26 mei 2025
Kevin Mitchell over evolutie en het ontstaan van vrije wil (deel 1)
De vraag of vrije wil bestaat, werd recent opnieuw actueel door de vrijwel gelijktijdige publicatie van twee boeken van gerenommeerde neurowetenschappers. In 'Determined' stelt Robert Sapolsky (2023) dat vrije wil een illusie is: ons gedrag wordt volledig bepaald door oorzaken buiten onszelf. Kevin Mitchell komt in 'Free Agents: How Evolution Gave Us Free Will' (2023) tot het tegenovergestelde standpunt. Mitchell verbindt het traditionele concept van vrije wil met het begrip 'agency' — het vermogen om keuzes te maken en invloed uit te oefenen op onze acties. Volgens hem is 'agency' een realiteit die zich heeft ontwikkeld door de evolutie van het zenuwstelsel, en vormt het de basis van wat wij als vrije wil ervaren.
In dit driedelig essay brengen we beide visies in kaart. In twee eerdere blogs bespraken we de visie van Sapolsky. In deze en de volgende blog richten we ons op de visie van Mitchell, waarbij we zijn benadering van de evolutie van vrije wil bespreken. In een afsluitende tekst vergelijken we hun visies.
_Wie is Kevin Mitchell?
Kevin Mitchell is hoogleraar genetica en neurowetenschappen aan Trinity College Dublin. Hij onderzoekt hoe onze genen de ontwikkeling van het brein en gedrag beïnvloeden. In zijn blog Wiring the Brain maakt hij deze complexe materie al jaren toegankelijk voor een breed publiek, en in zijn eerdere boek Innate (2018) laat hij zien hoe genetische verschillen invloed hebben op de menselijke persoonlijkheid en cognitieve vaardigheden.
In Free Agents ontwikkelt hij een alternatieve visie tussen 'alles ligt vast' (determinisme) en 'we zijn volledig vrij'. Mensen, zegt Mitchell, zijn geëvolueerd tot geavanceerde 'agents': we kunnen doelen stellen, leren van fouten en ons gedrag bewust bijsturen. Dat betekent niet dat we onbeperkt vrij zijn – onze biologie en omgeving spelen een belangrijke rol – maar wél dat we binnen bepaalde grenzen keuzes kunnen maken.
_De kern van 'Free Agents'
Mitchell begint Free Agents met een schijnbare paradox: we ervaren onszelf als wezens die vrij kiezen, maar weten tegelijk dat ons gedrag voortkomt uit hersenactiviteit – gestuurd door natuurwetten. Dit spanningsveld vormt de kern van zijn betoog. In plaats van zich direct af te vragen of vrije wil bestaat, stelt Mitchell een fundamentelere vraag: wat voor soort wezen is de mens? Want zonder een goed begrip van wat het betekent om mens te zijn, blijven discussies over vrije wil abstract.
Mitchells antwoord op deze vraag draait om het begrip agency – het vermogen om doelgericht te handelen op basis van eigen redenen, in plaats van louter externe prikkels. Het vermogen om keuzes te maken, invloed uit te oefenen, en te handelen vanuit interne motieven, heeft zich volgens Mitchell via de evolutie van het zenuwstelsel ontwikkeld. Agency is, in de visie van Mitchell, het fundament van wat wij vaak ervaren als vrije wil. Mitchells focus ligt niet zozeer op de vraag of vrije wil bestaat, maar op de evolutie van agency als een cruciaal kenmerk van menselijke cognitie en gedrag.
Volgens Mitchell is agency geen alles-of-niets-eigenschap, maar iets dat geleidelijk is ontstaan in de evolutie. Zelfs eenvoudige organismen tonen een vorm van 'proto-agency': ze reageren niet puur mechanisch, maar laten doelgericht gedrag zien. Naarmate het leven complexer werd, ontwikkelden organismen een intern beeld van hun omgeving, leerden ze van ervaring en pasten ze zich flexibel aan de omgeving aan. Een belangrijke stap was het vermogen om verschil te maken tussen zelf veroorzaakte bewegingen en externe veranderingen. Dat vormt de basis voor zelfbewustzijn.
