druk van de omstandigheden werden de !Kung San geleidelijk sedentair en stapten ze over op landbouw en veeteelt. Kinderen moesten voortaan helpen met het vele werk. Meisjes werden ingezet in het huishouden, terwijl jongens zich om het land en het vee bekommerden. Vrouwen werden in huishoudelijke rollen geduwd en hun status nam sterk af. (Konner 2013; Wilson 1978)
Door de landbouw werd rijkdom cumuleerbaar. In samenhang met mannelijke competitie, leidde dit tot een toenemende ongelijkheid tussen mannen. Rijke, machtige mannen konden vrouwen hun wil meer opleggen, omdat ze ook andere mannen domineerden, zodat die niet langer tussenbeide konden komen. Samen met de ongelijkheid van mannen in sociale status en materieel bezit, groeide ook de macht van een kleine elite om vrouwen te monopoliseren. Dit ging uiteraard ten koste van de reproductieve belangen van andere mannen en leidde uiteindelijk tot het ontstaan van harems. Deze hypothese strookt met de bevinding dat de mate waarin vrouwen worden gedomineerd in nagenoeg alle culturen samenhangt met de mate van sociale ongelijkheid tussen mannen. (Smuts 1995) De toenemende controle van mannen over de economische hulpbronnen was wellicht het resultaat van de simultane evolutie van mannelijke competitieve strategieën en vrouwelijke partnervoorkeuren. Gezien de voorkeur van vrouwen voor succesvolle mannen, probeerden mannen in competitie met andere mannen de controle over hulpbronnen te verwerven. Ambitieuze, competitieve mannen werden daardoor voor vrouwen nog aantrekkelijker. Enzovoort. Vrouwen speelden dus een sleutelrol in de evolutie van het patriarchaat en kunnen in die zin als medeplichtig worden beschouwd. Een laatste cruciale factor was de evolutie van taal, die de ontwikkeling van genderideologieën mogelijk maakte. Een evolutionaire analyse maakt duidelijk dat die ideologieën door machtige mannen zullen zijn bedacht om de seksualiteit en voortplanting van vrouwen in hun voordeel te beïnvloeden, ten koste van die vrouwen en van andere mannen.
Dat vrouwen de meer investerende sekse zijn, verklaart vanuit een evolutionair perspectief hoe het patriarchaat kon ontstaan en waarom het ultiem rond de controle van de vrouwelijke seksualiteit draait. In essentie is het radicaal-feministische standpunt dat seksuele controle de spil van het patriarchaat vormt dus correct. Anders dan veel feministen denken, zijn mannen echter niet in hun belangen verenigd. Net zoals vrouwen concurreren ze vooral met de leden van hun eigen sekse. Dat de overgrote meerderheid van de moordenaars en hun slachtoffers mannen zijn, geeft al duidelijk aan hoe hoog de kosten van die competitie kunnen oplopen. Maar ook de kosten van de competitie tussen vrouwen zijn allesbehalve gering. Vrouwen concurreren keihard op het vlak van fysieke aantrekkelijkheid. Ze proberen andermans partner af te snoepen, hebben seks met gehuwde mannen, verspreiden roddels over hun rivales en doen aan sociale uitsluiting en slutshaming. (Buss 2016) Met een analyse van het patriarchaat als de manifestatie van een mannelijke samenzwering tegen vrouwen en van vrouwen als louter slachtoffer, komen we er dus niet. Beide geslachten hebben hun aandeel in de evolutionaire spiraal die miljoenen jaren geleden begon en uiteindelijk tot patriarchale maatschappijen leidde.
Een en ander betekent uiteraard niet dat het patriarchaat de schuld van vrouwen en/of mannen is. Het patriarchaat ontwikkelde zich immers over een zo lange tijdsspanne dat de notie van schuld hier volstrekt zinloos is. Het betekent wel dat krachten die aan de basis van het patriarchaat lagen nog altijd werkzaam zijn. Beide geslachten dragen bij tot de bestendiging van patriarchale structuren. Vrouwen doen dat onder meer via hun typische partnervoorkeuren. Als ze consequent de voorkeur zouden geven aan brave, volgzame, ambitieloze en niet-competitieve sekspartners zou het snel afgelopen zijn met de dominantie van mannen in de publieke sfeer. Dominante mannen zouden zich dan immers niet meer kunnen voortplanten, tenzij ze overgingen tot seksueel geweld, wat er dan helaas dik in zou zitten. Vrouwen bestendigen het patriarchaat ook door de dubbele seksuele moraal mee in stand te houden. Ze doen het in veel culturen door hun zonen en dochters te socialiseren op manieren die mannelijke dominantie ondersteunen. (Low 1989) In westerse culturen doen ze het door krampachtig vast te houden aan hun macht in het huishouden en de zorg voor de kinderen voor zichzelf op te eisen, een fenomeen dat bekendstaat als maternal gatekeeping of moederlijke territoriumdrift. (Gaunt 2008) Dit maakt feministische streefdoelen niet minder legitiem, maar herinnert ons eraan dat vrouwen hun eigen bronnen van macht en invloed hebben. Vrouwen zijn geen willoze marionetten.
Deze tekst is een fragment uit 'Dames voor Darwin. Over feminisme en evolutietheorie' (Houtekiet 2019).
Meer van Griet Vandermassen