26 augustus 2024
Toogfilosofen over de column van Brusselmans
De volgende scène uit de film Good Will Hunting wordt de opener van mijn eerste filosofieles in september.
- Sean: Do you think you're alone?
- Will: What?
- Sean: Do you have a soul-mate?
- Will: Define that.
- Sean: Someone who challenges you in every way. Who takes you places, opens things up for you. A soul-mate.
- Will: Yeah. I got plenty.
- Sean: Name them.
- Will: Shakespeare, Nietzsche, Frost, O'Connor, Chaucer, Pope, Kant, Locke …
- Sean: They're all dead.
- Will: Not to me, they're not.
(Bekijk de scène hier.)
- Will: What?
- Sean: Do you have a soul-mate?
- Will: Define that.
- Sean: Someone who challenges you in every way. Who takes you places, opens things up for you. A soul-mate.
- Will: Yeah. I got plenty.
- Sean: Name them.
- Will: Shakespeare, Nietzsche, Frost, O'Connor, Chaucer, Pope, Kant, Locke …
- Sean: They're all dead.
- Will: Not to me, they're not.
(Bekijk de scène hier.)
Filosofie heeft de reputatie moeilijk, abstract, oubollig en overbodig te zijn. Hoe maak je het relevant voor tieners? Ik werk regelmatig met een variant op het 'What would Jesus do?-gedachte-experiment', namelijk 'Wat zou filosoof X of Y zeggen over … ?' Een actuele kwestie die nu aan de orde zou kunnen zijn, is de zogenaamd antisemitische column die Herman Brusselmans voor het weekblad Humo schreef.
De passage die zoveel beroering opwekte en leidde tot een klacht bij justitie van de EJA (European Jewish Association) en gelijkekansencentrum Unia, is de volgende: 'Ik zie een beeld van een huilend en schreeuwend Palestijns jongetje dat helemaal buiten zinnen om z'n onder het puin liggende moeder roept, en ik beeld me in dat dat jongetje m'n eigen zoontje Roman is, en de moeder m'n eigen vriendin Lena, en ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen'. De organisaties menen dat Brusselmans hiermee aanzet tot haat en geweld tegenover Joden, wat een inbreuk zou zijn op de bij ons bestaande antiracismewet. Op een rechterlijke uitspraak is het nog even wachten en ondertussen deelde zowat iedereen die er van ver of dicht bij betrokken is al zijn mening in de media. Maar wat zouden filosofen over deze kwestie te zeggen hebben? Ging Brusselmans op moreel of ethisch vlak in de fout?
Om wat verschillende invalshoeken te hebben, komen voor dit imaginair onderonsje vier filosofen samen in hun stamcafé Plato's Grot. Als eerste op de afspraak en stipt op tijd, zo kennen we hem: Immanuel Kant, het figuurlijke zwaargewicht van de plichtethiek. Hij krijgt het gezelschap van de Britse utilitaristen John Stuart Mill en Jeremy Bentham. 'Patron, tournée générale!', beveelt deze laatste. Kant fronst even de wenkbrauwen, maar heeft het dan door: een zo groot mogelijk genot voor zoveel mogelijk mensen, vanzelfsprekend! Uiteindelijk arriveert ook deugdethicus Aristoteles. Die had de gulden middenweg genomen, waardoor hij er iets langer over deed dan verwacht.
Wanneer ze alle vier aan de toog zitten, trapt de waard het debat op gang terwijl hij de drankjes voor hun neus zet. 'Hebben jullie het gelezen op HLN? Brusselmans en de Humo-redactie zijn geschrokken van de commotie die de column teweeggebracht heeft. Ze zeggen dat het overduidelijk zou moeten zijn dat de tekst satire is en helemaal niet letterlijk geïnterpreteerd moet worden.'
'Ja maar ja', zegt Bentham, 'men moet niet enkel kijken naar de reële gevolgen van een handeling. Er is tot nu toe inderdaad geen geweld tegen Joden gepleegd naar aanleiding van de column, maar men moet ook rekening houden met de te verwachten gevolgen. Brusselmans had kunnen verwachten wat zijn woorden teweeg zouden brengen, zeker bij de joodse gemeenschap. Eind vorig jaar al werd in de media gewag gemaakt van toenemend antisemitisme en een groeiend onveiligheidsgevoel. Als je kan inschatten dat je handeling een negatief gevolg kan hebben, dan is het een moreel slechte handeling. Met zijn column zal hij de situatie voor de Gazanen niet verbeteren, terwijl hij heel wat mensen schoffeert. Het heeft geen nut, toch?'
