19 juni 2024
Onverdoofd slachten en de Moslimexecutieve
In Brussel ligt de PS dwars over de inhoud van het nieuwe wetboek dierenwelzijn. Het verbod op onverdoofd of onbedwelmd ritueel slachten ligt gevoelig bij een deel van de Brusselse kiezers die een week na de verkiezingen het Offerfeest vieren. De verkiezingsuitslag bracht Team Fouad Ahidar als verrassende nieuwe partij in Brussel. Ahidar staat er op eigen benen na enkele conflicten met Conner Rousseau, onder meer omdat Ahidar zich verzette tegen het voorstel om onverdoofd slachten in Brussel te verbieden.
Met Ahidar en de islamitische stem van Belgische staatsburgers wordt de zetelverdeling in Brussel herschikt. Dit betekent dat een religieuze praktijk de organisatie van de maatschappij mee bepaalt, wat in tegenspraak lijkt met het moderne wereldbeeld waarin politieke besluitvorming boven religieuze idealen staat.
Toch is vrijheid van godsdienst een fundamenteel liberaal recht, net als eigendom en vrije meningsuiting. Het toestaan of verbieden van ritueel slachten is daarom een boeiende kwestie in een maatschappij die zich volop bezint over identiteit. Waarom moet het mes in het onbedwelmde schaap?
Toch is vrijheid van godsdienst een fundamenteel liberaal recht, net als eigendom en vrije meningsuiting. Het toestaan of verbieden van ritueel slachten is daarom een boeiende kwestie in een maatschappij die zich volop bezint over identiteit. Waarom moet het mes in het onbedwelmde schaap?
Het Offerfeest is het belangrijkste feest in de islam. De hoogdagen duren drie dagen, beginnen op de tiende dag van de laatste maand in de islamitische kalender en vallen samen met het einde van de bedevaartrituelen in Mekka.
Het feest refereert aan het sleutelmoment in het leven van de islamitische profeet Ibrahiem – bij joden en christenen de aartsvader Abraham – die in de Koran als een gelukkig man wordt beschreven omdat hij een zoon krijgt (maar die door de Koran niet bij naam wordt genoemd). Het sleutelmoment doet zich voor wanneer de vader droomt dat hij zijn eigen zoon offert. Eenmaal wakker ontstaat een open gesprek tussen vader tot zoon, waarop de jongvolwassene antwoordt: 'Doe maar wat je bevolen is'. Op het moment waarop beiden zich vrij en actief 'overgeven' (moslim worden), en Ibrahiem het voorhoofd van zijn zoon neerlegt, of in een andere interpretatie 'hem op de berg bracht', wordt Ibrahiem door God geroepen en geprezen. Hij krijgt een vervangend offer en wordt in zijn latere generaties door God gezegend (Soera 37, 100-111).
Deze passage bevestigt het idee dat Ibrahiem absoluut gelooft in de ware God – in tegenstelling tot zijn volk dat in het fragment daaraan voorafgaand 'de sterren aanbidt' – en dat Ibrahiem een voorbeeldfiguur is van de deugdzame, gelovige dienaar.
Vanuit deze overlevering slacht iedere moslim die er het geld voor heeft op de eerste dag van het offerfeest een schaap of een ander dier, zoals een rund. Het gebeurt door de oudste man van de familie. Het vlees wordt traditioneel in stukken verdeeld: voor de familie, een deel voor buren, vrienden of bezoekers en een deel voor de armen.
De Koranische vertelling, die gegroeid is vanuit de krachtige ervaring van de menselijke wilsovergave, verschilt grondig van het relaas in Genesis, en gaat vermoedelijk terug op een eigen transmissielijn los van de Thora. Alle details zijn van latere datum: de naam van zijn zoon Ismaël (dan wel Isaak), het mes of het ram komen in beeld door secundaire, joodse literatuur en door de latere islamitische rechtspraktijk. Deze bepaalt dat het dier in de richting van Mekka moet staan en een zeer scherp mes de luchtpijp en bloedvaten van de keel doorsnijdt, zonder het dier te onthoofden. Het ruggenmerg blijft intact zodat het dier in eerste instantie in leven blijft en pas later door het bloedverlies sterft. De slager moet voor elk dier afzonderlijk de naam van Allah aanroepen.
