29 juli 2025
GGO's zijn heus niet nodig om hongersnood te vermijden
De promotoren van GGO's (genetisch gemanipuleerde organismen) komen vaak met het argument dat we enkel daarmee de, kennelijk eeuwige, honger in Afrika uit de wereld kunnen bannen. Het is niet duidelijk of dat dan moet gebeuren door onze eigen overproductie nog verder op te jagen of door lokale voedsellandbouw voldoende te stimuleren. Maar dat Afrika niet van de hongerdood te redden zou zijn zonder GGO's: 'please think again'!
Afrika is heus niet de hongerdood nabij, ondanks zijn nog steeds veel te snel groeiende bevolking. Er zijn zeker nog gebieden waar chronische ondervoeding optreedt of net om het hoekje loert. Voldoende wil bovendien niet per se gezonde voeding zeggen. Echte hongertaferelen, die uitgebreid op onze tv-zenders worden opgevoerd, komen eigenlijk alleen nog voort uit politieke, vaak gewapende, conflicten. En die zijn er helaas nog in overvloed, maar dan ook weer niet alleen in Afrika (Myanmar, Afghanistan, Yemen, Haïti, Venezuela om Palestina eens niet te vermelden).
Bij de beruchte hongersnood in Ethiopië (1983-85) knalde geschifte landbouwpolitiek keihard tegen een ongewoon lange droogte, al was er toen ook een voortdurende staat van semi-oorlog in het land in het noordoosten (Eritrea), het oosten (Ogaden) en het zuiden (Oromo). In andere delen van het land waren er toen zelfs (beperkte) voedseloverschotten, maar de logistieke middelen om dat naar de ergst getroffen streken te vervoeren ontbraken zodat het niet alleen sneller, maar zelfs goedkoper was graan uit Europa en de USA in te voeren als voedselhulp. Waarmee, tussen haakjes, de fortuinlijke en/of voorzichtige lokale boeren een leuke winst ontzegd werden op hun surplus ...
Als deze menselijke catastrofe één voordeel heeft gehad, dan wel dat veel risicolanden ordentelijke monitoring van voedselvoorraden en verwachte productie hebben opgezet. Die hebben zeker flink bijgedragen tot de gunstige evolutie van de voedselsituatie. En in bijna alle Afrikaanse landen is de bevolking ondertussen toch minstens ook nog weer eens verdubbeld.
Al in de jaren 30 werd gewaarschuwd voor een bevolking in Ruanda-Urundi die de draagkracht van het land oversteeg. Vandaar dat België de Rwandese bevolking aanmoedigde naar Oost-Congo te migreren en daar 'vrij' land te gaan bewerken, maatregel waarvan ze daar nu nog elke dag de zerpe vruchten plukken. Beide landen hadden toen elk ongeveer 1,3 miljoen inwoners. Vandaag gaat dat naar 10 keer zoveel en toch treden er geen significante hongerproblemen op, en nog steeds zonder grootschalige toepassing van 'moderne' teelttechnieken, die in die landen haast niet kunnen worden toegepast gezien hun topografie. Er is wel wat voedselhulp, maar die is kennelijk een belangrijke component enkel in schoolmaaltijden en in Burundi worden vluchtelingen uit Congo ermee in leven gehouden.
Afrika heeft zelfs ruim de mogelijkheden om een kwaaie concurrent voor onze landbouw te worden. Eén voorbeeld: Zambia kon (volgens toenmalig rapport FAO) in de jaren 70 200-250 miljoen mensen voeden met de toen bekende technieken. Het land had 7-8 miljoen inwoners. Toch voerde het substantiële hoeveelheden maïs in en, met dank aan het conflict met het toenmalige 'blanke' Rhodesië, aan een waanzinnig hoge kostprijs, waarmee het de facto de mogelijkheden verkwanselde die de hoge koperprijzen toen boden. Vandaag voert Zambia nog altijd maïs in!
Al in de jaren 30 werd gewaarschuwd voor een bevolking in Ruanda-Urundi die de draagkracht van het land oversteeg. Vandaar dat België de Rwandese bevolking aanmoedigde naar Oost-Congo te migreren en daar 'vrij' land te gaan bewerken, maatregel waarvan ze daar nu nog elke dag de zerpe vruchten plukken. Beide landen hadden toen elk ongeveer 1,3 miljoen inwoners. Vandaag gaat dat naar 10 keer zoveel en toch treden er geen significante hongerproblemen op, en nog steeds zonder grootschalige toepassing van 'moderne' teelttechnieken, die in die landen haast niet kunnen worden toegepast gezien hun topografie. Er is wel wat voedselhulp, maar die is kennelijk een belangrijke component enkel in schoolmaaltijden en in Burundi worden vluchtelingen uit Congo ermee in leven gehouden.