Mill weifelt een beetje: 'Het is moeilijk om overal het nut van te bepalen … Een mens moet volgens mij zo autonoom mogelijk kunnen beslissen wat hij doet, zonder dwang van buitenaf. Als de vrijheid om te schrijven wat hij wil hem gelukkig maakt, dan moet hij dat kunnen, net als ieder ander mens. Als iedereen zijn persoonlijk geluk nastreeft, dan wordt ook de samenleving als geheel beter. De keerzijde van die autonomie is natuurlijk wel dat je als individu de gevolgen moet dragen van je keuzes. Brusselmans moet dus niet zeuren dat hij aangeklaagd wordt voor mogelijke inbreuken op de antiracismewet.'
'Die wet is toch wel een inperking van de vrijheid van meningsuiting, niet?', zegt Bentham.
'Ja, maar een samenleving heeft volgens mij toch een minimale set aan regels nodig om optimaal te functioneren en misschien is zo'n beperking op de vrijheid van meningsuiting nodig om het voor iedereen wat leefbaar te houden. Maar of Brusselmans een inbreuk pleegde, staat vooralsnog niet vast. Hoe dan ook: het is niet omdat iets wettelijk mag, dat je het daarom ook moet doen. Je mag je vrijheid niet gebruiken om anderen schade toe te brengen.'
'Die wet is toch wel een inperking van de vrijheid van meningsuiting, niet?', zegt Bentham.
'Ja, maar een samenleving heeft volgens mij toch een minimale set aan regels nodig om optimaal te functioneren en misschien is zo'n beperking op de vrijheid van meningsuiting nodig om het voor iedereen wat leefbaar te houden. Maar of Brusselmans een inbreuk pleegde, staat vooralsnog niet vast. Hoe dan ook: het is niet omdat iets wettelijk mag, dat je het daarom ook moet doen. Je mag je vrijheid niet gebruiken om anderen schade toe te brengen.'
'Hij had wat meer zijn verstand moeten gebruiken vooraleer hij zijn stuk doorstuurde',, pikt Aristoteles in. 'Ik kan begrijpen dat hij zich boos en machteloos voelt over de situatie in Gaza, maar hij kon zijn emoties niet onder controle houden. Het is typisch Herman dat hij altijd overdrijft. 't Is spijtig, want de vier belangrijkste deugden zijn in zijn karakter wel aanwezig, alleen zijn ze nog niet evenwichtig ontwikkeld waardoor hij in bepaalde situaties soms de verkeerde keuzes maakt.'
'Hoe bedoel je?', vraagt Mill.
'Wel, het is duidelijk dat hij een groot rechtvaardigheidsgevoel heeft. Wat in Gaza gebeurt, tart elke verbeelding, maar het is ook onrechtvaardig om de schuld daarvan bij elke Jood te leggen. Hij nuanceert verder in zijn stuk wel dat "niet elke Jood een moorddadige klootzak is", maar hij heeft niet goed nagedacht over de impact die zijn woorden kunnen hebben. Het is een beetje overmoedig om te denken dat iedereen wel zal inzien dat hij het niet écht meent. Dus zolang hij niet redelijker gaat nadenken en geen juiste balans vindt in die deugden, zal hij foute beslissingen nemen.'
'Dat goede evenwicht vinden lijkt me toch niet eenvoudig', bedenkt Bentham. 'Wat een bekende schrijver met een groot bereik mag schrijven, lijkt me toch te verschillen van wat Jan Modaal in de voetbalkantine mag verkondigen. Iedereen heeft wel eens een kennis horen zeggen wat ze zouden doen met iemand die hun dierbaren iets zou aandoen.'
'Inderdaad! Goed opgemerkt!' Aristoteles neemt nog een flinke slok en vervolgt dan: 'Om te weten wat het juiste is om te doen, kunnen we ons niet baseren op universele principes. Het hangt allemaal af van de specifieke situatie. Door in elke omstandigheid goed na te denken en te proberen de goede keuze te maken, trainen we op deugdzaamheid en komen we steeds dichter bij ons doel: een geslaagd en gelukkig leven!'
'Hoe lang duurt het gemiddeld om dat te bereiken?', vraagt Bentham. 'Die Brusselmans, die is toch ook al halfweg de zestig …'
'Hoe bedoel je?', vraagt Mill.