Er zijn islamitische strekkingen die vereisen dat het dier bij volle bewustzijn blijft, en niet verdoofd wordt door bijvoorbeeld een pin die door het hoofd wordt geschoten (voor, tijdens of net na de slacht). De kritieken vanuit dierenwelzijn luiden echter dat het dier pijn lijdt na het doorsnijden en het niet onmiddellijk buiten bewustzijn is. Bij runderen duurt de doodstrijd minstens twee minuten, bij schapen 14 seconden.
Er is de laatste decennia minder draaggrond voor deze slachtingsvorm en daarom heeft het Vlaams Parlement een verbod op onverdoofd slachten gedecreteerd. Islamitische en joodse organisaties vinden deze tussenkomst een inbreuk op de godsdienstvrijheid, en hebben het decreet aangevochten bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
De islamitische rechtsgrond bouwt onder meer op dit vers uit de Koran dat als verboden benoemt: 'wat van zichzelf is doodgegaan, bloed, varkensvlees, vlees waarover een andere dan Allah is aangeroepen, een verstikt beest; of wat gestorven is omdat het doodgeslagen werd, doodgevallen, doodgestoken, of wat het wild heeft aangevreten – tenzij jullie het konden slachten (…)' (o.a. Soera 5,3).
Het feest refereert aan het sleutelmoment in het leven van de islamitische profeet Ibrahiem – bij joden en christenen de aartsvader Abraham – die in de Koran als een gelukkig man wordt beschreven omdat hij een zoon krijgt (maar die door de Koran niet bij naam wordt genoemd). Het sleutelmoment doet zich voor wanneer de vader droomt dat hij zijn eigen zoon offert. Eenmaal wakker ontstaat een open gesprek tussen vader tot zoon, waarop de jongvolwassene antwoordt: 'Doe maar wat je bevolen is'. Op het moment waarop beiden zich vrij en actief 'overgeven' (moslim worden), en Ibrahiem het voorhoofd van zijn zoon neerlegt, of in een andere interpretatie 'hem op de berg bracht', wordt Ibrahiem door God geroepen en geprezen. Hij krijgt een vervangend offer en wordt in zijn latere generaties door God gezegend (Soera 37, 100-111).
Deze passage bevestigt het idee dat Ibrahiem absoluut gelooft in de ware God – in tegenstelling tot zijn volk dat in het fragment daaraan voorafgaand 'de sterren aanbidt' – en dat Ibrahiem een voorbeeldfiguur is van de deugdzame, gelovige dienaar.
Vanuit deze overlevering slacht iedere moslim die er het geld voor heeft op de eerste dag van het offerfeest een schaap of een ander dier, zoals een rund. Het gebeurt door de oudste man van de familie. Het vlees wordt traditioneel in stukken verdeeld: voor de familie, een deel voor buren, vrienden of bezoekers en een deel voor de armen.
De Koranische vertelling, die gegroeid is vanuit de krachtige ervaring van de menselijke wilsovergave, verschilt grondig van het relaas in Genesis, en gaat vermoedelijk terug op een eigen transmissielijn los van de Thora. Alle details zijn van latere datum: de naam van zijn zoon Ismaël (dan wel Isaak), het mes of het ram komen in beeld door secundaire, joodse literatuur en door de latere islamitische rechtspraktijk. Deze bepaalt dat het dier in de richting van Mekka moet staan en een zeer scherp mes de luchtpijp en bloedvaten van de keel doorsnijdt, zonder het dier te onthoofden. Het ruggenmerg blijft intact zodat het dier in eerste instantie in leven blijft en pas later door het bloedverlies sterft. De slager moet voor elk dier afzonderlijk de naam van Allah aanroepen.
Er zijn islamitische strekkingen die vereisen dat het dier bij volle bewustzijn blijft, en niet verdoofd wordt door bijvoorbeeld een pin die door het hoofd wordt geschoten (voor, tijdens of net na de slacht). De kritieken vanuit dierenwelzijn luiden echter dat het dier pijn lijdt na het doorsnijden en het niet onmiddellijk buiten bewustzijn is. Bij runderen duurt de doodstrijd minstens twee minuten, bij schapen 14 seconden.
