Kwintessens
Geschreven door Arno Keppens
  • 3445 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

28 juli 2022 De koloniaan: over mens, mier en molrat
Het boek 'Ants: Their Structure, Development and Behavior' (1910) van William Morton Wheeler is al meer dan een eeuw oud, maar blijft een klassieker (naast 'The Ants' door Hölldobler & Wilson, 1990). Wheeler kon waarschijnlijk als eerste zijn beroep maken van wat zowat alle mensen sinds mensenheugenis (en reeds daarvoor, zie primaten) deden: mieren observeren en ermee experimenteren. De alomtegenwoordigheid van mieren en hun 'eenvoudige' – bijna mechanische – gedrag maakt hen voor iedereen intrigerend. En wie de fascinatie voor mieren niet verliest na de kindertijd, kan heel wat van hen leren. Zo maakt Wheeler in zijn werk plaats voor enkele opmerkelijke parallellen tussen het gedrag van mieren en mensen. Met enigszins pessimistische ondertoon vraagt hij zich daarna af of onze mensenmaatschappij niet evolueert in de richting van een mierenmaatschappij …
Wheeler vroeg zich met andere woorden een eeuw geleden reeds af of we als mensen niet evolueren in de richting van een 'mensenkolonie' naar analogie met de mierenkolonie, dus in biologische betekenis, maar dan op globale schaal. Hij denkt daarbij voornamelijk aan de 'communistische' (mieren)maatschappij enerzijds en aan onze systematische exploitatie van de omgeving anderzijds. Dat laatste heeft de biologische kolonie gemeenschappelijk met die andere kolonie, de staatkundige. Indien de mens inderdaad evolueert naar de eerste, wordt zijn neiging tot de laatste ook meteen voor een stuk verklaard. De communistische parallel zag Wheeler voornamelijk in de achteruitgang van het individu, zowel op vlak van sociaal belang als fysiek, voor de mens ten opzichte van de jager-verzamelaar (meer uitleg volgt hieronder).
Beide parallellen waargenomen door Wheeler hoeven niet helemaal te verbazen. Het staatkundige kolonialisme en het communisme bepaalden in belangrijke mate de internationale politieke agenda aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Wheelers visie dient dus in historische context geplaatst; zijn parallellen kunnen zijn doorgeslagen. Toch wil ik met dit essay betogen dat Wheelers suggestie nog steeds relevant is. En zelfs meer dan dat, want onze maatschappij lijkt steeds sneller te evolueren naar een kolonie in biologische betekenis. Voor een organisme dat hier deel van uitmaakt en dus – onbedoeld, of soms zelfs ongewild – lid is van een biologische kolonie wil ik de passieve term 'koloniaan' gebruiken. Dit in tegenstelling tot de actieve termen die bestaan voor de staatkundige kolonisatie: de kolonisator als stichter, de kolonist als immigrant, de koloniaal als militair ter plaatse.
Wheelers idee lijkt vergezocht, zeker gezien de biologische afstand tussen mensen als zoogdieren en mieren als insecten, die wel vaker in kolonies leven. Er bestaan echter ook zoogdieren die ons deze evolutie naar een koloniaal bestaan voordeden. Zeer opmerkelijk verloren zij net als wij onderweg hun haar: de naakte molrat is eusociaal, dat wil zeggen levend in een kolonie met een koningin die jongen voortbrengt, terwijl de andere leden van de kolonie de kinderzorg, voedselbevoorrading en verdediging van het nest op zich nemen. Van die taakverdeling wijken ze niet af, tenzij de koningin sterft en ze moeten vechten om de troonsopvolging. De combinatie van taakverdeling en machtsbejag zou in vergelijking met onze menselijke geschiedenis toch een belletje moeten doen rinkelen.
Maar naast onze georkestreerde ontginning van de natuur en de arbeidsefficiënte inrichting van onze maatschappij – die beide overduidelijk zijn – ziet Wheeler dus ook een sterke parallel in de degradatie van het individu (los van haarverlies, wat beter beschermt tegen ongedierte wanneer vele nestdieren samenleven). Op het vlak van sociale achteruitgang zijn de voorbeelden legio: als schakeltje in de enorme economische keten is iedereen vervangbaar; opvoeding en zorg worden uitbesteed; anonieme megasteden doen denken aan de heuvels van miljoenen vrijwel identieke termieten, die andere koloniale hoogbouwers; mieren en mensen pendelen van en naar het werk langsheen tweerichtingsautostrades met bij voorkeur een minimum aan interactie. Analoog aan het geurspoor dat mieren volgen, dien je eigenlijk enkel de achterlichtsignalen van je voorganger in het oog te houden (de mens is nu eenmaal meer visueel aangelegd).