Afrika heeft zelfs ruim de mogelijkheden om een kwaaie concurrent voor onze landbouw te worden. Eén voorbeeld: Zambia kon (volgens toenmalig rapport FAO) in de jaren 70 200-250 miljoen mensen voeden met de toen bekende technieken. Het land had 7-8 miljoen inwoners. Toch voerde het substantiële hoeveelheden maïs in en, met dank aan het conflict met het toenmalige 'blanke' Rhodesië, aan een waanzinnig hoge kostprijs, waarmee het de facto de mogelijkheden verkwanselde die de hoge koperprijzen toen boden. Vandaag voert Zambia nog altijd maïs in!
Dat veel mogelijk is met 'traditionele' technische middelen en een logische politiek is gedurende de laatste 30 jaar afdoende aangetoond door China, een land met een extreem lage proportie goed landbouwland en weinig behulpzame klimaten bovendien. In die korte tijdsspanne is China van een structureel hongerland gemuteerd in een landbouwexporteur (die ons op sommige gespecialiseerde gebieden al flink de duvel aandoet, bijvoorbeeld dennenboompitten, diverse zeevruchten uit aquacultuur, zelfs verwerkte tomaten). Voedselproblemen komen er nu alleen nog voor in de meest geïsoleerde dorpen diep in de bergen van het Chinese binnenland, waar landbouw hoe dan ook extreem precair is. Het dieet van de armste 60% van de Chinezen is weliswaar nog altijd zeer onevenwichtig. Eerder had de in se weinig gesofisticeerde 'green revolution' in India daar ook al de productie van tarwe en rijst gigantisch doen toenemen. Er waren daar wel ernstige onvoorziene nevenwerkingen aan verbonden (zoals het ontstaan van grote aantallen zogenaamde landless farmers).
Een ander levensgroot probleem is opslag van het geproduceerde voedsel. Volgens eigen schattingen in Burundi ging courant 1/4 tot 1/2 van alle droge granen en bonen verloren aan schimmels en insecten door slechte stockage ... Reken maar dat veel Afrikaanse landen vergelijkbare stockageproblemen kennen.
En er is natuurlijk ook nog de eeuwige neiging van lokale potentaten om de grote 'gevaarlijke' steden te vriend te houden, onder andere door lage voedselprijzen, wat alleen kan door lage inkoopprijzen in het binnenland op te leggen (vaak door semistaatsmonopolies) en/of invoer uit het buitenland te faciliteren. Structurele voedselhulp wil zich wel eens voor dit karretje laten spannen.
Onze eigen legendarische voedselverkwisting laat ik onbesproken, want ja: onze levensstijl schijnt zo ongeveer volstrekt onbespreekbaar te zijn, politiek en anderszins.
GGO's zijn dus, alvast in ontwikkelingslanden, niet nodig en al helemaal niet om voedseltekorten te vermijden.
Om te begrijpen dat GGO's ook nog eens sociaaleconomisch gevaarlijk kunnen zijn, moet je naar de structuur van de landbouwsector in ontwikkelingslanden kijken. Die bestaat uit een handvol grote commerciële en exportgerichte landbouwbedrijven (die hoofdzakelijk in staatsbezit of in buitenlandse handen zijn) en miljoenen kleine boeren met hun overlevingslandbouw. De Afrikaanse landbouw is helemaal die dichotomie met héél weinig tussenin!
Wie de voedselsituatie op het niveau van de overlevingslandbouw wil aanpakken en dat wil doen met hypermoderne technieken moet zich goed bewust zijn van de cashpositie van arme gezinnen. Er is meestal geen cash beschikbaar net wanneer de aan die technieken verbonden uitgaven dienen te worden gedaan. Er zal dus een of andere vorm van kredietverstrekking nodig zijn[1].
Bovendien dreigt snel overproductie, want het verschil tussen een structureel ontoereikend en een voldoende rantsoen is 20%, terwijl rendementswinsten van 100-200% 'voor het rapen' zouden liggen, en vaak zelfs nodig zijn om de kosten van de dure moderne inputs te kunnen terugverdienen. Wanneer een paar eenlingen erin slagen die technieken toe te passen, dan kunnen ze daar dus best mooi succes mee halen. Doet een hele streek dat, dan ontstaan snel overschotten en rijst de vraag naar infrastructuur en gunstige vermarkting. De prijzen voor de boer willen dan wel eens flink zakken. Met enig cynisme kan men stellen dat het succes van een landbouwproject af te lezen valt aan dalende 'farm-gate'-prijzen in de betrokken regio. Dat kan het terugverdienen van de inleg in het gedrang brengen en dan weer problemen opleveren om de (sowieso erg dure) kredieten af te betalen. Vandaar dat miljoenen boeren het houden bij het bevredigen van hun eigen behoeften en weinig interesse tonen in grote productiviteitsingrepen omdat die dikwijls te risicovol blijken te zijn.
Wie de voedselsituatie op het niveau van de overlevingslandbouw wil aanpakken en dat wil doen met hypermoderne technieken moet zich goed bewust zijn van de cashpositie van arme gezinnen. Er is meestal geen cash beschikbaar net wanneer de aan die technieken verbonden uitgaven dienen te worden gedaan. Er zal dus een of andere vorm van kredietverstrekking nodig zijn[1].
