11 februari 2019
Over eigenbelang en het hogere goed: een (on)oplosbaar belangenconflict?
Politiek filosoof Thomas Hobbes zag in de zeventiende eeuw al in dat een staat zich gedraagt alsof het een 'hoger' wezen betreft. In zijn boek 'Leviathan' (1651) suggereert hij gelijkenissen tussen mensen en lichaamscellen, die zich beide groeperen in gespecialiseerde organen. In onze tijd trok de Britse wetenschapper James Lovelock dat inzicht door naar de Aarde in haar geheel, inclusief alle fauna en flora – zie daarvoor zijn boek 'Gaia: A New Look at Life on Earth' (2000). Verschillende maatschappelijke modellen beschouwen nu ook politieke partijen en bedrijven als multi-menselijke organismen met hun eigen 'struggle for life'. Sterker nog, intussen zien we in dat hetzelfde ook geldt in de omgekeerde richting: voor onze lichaamscellen zijn wij het 'hogere' wezen, terwijl zij zich organiseren in functionele organen, maar ook individueel vechten voor hun overleven en daarvoor over de nodige eigen organen (of correct: 'organellen') beschikken.
Je voelt al aankomen dat hier een fundamenteel probleem rijst: naast de 'horizontale' survival of the fittest van gelijkaardige organismen (van bacteriestrijd en burenruzie, over bedrijfsconcurrentie en partijstrijd, tot internationale diplomatie en oorlogen), ontstaan 'verticaal' conflicterende overlevingsstrategieën tussen de verschillende bestaansniveaus. Het lijkt ons daarbij evident – en we staan er nauwelijks bij stil – dat lichaamscellen zich continu opofferen voor ons eigen welzijn, maar dat op een hoger niveau mensen zich opofferen voor hun 'natie' wordt steeds minder vanzelfsprekend (al was dat vroeger, en in sommige culturen nog steeds, anders).
Wij zijn bijvoorbeeld vaak verontwaardigd over de beslissingen 'in het groepsbelang' van moderne communistische staten, maar zij vinden het van hun kant absurd dat in het Westen een individu of een kleine groep pakweg de bouw van een snelweg kan verhinderen. Dat hun hogere-orde overlevingsstrategie beter is dan de onze lijkt hen, gezien hun economische inhaalbeweging, dan ook evident. De eerder beperkte macht van Europa in vergelijking met de 'perikelen' in het eigenbelang van haar lidstaten, lijkt in hetzelfde opzicht (dat van het overleven van Europa als hoger organisme) uiterst inefficiënt, zoals ook blijkt uit de actualiteit.
Het verschil zit hierin: enerzijds de groep waarmee je je identificeert, en anderzijds in welke mate je dat doet in vergelijking met je persoonlijke overlevingsdrang of vrijheid tot handelen. Voor mensen die een politieke partij met een naam als Vlaams Belang aanhangen is de identificatiegroep meteen duidelijk. En mensen die collectief op de vuist gaan om hun (politieke of religieuze) ideologie te verdedigen zijn bereid persoonlijke schade op te lopen ten goede van het groepsbelang. Langs de andere kant lijken Westerlingen zich steeds 'breder' en 'zwakker' te identificeren, dat wil zeggen met een grotere groep (zoals Europa) of zelfs alle mensen, of Gaia als geheel, maar met toch meer focus op de individuele vrijheid. Dit is een welvaartseffect, want in ongunstige tijden hebben individuen logischerwijs de neiging om zich sterker te engageren voor het overleven van een kleinere groep (of het gezin, of enkel het eigen lijf in extreme crisis). Mensen die het gevoel hebben niet (meer) aan de welvaart deel te nemen, grijpen dan ook vaker terug naar het nationaalpopulisme (eveneens legio in de media).
Vanuit evolutionair standpunt zijn deze verschillende strategieën allemaal even verdedigbaar: iedereen wil het beste voor zichzelf en de eigen groep (met dus een bepaalde grootte en gewicht). Een 'goed doen voor iedereen' met oog voor ieders persoonlijke voorkeuren mag dan in het licht van de Verlichting het meest 'rationeel' lijken, de natuur (of het universum) kan het geen barst schelen. En indien deze ideologie in de toekomst niet de beste overlevingsstrategie voor het hogere niveau zou blijken, dan komt eenvoudigweg een andere in de plaats. Voor biologische en economische entiteiten is het alleszins geen goeie keuze, want wie hier niet concurreert gaat ten onder. Een dergelijke competitie leidt paradoxaal genoeg tot zowel 'vooruitgang' als ongelijkheid, ons beide welbekend.
De moderne mens lijkt steeds sterker te worstelen met deze veelheid aan conflicterende overlevingsstrategieën, opnieuw zowel horizontaal, door het (moeten) samenleven met verschillende andere strategieën, als verticaal, door deel uit te maken van een gezin, geloofsgemeenschap, bedrijf, land, continent en/of de mensheid als geheel. En al deze groepsniveaus hebben niet alleen uiteenlopende 'memetische' (culturele) belangen; ze moeten daarnaast ook opboksen tegen ieders genetische overlevingsinstinct. Een mooi voorbeeld is het verschil tussen wat mensen écht willen en wat politici dénken dat hun kiezers willen, in het belang van de natie, de partij en zichzelf. Politici (en bedrijfsraden) maken deels hun eigen regels, en durven daarbij al eens de eigen groep of persoonlijke agenda te bevoordelen.
Maar het organisme 'de mens als geheel' wint door internationalisering meer en meer aan belang. We zijn allemaal met de dood bedreigd als het (economische) hart stopt met kloppen. Misschien zullen dan zoals bij een lichaam in levensnood eerst een aantal niet-vitale organen (subculturen) afsterven, maar een extinctiegolf is nooit uit te sluiten. En zoals de geschiedenis van de cellulaire evolutie irrelevant is geworden voor de geschiedenis van de mens, zou de geschiedenis van de mens ooit irrelevant kunnen worden voor de geschiedenis van de toekomstige hogere-orde (kunstmatige) intelligentie. Kiest de Leviathan van onze verre nakomelingen ooit voor het hachje van de eigen planeet, of voor een zekerder voortbestaan van zichzelf en de mensheid elders?
Meer van Arno Keppens