'Wel, het is duidelijk dat hij een groot rechtvaardigheidsgevoel heeft. Wat in Gaza gebeurt, tart elke verbeelding, maar het is ook onrechtvaardig om de schuld daarvan bij elke Jood te leggen. Hij nuanceert verder in zijn stuk wel dat "niet elke Jood een moorddadige klootzak is", maar hij heeft niet goed nagedacht over de impact die zijn woorden kunnen hebben. Het is een beetje overmoedig om te denken dat iedereen wel zal inzien dat hij het niet écht meent. Dus zolang hij niet redelijker gaat nadenken en geen juiste balans vindt in die deugden, zal hij foute beslissingen nemen.'
'Dat goede evenwicht vinden lijkt me toch niet eenvoudig', bedenkt Bentham. 'Wat een bekende schrijver met een groot bereik mag schrijven, lijkt me toch te verschillen van wat Jan Modaal in de voetbalkantine mag verkondigen. Iedereen heeft wel eens een kennis horen zeggen wat ze zouden doen met iemand die hun dierbaren iets zou aandoen.'
'Inderdaad! Goed opgemerkt!' Aristoteles neemt nog een flinke slok en vervolgt dan: 'Om te weten wat het juiste is om te doen, kunnen we ons niet baseren op universele principes. Het hangt allemaal af van de specifieke situatie. Door in elke omstandigheid goed na te denken en te proberen de goede keuze te maken, trainen we op deugdzaamheid en komen we steeds dichter bij ons doel: een geslaagd en gelukkig leven!'
'Hoe lang duurt het gemiddeld om dat te bereiken?', vraagt Bentham. 'Die Brusselmans, die is toch ook al halfweg de zestig …'
'Mannen, ik ga hier toch even onderbreken!' Beleefd en bescheiden als hij is, had Kant eerst de anderen aan het woord gelaten. 'Ik hoor van jullie dat we rekening moeten houden met de gevolgen van een handeling, dat wat het juiste is om te doen afhangt van de omstandigheden, dat er geen universele morele principes zijn … Nog even doorduwen en we belanden in het postmodernisme …'
'In het wat?', vraagt Aristoteles.
'Laat maar, het is niet de moeite het erover te hebben. Wat ik wil zeggen', gaat Kant verder, 'is dat moraal niet mag afhangen van de context of persoonlijke willekeur. Brusselmans zou mogen schrijven dat hij Joden met een mes te lijf wil gaan omdat hij een auteur is, omdat het zijn stijl is en we moeten maar aannemen dat hij het niet écht meent omdat hij dat zelf beweert. Wat als een imam in de moskee hetzelfde zegt als Brusselmans? Wellicht wordt hij uit voorzorg opgepakt, want een potentieel gevaar. Ik wil maar zeggen dat het beter is om te streven naar principiële ethische wetten die altijd en voor iedereen geldig zijn.'
'In het wat?', vraagt Aristoteles.
'Laat maar, het is niet de moeite het erover te hebben. Wat ik wil zeggen', gaat Kant verder, 'is dat moraal niet mag afhangen van de context of persoonlijke willekeur. Brusselmans zou mogen schrijven dat hij Joden met een mes te lijf wil gaan omdat hij een auteur is, omdat het zijn stijl is en we moeten maar aannemen dat hij het niet écht meent omdat hij dat zelf beweert. Wat als een imam in de moskee hetzelfde zegt als Brusselmans? Wellicht wordt hij uit voorzorg opgepakt, want een potentieel gevaar. Ik wil maar zeggen dat het beter is om te streven naar principiële ethische wetten die altijd en voor iedereen geldig zijn.'
'Ik snap je punt', zegt Mill, 'maar hoe bepalen we dat?'
'Wel, Aristoteles stelde al dat mensen rationele wezens zijn. Daardoor kunnen we achterhalen wat onze morele plichten zijn. En jij zei eerder dat personen vrij en autonoom zijn. We zijn dus in staat zelf te kiezen om niet toe te geven aan onze emotionele impulsen en te handelen volgens onze morele plichten. Mensen hebben dus de vrijheid, niet om zomaar te doen wat ze willen, zonder consequenties, maar om te handelen naar morele principes. Dus Brusselmans had moeten weten dat zijn woorden zouden choqueren. Hij had zijn woede moeten onderdrukken en voldoen aan het principe dat je geen volledige bevolkingsgroep bedreigt.'