Er is de laatste decennia minder draaggrond voor deze slachtingsvorm en daarom heeft het Vlaams Parlement een verbod op onverdoofd slachten gedecreteerd. Islamitische en joodse organisaties vinden deze tussenkomst een inbreuk op de godsdienstvrijheid, en hebben het decreet aangevochten bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
De islamitische rechtsgrond bouwt onder meer op dit vers uit de Koran dat als verboden benoemt: 'wat van zichzelf is doodgegaan, bloed, varkensvlees, vlees waarover een andere dan Allah is aangeroepen, een verstikt beest; of wat gestorven is omdat het doodgeslagen werd, doodgevallen, doodgestoken, of wat het wild heeft aangevreten – tenzij jullie het konden slachten (…)' (o.a. Soera 5,3).
We begrijpen dat de Koran het drinken van bloed verbiedt en enkel vooropstelt dat het dier goed moet uitbloeden alvorens het sterft. Het dier mag niet dood zijn vóór de slacht. Eigenlijk schuilt achter dit religieuze taboe een aloude hygiënemaatregel: eet geen dier dat doodligt in het wild. Vandaar dat een aantal islamitische landen het verdoofd slachten wel toelaten, op voorwaarde dat het dier niet sterft door het effect van de verdoving. Het maakt het belijden van de islam niet onmogelijk. In Jordanië, Maleisië, Jemen of in de Emiraten is dergelijk vlees halal, en dus toegelaten, en de praktijk ontwikkelt zich ook in Turkije. De grootste exporteur ter wereld van gecertificeerd halalvlees is overigens Nieuw-Zeeland, en dat legitiem geslachte vlees is steevast afkomstig van verdoofd geslachte dieren. De verdoving gebeurt door een omkeerbare methode: een elektrische schok zorgt voor een tijdelijke epilepsieaanval.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft inmiddels geoordeeld dat de Vlaamse decreten geen inbreuk vormen op de vrijheid van godsdienst of op het non-discriminatiebeginsel. Daarop reageerde de Moslimexecutieve in februari 2024 misnoegd: 'Telkens opnieuw beperken nieuwe wetten de vrijheid van moslims om hun geloof te belijden en rechterlijke beslissingen gaan hierin mee'.
Interessant is de kwalificatie 'telkens opnieuw' (wat dan wel?), maar ook dat de onafhankelijkheid en dus de legitimiteit van justitie in vraag wordt gesteld.
Nochtans gaat het in eerste instantie over een ethische wijziging in onze samenleving, waarin dierenwelzijn volwaardig deel is gaan uitmaken van de publieke moraal. Onze 'gebruiken' zijn veranderd, door technologische vooruitgang, en een bredere trend naar empathie ten aanzien van dieren. De Moslimexecutieve noemt het decreet 'een symbolenstrijd tegen minderheden'. Nochtans handelt het niet over symbolische objecten maar over levende creaturen.
Mensen en maatschappijen kunnen veranderen. Mijn vader was duivenmelker en zag zichzelf als goede burger. Maar hij gebruikte zijn mes en zijn schaar voor de duiven, de konijnen en het pluimvee. In de jaren 80 was er geen nood aan een wet op het dierenwelzijn – het waren gewoon beesten.
Toen de jonge Egyptische imam al-Tahtawi in 1826 in Parijs op studiereis verbleef, liet hij de Egyptische lezer in zijn reisverslag het volgende weten over de Europese omgang met dieren:
'Hun slachthuizen zijn niet in de binnenstad maar bevinden zich aan de stadsrand. Hiermee willen ze vervuiling vermijden en voorkomen ze dat de slachtdieren schade zouden aanrichten als ze ontsnappen.
De slachtmethodes verschillen. Het slachten van een schaap gaat het gemakkelijkst. Het mes wordt achter in de keel gezet, tussen de keel en de hals, en dan snijden ze in de andere richting zoals wij doen. Een kalf kelen ze op dezelfde manier. Een rund krijgt een dreun van een ijzeren hamer op het midden van de kop en raakt versuft door het geweld van de klap. Dat wordt meerdere keren herhaald totdat het stopt met ademen maar nog een beetje beweegt, waarna het op de eerder beschreven manier wordt geslacht. Ooit stuurde ik mijn Egyptische dienaar naar het slachthuis om te slachten wat ik gewoonlijk kocht. Toen hij zag hoe gruwelijk de runderen werden behandeld, kwam hij terug en zocht hulp bij Allah, de barmhartige Erbarmer, en dankte Hem dat Allah hem niet tot een rund had gemaakt in het land van de Franken, anders zou hij dezelfde straf moeten ondergaan!'
