27 juni 2023
Een halve eeuw Hotsy Totsy
Het legendarische Gentse jazzcafé Hotsy Totsy bestaat 50 jaar. Naar aanleiding daarvan brachten Karel Van Keymeulen en Kurt Defrancq een boek uit: 'Een halve eeuw Hotsy Totsy' (Snoeck, 2023). Ze vroegen aan Ronald Soetaert (em. prof. UGent) om het boek voor te stellen, uiteraard in de Hotsy Totsy. Hieronder de tekst van zijn toespraak.
Beste K und K
Jullie doen me nogal wat aan. Eerst een bijdrage schrijven voor het boek over de H&T en mij zo verplichten af te dalen in het verleden terwijl ik weiger nostalgisch terug te kijken naar vroeger want het was toen veel beter.
Maar kom, gezien vooruit kijken op mijn leeftijd moeilijker wordt, heb ik maar toegezegd. Zo'n boek is iets om naar uit te kijken. Trouwens, ik ben ook maar een mens: ik heb aandacht nodig.
En ik ben niet alleen. Vijfendertig uitverkorenen hebben hun jawoord gegeven. Er is wel een angel: de voorbije weken heb ik zeker meer dan 35 mensen ontmoet die ontgoocheld waren dat ze niet geselecteerd werden.
Ik inviteerde een van mijn vrienden voor dit evenement en hij mailde onmiddellijk:
'Ik zal het boek niet eens kopen. "Ze" hebben mij niet eens gevraagd wat toch en beledigend en discriminerend is.'
'Ik zal het boek niet eens kopen. "Ze" hebben mij niet eens gevraagd wat toch en beledigend en discriminerend is.'
Kortom, jullie hebben vijanden gemaakt.
Nu ja, jullie waren mij ook vergeten, door een toevallige ontmoeting heb ik nog een epiloog kunnen schrijven zonder de andere teksten te lezen. Je zal het mij vergeven maar ik kon een beetje raden wat er zou instaan dus ik koos voor een antropologische benadering van het (stam)café.
En nu vragen jullie mij iets te zeggen bij de plechtige presentatie van het boek over de Hotsy in de Hotsy.
Alweer wou ik neen zeggen want ik wil geen vijanden maken onder de 35 uitverkorenen. Waarom ik? Snoeck had kunnen vissen in een zee van BV's. Misschien wou niemand anders, en dachten jullie: een professor emeritus te vragen om een metablik te werpen op het verschijnsel H&T. Dat kan geen kwaad. Per slot van rekening komen we vooral samen voor de receptie en een inleiding is een noodzakelijk kwaad.
Hoewel mijn vingers jeuken om een wetenschappelijk artikel te schrijven (dat is een grapje) kies ik voor een brief. Een truuk die ik meestal toepas omdat ik dan lichter en ook wel lichtzinnig kan schrijven. 'Het kan iedereen overkomen dat hij onzin vertelt; het wordt pas belachelijk als hij dat plechtig doet', schreef Montaigne.
Enfin, alweer ben ik gezwicht omdat 'it is an offer that I cannot refuse', aldus de maffia.
Jullie stuurden me de drukproeven zodat ik alle bijdragen kon lezen.
Uiteraard heb ik eerst mijn naam gezocht en behalve in mijn eigen bijdrage heb ik die niet gevonden hoewel ik mij meen te herkennen op een foto.
Uiteraard heb ik eerst mijn naam gezocht en behalve in mijn eigen bijdrage heb ik die niet gevonden hoewel ik mij meen te herkennen op een foto.
Verder is dit een vergiftigd geschenk … Ik bedoel niet zozeer het boek lezen maar wel het inleiden … Verwachten jullie een oordeel? Sterren voor het boek of per bijdrage? Een éloge? Een kritische doorlichting? De blik van 'a sensitivity reader'?
Na mijn antropologische analyse in het boek kan ik er mij uit redden door op de verschillende bijdragen een retorische analyse uit te voeren.
Ik begin eraan met goede voornemens: geen namen noemen. Stel dat ik er vijf vermeld, dan zijn er dertig ontgoocheld. Zelfs Motje en Guido wil ik niet vernoemen, dat kan eigenlijk niet maar kom, maar zo heb ik ze toch vermeld.
Wat opvalt aan de meeste verhalen is dat ze variëren op dezelfde formule. De auteur presenteert zich op een moment in zijn leven (verdwaald zoals Dante in de Divina Commedia) als psychisch en/of fysiek wrakhout, financieel en/of geestelijk aan de grond etc. En dan komt een rite de passage die begint met het bedremmeld openen van de deur van de H&T, het symbolische zwarte gordijn, de eerste beproevingen en langzamerhand word je opgenomen in de stam.
En dan blijken we allemaal – ik citeer – 'gelijkgestemde zielen' te worden. Zo werkt identiteitsvorming bij de natie, een voetbalploeg of een stamcafé.
Merkwaardig in de H&T is dat iedereen die zich tot de stam bekeert, zich toch presenteert als een buitenbeentje. Buitenstaanders die eenmaal binnen de H&T zich opgenomen voelen in de gemeenschap van ongelovigen.
De H&T is vooral ironisch. Dat begon met het interieur dat ik in mijn bijdrage als 'camp' beschreven heb: het ironisch genieten van kitsch, van guilty pleasures (aldus Susan Sontag).
Ironie dus. Het is een club die niet bestaat waarvan men lid kan worden. Jullie schrijven:
'Dat lidmaatschap had ook een komische kant. De Hotsy Totsy was een club, deels toch, voor eigenzinnige figuren. Je zou van de eigenzinnige Hotsy-gangers verwachten dat ze zouden weigeren lid te worden van iedere club waar zij welkom waren.' (à la Groucho Marx) Tot daar jullie wijsheid.
Opvallend en tegelijkertijd min of meer onvermijdelijk in de bijdragen zijn dus de de terugkerende motieven. Dat is niet erg, clichés zijn gezellig en daarom zijn ze clichés geworden, clichés zijn pleisters op de wonden, een café is een pleisterplaats van clichés, en clichés zijn vaak waar (of is dat een cliché?). Ik zou geen namen noemen maar wil mijn bijdrage toch wat literair opkrikken door Hugo Claus te citeren: 'Clichés kunnen sterker zijn dan echte verhalen, een chique cliché noemt men dan ... een mythe'.
En zo werd de Hotsy Totsy – ik citeer uit een bijdrage – een plaats 'met mythische proporties'. Terecht schrijft iemand: 'Soms verheffen we herinneringen tot fetisj'.
En mythes waarin we geloven worden waar. Zo creëert iedereen in zijn verhaal een mythe van zichzelf en de anderen.
Waarom kwamen we naar de Hotsy? In tv-termen kan je de H&T beschrijven als een soort Canvas voor meerdewaardezoekers. Aanvankelijk had ik meerdewaardezeikers geschreven. Maar – met alle respect – die waren er toch ook? En ik heb het uiteraard niet over de 35 uitverkorenen. Opvallend toch hoe positief iedereen is …
Het is in de Hotsy dat iemand (ik zou geen namen noemen) Hemingway citeerde: we drinken om anderen te kunnen verdragen. Nu ja, ik dronk ook om mezelf te kunnen verdragen.
Laat me toe mezelf te citeren met een uitspraak die ik als motto gebruikte in mijn bijdrage. Het is een citaat uit de tijd toen ik nog voor De Morgen schreef en 's avonds in de kroegen te vinden was. Dat liederlijke gedrag wou ik literair wat opblazen door een idee van literair drankorgel Cyril Connolly uit Het graf van Palinurus: 'In mijn godsdienst zouden alle gelovigen met zonsondergang ophouden met werken en samen iets drinken "pour chasser la honte du jour"'.
Ik besef echter dat bij die uitspraak een andere uitspraak hoort bij het wakker worden: 'la honte de la nuit'. La honte du Hotsy.
Ben ik de enige die wel eens gekleed in de sofa 's ochtends wakker werd zonder geheugen? Black-out is de technische term daarvoor. Burn-outs bestonden toen nog niet.
Ik herinner me dat ik toen troost vond in een bekend vers van Hugo Claus: 'Bitter smaakt het kruid der herinnering 's morgens in de mond'. En ik heb thuis een bundel waarin de dichter Elburg een soort contragedichten schreef: hij koos een vers en draaide de woorden om in hun tegendeel: 'Zoet klinkt de vogel van vergetelheid 's avonds uit het ingewand'.
En de volgende dag kwam ik dan bedremmeld binnen in de H&T maar het geheugen leek gewist. En we konden herbeginnen.
Beste K und K
Om mijn opdracht uit te voeren heb ik met vele wezen van de Hotsy Totsy gesproken (zij waren niet uitverkoren voor een bijdrage). Op zichzelf was dat niet erg aangezien het ongeveer dezelfde verhalen waren. Maar we dronken een glas en toen kwamen de bekentenissen. Er kwam iets aan bod dat in het boek min of meer verzwegen wordt.
Ik denk aan het bekende vers van Remco Campert: 'Luister goed naar wat ik verzwijg'.
Ik schreef daarover in mijn epiloog: 'Uiteraard heb ik ook verhalen maar de crème de la crème kan ik niet vertellen. Ze behoren tot de privacy van een privéclub. Een soort omerta heerste in dit etablissement dat trouwens als een bar van de maffia ingericht was.' Nogmaals, waarom kwamen we steeds weer terug naar de Hotsy Totsy? Wat ik uit de bijdragen leer, gelijkt op het antwoord waarom we wel eens Playboy kochten: voor de goede interviews.
Eigenlijk moet ik hier stoppen. Maar kom, ik doe even verder om gespreksstof te leveren voor de conversatie tijdens de receptie.
Ik schreef in mijn bijdrage dat er toen cafés waren die de Hel of de Hemel heetten, maar de Hotsy Totsy was een Vagevuur. Een wachtkamer met een toog. Men wachtte op een Messias of een geliefde, op de Nobelprijs of de Poëzieprijs Basiel De Craene, op een deur die plots opengaat, op een volgende traktatie etc.
Ik wil het hebben over die deur die plots open gaat (en inderdaad ik verwijs naar de klassieker Dat heet dan gelukkig zijn van Ann Christy): en wie dan verscheen …
In een van de bijdragen staat daar toch iets over. Een terloopse verwijzing naar de warmte van de Hotsy. Ik citeer: 'Ja, in de Hotsy was veel erotiek'. En in een andere bijdrage vind ik nog een bedenking: de rol die de Hotsy Totsy gespeeld heeft als (ik citeer) 'oefenplaats voor de seksuele revolutie van die tijd'. Oefenplaats is een beetje raar woord, ik had 'speelplaats' gebruikt. Maar kom, het is maar een voorzet of beter voorspel – zo weet u straks waarover te praten in intieme kring tijdens de receptie.
Misschien moet er nog een boek komen: Liefde in tijden van de Hotsy. En dat zal dan een bestseller worden – die zeker verfilmd wordt (zoals de Charlatan).
Maar kom, het boek dat er ligt, K und K, jullie mogen er trots op zijn. Het legt een fond. Geniet ervan, dames en heren.
Laat ons nog één keer Hotsy Totsy spelen: Ev'rything is hotsy totsy now.
Geniet ervan, van de herinneringen, van het gezelschap (wat drank helpt maar dat weet u). Geniet er mateloos van maar met mate.
En Motje, voor de laatste keer, kom … een pintje graag op kosten van K und K. Ik heb het nodig en verdiend. Contre la honte. De Schaamte. Is dat geen roman van Hugo Claus?
Meer van Ronald Soetaert