'Wel, Aristoteles stelde al dat mensen rationele wezens zijn. Daardoor kunnen we achterhalen wat onze morele plichten zijn. En jij zei eerder dat personen vrij en autonoom zijn. We zijn dus in staat zelf te kiezen om niet toe te geven aan onze emotionele impulsen en te handelen volgens onze morele plichten. Mensen hebben dus de vrijheid, niet om zomaar te doen wat ze willen, zonder consequenties, maar om te handelen naar morele principes. Dus Brusselmans had moeten weten dat zijn woorden zouden choqueren. Hij had zijn woede moeten onderdrukken en voldoen aan het principe dat je geen volledige bevolkingsgroep bedreigt.'
'Maar als we vrij zijn om te kiezen hoe we handelen, kunnen we dan niet kiezen om wél toe te geven aan onze impulsen?', merkt Bentham op en hij knipoogt even naar Mill.
'Ha! Je denkt dat je me hebt vastgezet, maar een universeel moreel principe is een categorische imperatief!', grijnst Kant.
'Met uw moderne achttiende-eeuwse woorden altijd! Je weet dat ik dan niet kan volgen!', foetert Aristoteles. De anderen lachen.
'Het betekent gewoon "onvoorwaardelijke plicht", we kunnen er niet onderuit. Dus eens mensen wéten wat hun morele plicht is, dan kunnen ze niet anders dan ernaar te handelen.'
'Maar waarom deed Brusselmans het dan niet? Misschien handelde hij naar een ander moreel principe dan "geen volledige bevolkingsgroep bedreigen"?'
'Zoals?'
'Uhm … "Vrije meningsuiting"?', probeert Mill.
'Een categorische imperatief veronderstelt dat we willen dat het een universele wet is. Als Brusselmans op die manier zijn mening wil uiten, dan moet eender wie dat ook mogen. Zelfs de adjunct-hoofdredacteur van Humo wil dat niet, getuige de klacht die hij indiende tegen een onbekende die hem en zijn kind bedreigde. Bovendien impliceert een categorische imperatief dat je mensen nooit louter als middel inzet om je doel te bereiken. Als het doel van Brusselmans was om z'n woede en afkeer te ventileren, of zelfs om aandacht te vragen voor de toestand in Gaza, dan heeft hij – met zijn specifieke formulering – de Joden louter als middel gebruikt om dat doel te bereiken.'
'Je bent wel streng, zeg ...', zucht Aristoteles.
'Je vroeg om mijn visie …'
'Kom, we laten het even bezinken', sust Bentham. 'Wie wil er nog iets drinken?'
'Ha! Je denkt dat je me hebt vastgezet, maar een universeel moreel principe is een categorische imperatief!', grijnst Kant.
'Met uw moderne achttiende-eeuwse woorden altijd! Je weet dat ik dan niet kan volgen!', foetert Aristoteles. De anderen lachen.
'Het betekent gewoon "onvoorwaardelijke plicht", we kunnen er niet onderuit. Dus eens mensen wéten wat hun morele plicht is, dan kunnen ze niet anders dan ernaar te handelen.'
'Maar waarom deed Brusselmans het dan niet? Misschien handelde hij naar een ander moreel principe dan "geen volledige bevolkingsgroep bedreigen"?'
'Zoals?'
'Uhm … "Vrije meningsuiting"?', probeert Mill.
'Een categorische imperatief veronderstelt dat we willen dat het een universele wet is. Als Brusselmans op die manier zijn mening wil uiten, dan moet eender wie dat ook mogen. Zelfs de adjunct-hoofdredacteur van Humo wil dat niet, getuige de klacht die hij indiende tegen een onbekende die hem en zijn kind bedreigde. Bovendien impliceert een categorische imperatief dat je mensen nooit louter als middel inzet om je doel te bereiken. Als het doel van Brusselmans was om z'n woede en afkeer te ventileren, of zelfs om aandacht te vragen voor de toestand in Gaza, dan heeft hij – met zijn specifieke formulering – de Joden louter als middel gebruikt om dat doel te bereiken.'
'Je bent wel streng, zeg ...', zucht Aristoteles.
'Je vroeg om mijn visie …'
'Kom, we laten het even bezinken', sust Bentham. 'Wie wil er nog iets drinken?'
Of mijn leerlingen door zulke oefeningen een interne dialoog met filosofen zullen aangaan of in een van hen hun soulmate zullen herkennen, betwijfel ik. Dat ze een discussie met dode filosofen niet kunnen verliezen, is dan weer een pluspunt. Van hen moeten ze immers geen weerwoord op hun argumentatie verwachten. Van hun leerkracht daarentegen … Dat hou ik die eerste les nog even stil, ze komen er gauw genoeg vanzelf wel achter.
Meer van Nele Strynckx