Onze fysieke achteruitgang lijkt minder voor de hand liggend, zeker indien we kijken naar onze sportcultuur en toenemende lichaamslengte. Wanneer we echter focussen op de inrichting van onze samenleving, dan worden enkele tendensen duidelijk. Denk aan de organisatie en infrastructuur die nodig zijn om onze eigenlijk onrijpe geboortes mogelijk te maken. Naar het reproductievoorbeeld van de mier en molrat moeten we ons tevens niet verbazen over onze dalende vruchtbaarheid en het steeds vaker rekenen op donoren en draagmoeders. We zijn bovendien zodanig gewend geraakt aan onze gedetailleerde, complexe taakverdeling binnen het grote koloniale geheel, dat niemand er nog in slaagt alleen te overleven in de 'vrije natuur' – een gegeven dat ook geldt voor de werkmier en -molrat. Of om op het pendelen terug te komen: de voorganger waarmee we minimaal interageren is niet langer louter mens, maar een mechanisch exoskelet genaamd auto.
Sinds Wheelers vroege kijk op de mens als steeds meer koloniaan, lijkt deze evolutie zich in de loop van de twintigste eeuw in sneltreinvaart te hebben voortgezet. Vooral onze economische globalisering en bijbehorende drang naar efficiëntie (een minimalisatie van de kosten, inclusief energetische) schijnen daarin een rol te spelen. Een doorslaggevende voorwaarde echter voor het ontstaan van een biologische kolonie is gedeelde en vriendschappelijke communicatie. Bij (andere) dieren is een nauwe genetische verwantschap daarvoor noodzakelijk, maar de mens heeft de voorbije eeuw voor zichzelf een snelle en internationale interactie ontwikkeld die – meestal – aan deze voorwaarde voldoet. Bij taal- en cultuurverschillen en/of vijandigheden die ons mondiale 'samenleven' in informatieve termen verstoren, kunnen we daarentegen gemakkelijk subkolonies onderscheiden.
Opvallend is dat net ons grootste verschil met de andere (al dan niet) koloniale wezens, namelijk het hebben van een cognitief redeneervermogen, onze globale interactie en dus onze versnelde evolutie in de richting van een unieke mensenkolonie mogelijk maakte. Als altijd staat de rede ten dienste van het instinct. De precieze wijze waarop de menselijke rede deze versnelling beïnvloedt, lijkt echter afhankelijk van onze cultuur. In communistische staten valt bijvoorbeeld vooral het afnemende belang van het individu op, geïnduceerd door een sterke overheidscontrole. In de kapitalistische maatschappij echter, worden arbeidsefficiëntie en exploitatie opgedrongen vanuit de marktwerking. Deze ideologieën accentueren verschillende aspecten van de koloniale parallellen die Wheeler reeds zag tussen mieren en mensen, namelijk, ietwat kort door de bocht, 'communistische' individuele achteruitgang versus 'kapitalistische' exploitatie. Een bijkomende analogie met de biologische differentiatie tussen respectievelijk 'werkmieren' en 'verkenners' dringt zich enigszins op. Op dit moment winnen de eerste dan duidelijk aan globaal belang. Genoeg geprobeerd, nu aan het werk?
Ondanks ons 'vrije denken' en culturele verschillen daarin, evolueren we dus steeds sneller naar een samenleving die ons door de natuur lijkt opgedrongen: elke voldoende grote groep organismen die instinctief streeft naar een gezamenlijke en maximaal efficiënte (energie)bevoorrading en voortplanting, evolueert naar een kolonie zoals we die kennen in biologische betekenis. In navolging van Wheeler een eeuw geleden kunnen we dus vaststellen dat de mens versneld verwordt tot nog meer mier, nog meer molrat, nog meer koloniaan. Daartegenover staat dat we emotioneel onvervangbaar zijn voor naaste familie en vrienden, iets wat de anonieme kolonianen ons niet voordoen. Daarnaast kunnen we als individu onze rede aanwenden voor een streven naar of beleven van persoonlijke vrijheid. Dit laatste wordt enkel beperkt door de 'afspraken' binnen de (sub)kolonie; er volledig uitstappen is zo goed als niet meer mogelijk. Maar meer nog bij ons dan in communistische staten zijn we vrij om te 'verkennen' en kunnen we bewust kiezen voor een levensbeschouwing, een meer bevredigende job of een verminderde exploitatie (de 'kleinere voetafdruk'). Dat deze keuze ook aanleiding geeft tot fricties tussen de koloniale maatschappij en het individu moeten we er dan maar bijnemen. De prijs van de vrije rede?
Noot: Naar aanleiding van dit essay werd gewezen op het bestaan van het boek Mierenmens (Historische Uitgeverij Groningen, 2011) door Nederlands bioloog Jelle Reumer (www.jellereumer.nl). Zoals de titel laat vermoeden beschrijft Reumer in dit boek zeer gelijkaardige parallellen tussen het leven van mieren en mensen. Een aanrader!
Kwintessens
Arno Keppens is wetenschapper aan de Belgian Space Pole (www.spacepole.be) en wetenschapsschrijver (www.sciencescripts.be).
_Arno Keppens - Recensent
Meer van Arno Keppens

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws