25 januari 2023
Goedbedoeld kolonialisme onder het mom van dierenwelzijn
Het dierenleed uitbannen. Het vormt de logische gedachte achter dierenwelzijn. Maar betekent dit ook dat we in de natuur moeten ingrijpen? Martha Nussbaum, een toonaangevende Amerikaanse filosofe, meent van wel. Roofdieren moeten worden heropgevoed. Een misplaatste vorm van superioriteitsdenken.
Toegegeven, het oogt vreselijk, een angstige antilope die levend wordt verslonden door een roedel hyena's of een sierlijke gnoe die door een leeuw langzaam wordt verscheurd. De natuur kan wreed zijn. Het is eten of gegeten worden. Dat stoot een aantal filosofen steeds meer tegen de borst. In haar deze maand verschenen boek Justice for Animals: Our Collective Responsibility argumenteert Nussbaum dus dat we leeuwen moeten heropvoeden. Ze moeten herbivoor worden. Op die manier wordt onnoemelijk veel dierenleed vermeden en kan die antilope een vredige dood sterven. Dat het nu eenmaal in de aard van roofdieren ligt om andere dieren te doden om te overleven is daarbij van ondergeschikt belang. Uiteindelijk zijn wij, mensen, er toch ook in geslaagd om ons (deels) om te scholen naar vegetariërs? Waarom zouden we dat op termijn dan niet kunnen verwachten voor andere roofdieren?
Nussbaum is niet alleen. Ook andere filosofen, onder wie Stijn Bruers, zijn het idee genegen. 'Een wereld zonder roofdieren is een betere wereld', stelt hij in De Morgen (11/01). Hoewel Nussbaum voor terughoudendheid pleit, acht ze het niet uitgesloten om in de toekomst via genbewerking aan het DNA van roofdieren te sleutelen en ze zo te laten evolueren tot vreedzame planteneters.
_Ecologische armageddon
Toch is het idee om diverse redenen verkeerd. Verschillende ecologen, onder wie Joachim Mergaey in De Morgen (11/01), wezen er terecht al op dat het een recipe for ecological disaster is. Wij hebben als menselijke soort al geen al te aardig trackrecord wanneer het gaat over interventies in de natuur. Denk maar aan de invasieve soorten, die we overal hebben geïntroduceerd en die honderden extincties van inheemse natuur hebben veroorzaakt. En nu zouden we moeten aannemen dat het verwijderen van roofdieren aan de top van de voedselketen géén verdere implicaties zou hebben voor ecosystemen? Dat lijkt een naïeve gedachte.
Ook juridisch is het plan onuitvoerbaar. We verbieden de jacht op de wolf, maar zouden nu wel toestaan dat beschermde soorten op actieve wijze uit een ecosysteem worden verwijderd? Terwijl er in zulke verarmde ecosystemen net opnieuw nood zou zijn aan menselijke jacht, om de populaties van prooidieren onder controle te houden. Met bijkomend dierenleed tot gevolg. Kijk maar hoe de terugkeer van de wolf naar Vlaanderen ook in jagersmiddens tot kritiek leidt. Een concurrent erbij, en dus minder argumenten om het behoud van de jacht in zijn huidige vorm te onderbouwen.
_Beschavingsmissie
Maar de kritiek snijdt dieper. De gedachte om in te grijpen in de natuur getuigt van een groot geloof in de maakbaarheid van ecosystemen. In zekere zin doet het terugdenken aan al die goedbedoelende kolonialen die in de negentiende eeuw naar Afrika trokken om de 'wilden' te koloniseren en herop te voeden. De vergelijking is niet zo vergezocht. Het meest voorkomende excuus voor Europese agressie in Afrika betrof met name savagery, wildheid. Het feit dat sommige stammen mensenoffers brachten en zich soms zelfs overgaven aan kannibalistische praktijken was een ideaal argument om de Europese beschavingsmissie te rechtvaardigen. De 'scramble for Africa' werd ideologisch voorgesteld als een overwinning op de wilde natuur.
Een vaak aangehaald voorbeeld is de serie van artikelen die de krant Illustrated London News wijdde aan de Ashanti in 1873. Er werd breed in uitgesmeerd hoe in deze stammen tovenaars het hoge woord voerden. Bij de illustraties zag men mensenschedels en hints richting mensenoffers. Een jaar later begon de Britse veldtocht tegen de Ashanti.
Vele kolonialen maakten overigens ook geen onderscheid tussen wilden en roofdieren. Ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling werden in 1897 niet minder dan 267 Congolezen onder dwang naar België gebracht en aan het publiek tentoongesteld in Tervuren, als dieren in een dierentuin. Op het eiland Tasmanië kregen de kolonisten carte blanche om zowel de lokale natuur als de inwoners uit te roeien. De laatste Tasmaanse man, William Ianney, legde het loodje in 1869. De laatste Tasmaanse tijger of buidelwolf stierf in 1936. De timing is veelzeggend.
Het was dit vooruitgangsgeloof dat ook zwaar op de korrel werd genomen door Joseph Conrad, die het op briljante wijze verwerkte in zijn boek An Outpost of Progress uit 1898. Dat handelt over twee kolonialen die roemloos ten onder gaan in een ver afgelegen handelspost. Ze zien zich als herauten van de beschaving, maar zien die illusie langzaam voor hun eigen ogen verbrokkelen wanneer de stoomboot met nieuwe voorraden te laat aankomt. Later transformeerde het beeld van de wreedachtige, woeste wilde (ferocious savage) naar de kinderlijke, naïeve Afrikaan of Creool (child/savage), die opgevoed moet worden.
Het geeft te denken dat net progressieve denkers als Nussbaum ten prooi vallen aan dergelijke vormen van simplistisch vooruitgangsgeloof. Het is een doos van Pandora die beter gesloten blijft. Een vorm van controledrang die de morsigheid van het bestaan in het ondermaanse miskent. Zinvoller is het aan te nemen dat we niet per se moeten streven naar een leven zonder pijn. Hoe nobel ook, zo'n streven zal allicht net meer pijn en schade veroorzaken. Het doet wat denken aan de maatschappij in Aldous Huxleys Brave New World (1932), waar alle pijn en ongeluk weggebannen zijn. In de plaats daarvan krijgen we een kunstmatige kastenmaatschappij die voor entertainment, stabiliteit en geluk voor iedereen zorgt. Een dystopie die we best niet proberen te recreëren in de weinige natuur die ons nog rest.
(Tekst oorspronkelijk gepubliceerd in De Morgen, 17 januari 2023. Overgenomen met toestemming van de auteur.)
Meer van Hendrik Schoukens