Bij mensen is agency verder ontwikkeld. We kunnen niet alleen kiezen, maar ook nadenken over onze keuzes. Deze vaardigheid heet metacognitie: het vermogen om onze gedachten en verlangens te evalueren en bij te sturen. Tegenover filosofen als Schopenhauer of neurowetenschappers als Sam Harris, die stellen dat we geen vrije wil hebben omdat we onze verlangens niet kiezen, betoogt Mitchell dat we wel degelijk invloed kunnen uitoefenen op onze verlangens – via ervaring, inzicht en bewuste besluitvorming.
Een andere belangrijke bouwsteen in Mitchells visie is onbepaaldheid (indeterminacy). Mitchell stelt dat ons brein niet volledig voorspelbaar is. Er zit 'ruis' in onze hersenactiviteit: willekeurige fluctuaties die juist nuttig zijn. Ze zorgen ervoor dat we open blijven staan voor nieuwe opties, kunnen leren en flexibel gedrag vertonen. Dat maakt ruimte voor bewuste invloed op ons gedrag. Vrije wil betekent voor Mitchell niet dat we losstaan van oorzaken, maar dat we keuzes kunnen maken binnen onze biologische grenzen. Wat mensen onderscheidt van andere dieren is niet absolute vrijheid, maar de capaciteit om gedrag af te stemmen op overtuigingen, doelen en waarden. We zijn zelforganiserende systemen die actief hun koers bepalen – binnen de beperkingen van ons brein, lichaam en omgeving. Mitchells verhaal is daarmee niet alleen een pleidooi voor vrije wil, maar ook een bredere visie op het leven. Voor lezers die geïnteresseerd zijn in de evolutie van agency, biedt Mitchell een fascinerende benadering van hoe we de ontwikkeling van vrije wil kunnen begrijpen in relatie tot onze biologische en culturele context. En dat is meteen de grote kracht van het boek.
Mitchell trekt het concept van agency nog verder open: het verhaal van agency begint niet bij de mens, maar bij het leven zelf. Gedurende miljarden jaren bestonden er geen entiteiten die actief handelden – er was alleen beweging, geen doelgerichte actie. De opkomst van leven veranderde dat fundamenteel: levende wezens begonnen actief te streven naar zelforganisatie. Ze nemen energie op, verrichten arbeid, en proberen het thermodynamisch evenwicht met hun omgeving uit te stellen. Zelfs eenvoudige organismen, zoals eencelligen, bezitten al een vorm van autonomie. Hun celmembraan zorgt voor een mate van causale isolatie: ze worden niet door elke externe fluctuatie beïnvloed, maar bepalen op selectieve wijze wat ze binnenlaten aan stoffen en energie. Zo houden ze zichzelf in stand in een voortdurend veranderende wereld.
In Mitchells visie zijn organismen geen statische machines, maar dynamische systemen – patronen van onderling verbonden processen die zichzelf door de tijd heen organiseren en behouden. Agency is dus niet enkel iets van menselijke hersenen, maar geworteld in het biologische leven zelf, een evolutionair proces dat begint bij eenvoudige biologische structuren zoals celmembranen en mitochondriën, en via het zenuwstelsel leidt tot menselijk bewustzijn. Dat bewustzijn is een emergent fenomeen: hogere ordefuncties zoals intentie, zelfreflectie en moreel handelen ontstaan uit de samenwerking van miljarden neuronen. Gedachten zijn volgens Mitchell geen passieve gebeurtenissen, maar iets wat we doen – actieve, georganiseerde processen binnen zelfregulerende systemen. Dat vormt volgens hem het fundament waarop het menselijk vermogen tot doelgericht handelen verder is opgebouwd.
_En wat betekent dit concreet?
Mitchells visie op agency biedt een alternatief voor het deterministische mensbeeld. Als we enige vorm van keuzevrijheid hebben – zij het binnen biologische en sociale grenzen – dan roept dat vragen op over verantwoordelijkheid, schuld en straf. Hoe moeten we elkaar beoordelen als morele actoren? Kunnen we mensen verantwoordelijk houden voor hun daden, en zo ja: hoe? Daarover meer in het tweede deel van dit essay, waarin we de maatschappelijke en juridische implicaties van Mitchells visie verder verkennen. In het derde deel zetten we de visies van Mitchell en Sapolsky tegenover elkaar.
Meer van Ann De Buck en Lieven Pauwels