Bovendien dreigt snel overproductie, want het verschil tussen een structureel ontoereikend en een voldoende rantsoen is 20%, terwijl rendementswinsten van 100-200% 'voor het rapen' zouden liggen, en vaak zelfs nodig zijn om de kosten van de dure moderne inputs te kunnen terugverdienen. Wanneer een paar eenlingen erin slagen die technieken toe te passen, dan kunnen ze daar dus best mooi succes mee halen. Doet een hele streek dat, dan ontstaan snel overschotten en rijst de vraag naar infrastructuur en gunstige vermarkting. De prijzen voor de boer willen dan wel eens flink zakken. Met enig cynisme kan men stellen dat het succes van een landbouwproject af te lezen valt aan dalende 'farm-gate'-prijzen in de betrokken regio. Dat kan het terugverdienen van de inleg in het gedrang brengen en dan weer problemen opleveren om de (sowieso erg dure) kredieten af te betalen. Vandaar dat miljoenen boeren het houden bij het bevredigen van hun eigen behoeften en weinig interesse tonen in grote productiviteitsingrepen omdat die dikwijls te risicovol blijken te zijn.
Deze bijdrage wil het per se niet hebben over GGO's in geavanceerde landbouwsituaties zoals de onze, maar er is, minstens potentieel, wel een wisselwerking tussen hun aanwending hier en de overlevingslandbouw in de ontwikkelingslanden. GGO's, zoals elke vernieuwing in onze landbouw, zijn in de eerste plaats gericht op een verhoogd rendement van de bodem en/of een hogere productiviteit van de landbouwer. De sector in Europa, Noord- en Zuid-Amerika en Oceanië zit mede daardoor al decennia met structurele overschotten van een hele paternoster basisproducten. Deze overschotten zijn moeilijk te vermijden door de aan landbouw eigen economische wetmatigheden en de invloed van de diverse op landbouw gerichte lobby's. Met dank aan de diepmenselijke opvatting dat voedsel quasi heilig is en men dat dus niet mag verkwisten, laat staan het vernietigen, worden deze overschotten dan ingezet als voedselhulp of zwaar gesubsidieerd in de wereldmarkten geloosd. Dat kan de zo al broze positie van de overlevingslandbouw verder verzwakken. Wie weet ontstaan zo wel nieuwe problemen in de voedselvoorziening.
Er zijn nog andere aspecten dan die welke hierboven expliciet werden aangekaart. Bijvoorbeeld:
- In welke mate zijn GGO's zoals die vandaag voorliggen überhaupt geschikt voor (sub)tropische omstandigheden (bodems, klimaat, concurrerende/complementaire fauna en flora)?
- Hoe staat het met de veiligheid van het gebruik door min of meer ongeletterde boeren van hoogperformante herbiciden, die naar verluidt alsmaar toxischer worden, zonder dewelke het effect van GGO's waarschijnlijk verwaarloosbaar zal zijn? Hebben ze de daarvoor benodigde kennis en middelen ter beschikking?
- Maken de patentregels de zaken niet onrendabel duur?
- Verplicht het gebruik van zogenaamde 'killer genes' niet elk jaar tot aanschaf van nieuw zaaigoed?
- Wat indien GGO's 'natuurlijk' kruisen met traditionele variëteiten?
Hierop aansluitend hoort de vraag in welke mate het 'wereldwijd bloedbad' (dixit Bregman) in de ontwikkelingsbudgetten fundamenteel en toegepast onderzoek naar tropische plattelandsontwikkeling zal afremmen. Het is altijd al het ondergeschoven kindje geweest van agronomisch onderzoek naar plantageproductie. Waar je met wat liefde nog serieus fundamenteel onderzoek kunt ontwaren is het met toegepast onderzoek lamentabel gesteld. 'Echte' wetenschappers laten dat namelijk over aan laboratten in gigantische bedrijven. Voor zover er überhaupt geïnteresseerde bedrijven zouden zijn, hebben die nauwelijks de ambitie zich met overlevingslandbouw in te laten, hoogstens als een bijvangstje.
Een veel omstandiger beeld vindt men bij IAASTD, met name hun rapport 'Agriculture at the crossroads', zie hier.
_Noot
[1] In dertig jaar en 40+ landen 'ervaring' met plattelandsontwikkeling heb ik geen enkel kredietmechanisme ontmoet dat significant werkte in de overlevingslandbouw en dat zelf overleefde zonder gigantische open of verdoken subsidies en zonder maatschappelijke ontwrichtingen te veroorzaken. Het behoefde geen hogere wiskunde om uit de vlooien dat het gratis uitdelen van de aangeprezen inputs goedkoper was dan de kredietverstrekking! Het lijkt mij zelfs de enige manier om de pomp van de cashcyclus aan de praat de krijgen in overlevingslandbouw. Dat was natuurlijk vloeken in de neoliberale kerk, waarin grote donoren toen, en helaas nog steeds, hartstochtelijk en hardvochtig preekten.
Meer van Stefaan Reel