Interessant is de kwalificatie 'telkens opnieuw' (wat dan wel?), maar ook dat de onafhankelijkheid en dus de legitimiteit van justitie in vraag wordt gesteld.
Nochtans gaat het in eerste instantie over een ethische wijziging in onze samenleving, waarin dierenwelzijn volwaardig deel is gaan uitmaken van de publieke moraal. Onze 'gebruiken' zijn veranderd, door technologische vooruitgang, en een bredere trend naar empathie ten aanzien van dieren. De Moslimexecutieve noemt het decreet 'een symbolenstrijd tegen minderheden'. Nochtans handelt het niet over symbolische objecten maar over levende creaturen.
Mensen en maatschappijen kunnen veranderen. Mijn vader was duivenmelker en zag zichzelf als goede burger. Maar hij gebruikte zijn mes en zijn schaar voor de duiven, de konijnen en het pluimvee. In de jaren 80 was er geen nood aan een wet op het dierenwelzijn – het waren gewoon beesten.
Toen de jonge Egyptische imam al-Tahtawi in 1826 in Parijs op studiereis verbleef, liet hij de Egyptische lezer in zijn reisverslag het volgende weten over de Europese omgang met dieren:
'Hun slachthuizen zijn niet in de binnenstad maar bevinden zich aan de stadsrand. Hiermee willen ze vervuiling vermijden en voorkomen ze dat de slachtdieren schade zouden aanrichten als ze ontsnappen.
De slachtmethodes verschillen. Het slachten van een schaap gaat het gemakkelijkst. Het mes wordt achter in de keel gezet, tussen de keel en de hals, en dan snijden ze in de andere richting zoals wij doen. Een kalf kelen ze op dezelfde manier. Een rund krijgt een dreun van een ijzeren hamer op het midden van de kop en raakt versuft door het geweld van de klap. Dat wordt meerdere keren herhaald totdat het stopt met ademen maar nog een beetje beweegt, waarna het op de eerder beschreven manier wordt geslacht. Ooit stuurde ik mijn Egyptische dienaar naar het slachthuis om te slachten wat ik gewoonlijk kocht. Toen hij zag hoe gruwelijk de runderen werden behandeld, kwam hij terug en zocht hulp bij Allah, de barmhartige Erbarmer, en dankte Hem dat Allah hem niet tot een rund had gemaakt in het land van de Franken, anders zou hij dezelfde straf moeten ondergaan!'
Intussen hebben we verdoving, nog niet ideaal, maar het gaat de goede richting uit. Zich kunnen bijstellen aan hedendaagse waarden en normen geldt ook voor religieuze tradities, die vaak als onveranderlijk en heilig worden gezien, maar in werkelijkheid onderhevig zijn aan herinterpretaties, die nog steeds binnen de context van de oorspronkelijke traditie passen.
Gelovigen kunnen geld aan liefdadigheid schenken in plaats van te slachten, of ze kunnen een dier laten slachten in het thuisland. Bij jongeren stijgt de invloed van ethische argumenten die wijzen op het belang van een goed leven voor het dier. De halalkip die haar leven in de legbatterij doorbracht, is zo bekeken toch veeleer haram. Respect voor de schepping is overigens van oudsher een islamitische waarde en sluit daar dus naadloos bij aan. Dit is niets nieuws. Islamitische wetenschappers publiceren trouwens over eco-ethische principes die in de islamitische bronnen zijn verankerd.
Voor dit concrete dossier biedt het juridisch en theologisch kader van de islam zeker de nodige mogelijkheden. Een uitspraak van Mohammed luidt als volgt: 'Als jullie slachten, doe dit dan op de beste manier'. Dat was het dierenwelzijn van die tijd: snel, efficiënt en scherp over de keel. In deze tijd betekent dit: 'onder verdoving'.
Buitenstaanders hoeven anderen niet te vertellen wat ze moeten geloven, maar het is wel legitiem om een religie te confronteren met haar eigen principes. Volgens het islamitisch recht kan vee dat ontsnapt door iemand worden nagejaagd en dodelijk verwond worden, waarna zo mogelijk een rituele handeling volgt. Het dier hoeft dus niet intact te zijn voor de slacht. Belangrijk is dat het kan doodbloeden en dat er een menselijke intentie aan voorafgaat. Een vergelijkbare handeling zou kunnen zijn: een verdoving of een pin die het lichaam beschadigt maar de dood niet veroorzaakt. Het voorbeeld uit het islamitisch recht illustreert hoe bepaalde traditionele praktijken ruimte laten voor moderne methoden zoals verdoving, zonder de kernprincipes van de religieuze voorschriften te schenden. Een dier dat door een jachthond is aangebeten, is halal voor consumptie, maar taboe als het werd aangevallen door een wilde hond. Dit illustreert opnieuw de waarde van de menselijke intentie in het islamitische recht. Het handelt bij de rituele slachting dus niet alleen om de fysieke handeling. Ook de bedoelingen en omstandigheden waarin deze plaatsvindt, zijn van belang. In de geschiedenis van de islam is het net de flexibiliteit met het lokale recht dat de snelle expansie van de religie mogelijk maakte.
Gelovigen kunnen geld aan liefdadigheid schenken in plaats van te slachten, of ze kunnen een dier laten slachten in het thuisland. Bij jongeren stijgt de invloed van ethische argumenten die wijzen op het belang van een goed leven voor het dier. De halalkip die haar leven in de legbatterij doorbracht, is zo bekeken toch veeleer haram. Respect voor de schepping is overigens van oudsher een islamitische waarde en sluit daar dus naadloos bij aan. Dit is niets nieuws. Islamitische wetenschappers publiceren trouwens over eco-ethische principes die in de islamitische bronnen zijn verankerd.
Voor dit concrete dossier biedt het juridisch en theologisch kader van de islam zeker de nodige mogelijkheden. Een uitspraak van Mohammed luidt als volgt: 'Als jullie slachten, doe dit dan op de beste manier'. Dat was het dierenwelzijn van die tijd: snel, efficiënt en scherp over de keel. In deze tijd betekent dit: 'onder verdoving'.
Buitenstaanders hoeven anderen niet te vertellen wat ze moeten geloven, maar het is wel legitiem om een religie te confronteren met haar eigen principes. Volgens het islamitisch recht kan vee dat ontsnapt door iemand worden nagejaagd en dodelijk verwond worden, waarna zo mogelijk een rituele handeling volgt. Het dier hoeft dus niet intact te zijn voor de slacht. Belangrijk is dat het kan doodbloeden en dat er een menselijke intentie aan voorafgaat. Een vergelijkbare handeling zou kunnen zijn: een verdoving of een pin die het lichaam beschadigt maar de dood niet veroorzaakt. Het voorbeeld uit het islamitisch recht illustreert hoe bepaalde traditionele praktijken ruimte laten voor moderne methoden zoals verdoving, zonder de kernprincipes van de religieuze voorschriften te schenden. Een dier dat door een jachthond is aangebeten, is halal voor consumptie, maar taboe als het werd aangevallen door een wilde hond. Dit illustreert opnieuw de waarde van de menselijke intentie in het islamitische recht. Het handelt bij de rituele slachting dus niet alleen om de fysieke handeling. Ook de bedoelingen en omstandigheden waarin deze plaatsvindt, zijn van belang. In de geschiedenis van de islam is het net de flexibiliteit met het lokale recht dat de snelle expansie van de religie mogelijk maakte.
Islamitisch recht is dynamisch en contextueel, behalve wanneer het zich in de handen van de Executieve bevindt. Wat zou haar intentie zijn? Er zijn twee aspecten.
Eerst zou een beroep doen op godsdienstvrijheid impliceren dat een religie te allen tijde mag doen wat ze wil. Godsdienstvrijheid kwam er historisch om in een tijd van religieuze conflicten rust te brengen in de maatschappij. Godsdienstvrijheid is een fundamenteel recht, maar was nooit absoluut. Het staat ook niet gelijk aan de positie van de islam in alle Arabische landen, waar artikel 1 van de grondwet verzekert dat de staat de waarden van de islam moet beschermen. Godsdienstvrijheid is a priori beperkt, en we horen de Moslimexecutieve dit graag met evenveel woorden zeggen.
Vervolgens roept het dossier de vraag op: welke religieuze expressie wil de Moslimexecutieve vertegenwoordigen? Als iemand gelooft dat het (tijdelijk) verdoven van een dier het vlees ongeschikt maakt voor consumptie omdat het haram is, dan is dat een persoonlijke keuze. Maar aan anderen afkondigen dat dit vlees haram is, is een uitgelezen manier om gelovige burgers te overtuigen dat zij specifieke behoeften hebben en dat moslims daardoor te allen prijze verschillen van andere burgers. Sinds de verkiezingen zien we het effect in de Brusselse zetelverdeling. Dankzij het veldwerk in de Brusselse wijken heeft Team Fouad Ahidar deze sociale beweging goed aangevoeld.
Eerst zou een beroep doen op godsdienstvrijheid impliceren dat een religie te allen tijde mag doen wat ze wil. Godsdienstvrijheid kwam er historisch om in een tijd van religieuze conflicten rust te brengen in de maatschappij. Godsdienstvrijheid is een fundamenteel recht, maar was nooit absoluut. Het staat ook niet gelijk aan de positie van de islam in alle Arabische landen, waar artikel 1 van de grondwet verzekert dat de staat de waarden van de islam moet beschermen. Godsdienstvrijheid is a priori beperkt, en we horen de Moslimexecutieve dit graag met evenveel woorden zeggen.
Vervolgens roept het dossier de vraag op: welke religieuze expressie wil de Moslimexecutieve vertegenwoordigen? Als iemand gelooft dat het (tijdelijk) verdoven van een dier het vlees ongeschikt maakt voor consumptie omdat het haram is, dan is dat een persoonlijke keuze. Maar aan anderen afkondigen dat dit vlees haram is, is een uitgelezen manier om gelovige burgers te overtuigen dat zij specifieke behoeften hebben en dat moslims daardoor te allen prijze verschillen van andere burgers. Sinds de verkiezingen zien we het effect in de Brusselse zetelverdeling. Dankzij het veldwerk in de Brusselse wijken heeft Team Fouad Ahidar deze sociale beweging goed aangevoeld.
Het is niet de taak van politici om zich uit te spreken over de overtuigingen van religieuze gemeenschappen. Hun verantwoordelijkheid ligt bij het organiseren van de staat en het waarborgen van een structuur die ervoor zorgt dat een geloofsgemeenschap correct vertegenwoordigd wordt.
Variabiliteit is een constante in humaan gedrag, en de politieke variabiliteit drukt zich in ons land uit door onze staatsstructuur waarin we ons leren organiseren in gemeenschappen. Nochtans is de Moslimexecutieve een federale instelling.
Er werd de voorbije jaren genoeg geschreven over haar disfuncties. De publieke mededelingen van de Moslimexecutieve worden gestuurd door het CIB (de islamitische raad), en is daarmee een satelliet van buitenlandse instellingen. Onze politici hebben de voorbije jaren de interne problemen erkend, er een niet-geloofwaardigheid aan gekoppeld, en de Moslimxecutieve herhaaldelijk in gebreke gesteld. Ons land botst al jaren op een muur en dit zal in de toekomst niet veranderen.
Variabiliteit is een constante in humaan gedrag, en de politieke variabiliteit drukt zich in ons land uit door onze staatsstructuur waarin we ons leren organiseren in gemeenschappen. Nochtans is de Moslimexecutieve een federale instelling.
Er werd de voorbije jaren genoeg geschreven over haar disfuncties. De publieke mededelingen van de Moslimexecutieve worden gestuurd door het CIB (de islamitische raad), en is daarmee een satelliet van buitenlandse instellingen. Onze politici hebben de voorbije jaren de interne problemen erkend, er een niet-geloofwaardigheid aan gekoppeld, en de Moslimxecutieve herhaaldelijk in gebreke gesteld. Ons land botst al jaren op een muur en dit zal in de toekomst niet veranderen.
Maar we zijn een week na de stembusgang, en volop in onderhandeling voor formatie. Is er in die agenda nog plaats voor het herorganiseren van onze verhouding met religie? Theologische doctrines en de praktische verwerkelijking ervan hebben een contextafhankelijke aard in een concrete gemeenschap. Dit betekent dat de verhouding kerk-staat kan variëren afhankelijk van de specifieke gemeenschap. Beste politici, laat je bij een mogelijke staatshervorming ook noteren dat de gemeenschappen zelf de relatie tussen kerk en staat kunnen vormgeven? Door een volledige regionalisering kan het representerend orgaan dichter aansluiten bij de lokale geloofsgemeenschappen. De federale Moslimexecutieve is een kadaver en moet nu op de schop. Islamitische groepen bestaan uit diverse netwerken, die vrij zijn om een particulier belang na te streven, maar de overheid heeft de plicht om het algemene belang te bewaren, met instellingen waarmee we op een correcte manier kunnen samenwerken.
Meer van Peter Derie