4 maart 2025
Het innerlijk tehuis van Leopold Flam
Bijna zeventig jaar geleden, in 1957 om precies te zijn, richtte de historicus en filosoof Leopold Flam zich expliciet tot de 'denkende, roerige en strevende jeugd' met een 'oproep' die anno 2025 niets aan actualiteit heeft ingeboet: hoeveel kans maakt een mens die zichzelf wil zijn, die echt, eerlijk en oprecht in zijn gemeenschap wil staan, hoeveel kans maakt zo iemand anno 2025?
Met Het innerlijk tehuis levert de schrijver geen traktaat, vertoog of essay af. Hij voert integendeel derden op om met zichzelf in gesprek te kunnen gaan over het onderwerp dat hem heel zijn leven zal blijven kwellen: de eenzaamheid. Of anders uitgedrukt: hoe kan iemand die volledig authentiek wenst te zijn een zinvol leven opbouwen met de anderen en de gemeenschap?
Hoeveel kans maakt een mens die zichzelf wil zijn, die echt, eerlijk en oprecht in zijn gemeenschap wil staan, hoeveel kans maakt zo iemand anno 2025, een tijd van nooit aflatende sociale druk, voortdurende indoctrinatie door een beperkte groep mediakanalen, de verenging van het debat tot Goed of Kwaad, de zelfbewieroking van één maatschappelijk model, misleidende metingen van het Geluk en de cultus van de Angst? Weinig, als we mogen afgaan op het aantal mensen, jongeren vooral, dat vlucht, dichtklapt, ineenstuikt, ontbindt, implodeert? Of explodeert en de andere, onze medemens, vernedert, vervolgt en vernietigt?
_Toneel in pluralogen
Het innerlijk tehuis is geen theoretisch traktaat van de vorsende academicus, maar wel een zoektocht van mens tot mens middels het Woord dat Gesprek wordt, het oprechte gesprek dat na confrontatie tot inzicht leidt, omdat elkeen zijn eigen concrete Zijn aanbrengt. In Flams woorden: 'een vragenboek met talrijke en geschakeerde vele antwoorden' [p. 9].
Hoewel de auteur geen 'dichterlijke of literaire beslommeringen' nastreeft, presenteert hij zijn onderwerp in korte hoofdstukjes, 31 in totaal, die elk openen met de schets van een decor – een ruimte, meubelen, licht, schaduw, aankleding – en daardoor scènes van een toneelstuk oproepen. Omdat elk hoofdstukje bestaat uit een gesprek, van dialogen tot 'pluralogen', wordt een tweede keer de indruk gewekt dat hier toneel wordt gespeeld. De spelers stellen overbekende mythologische personages voor [Job, Janus, Lucifer], maar ook Gestalten [de Boodschapper, de Harlekijn], historische figuren [Beethoven, Napoleon, Spinoza], bakens uit de hoogcultuur [Cagliostro, Ophelia], moderne iconen [de Geneesheer], ja, zelfs banale typetjes zoals de naoorlogse ambtenaar-kunstcriticus.
De truc van Flam bestaat erin dat hij deze figuren diachronisch opvoert, zodat uitwisselingen ontstaan die tijd, ruimte en cultuur overstijgen en daardoor gefingeerde, maar ook boeiende contrasten verschijnen die tot aparte inzichten kunnen leiden. Wat dacht u bijvoorbeeld van een samenspraak tussen Marx, Ophelia en Diana? Flam laat zichzelf samenvallen met meer dan één figuur en komt dus als schrijver tussen in de gedachtegangen die hij zelf construeert.
_Een scheppende zaak
Wie met het leven worstelt, zoals Flam, gaat logischerwijs op zoek naar een houvast, richtingwijzers en modellen – rolmodellen, om binnen het toneelkader te blijven. Is Het innerlijk tehuis geen handleiding voor het goede leven, het heeft minstens tot doel de lezer, en in het bijzonder de jeugd aan te spreken, de jeugd van de 'zwevende horizonten', die waait in de 'stormende wind'. Om te kunnen stormen echter, dient ook een 'denkend centrum' voorhanden te zijn, zeg maar een 'innerlijk tehuis', een oord van 'kalmte, meditatie en klaarheid', waarin we leven met de anderen. Die verbondenheid is geen verticaliteit, maar een 'scheppende zaak' [pp.7-9].
Onder de titel 'Verbondenheid met de mens', opent het boek met een dialoog tussen de profeet Elias en De Harlekijn, derhalve met een tegenstelling die om een oplossing vraagt. Geen definitieve oplossing echter, want de verbondenheid is geen toestand, maar een flexibel en veranderlijk gegeven. De mens is 'levend' wanneer hij met de andere rekening houdt, niet met woorden, maar met daden, 'liefdelijke daden' in een 'daadwerkelijke feitelijkheid' [p. 16]. Elke mens dient iemands leerling te zijn en moet daarenboven minstens een schaduw hebben. Jeremias telt er zelfs drie: de Harlekijn, Pierlala en Pantalone [p. 21] en dat is maar goed ook, want Jeremias achtte zich de spreekbuis van God en meende dat diens Woorden volstonden. Flam rekent in één ruk door af met de intellectuelen, vooral de hoge ambtenaren en de scribenten, die enkel uit zijn op roem en voor de rest zichzelf sussen met een 'algemeen menselijk geweten', een immanentie en dus een dogmatiek als een ander [p. 26]. Tegenover dat vermeende immanente geweten, plaatst Flam een 'innig en diep medeleven' met alle mensen. Alle.
De 'innerlijke stilte' lijkt hem het enige alternatief voor deze ernstige tijden en de ondergang van 'een waarlijk geestelijk leven'. Leerling, schaduw, liefde, daden: hieruit kan verbondenheid en een 'hartstochtelijk bestaan' voortvloeien [p. 44]. Op beloning dient men echter niet te rekenen, want 'een goede mens leidt een vruchteloos bestaan' [p. 40], het 'vruchteloze' dat bij Sartre, Camus, Pinter en Beckett ook wel het 'absurde' werd genoemd. Deze va-et-vient tussen daden, eenzaamheid, verbondenheid en het vruchteloze, doet vooral aan de Sisyphos van Camus denken, want men moet volgens Flam de moed blijven hebben om te doen [p. 40]. Telkens opnieuw beginnen is de kracht van de mens [p. 22], kortom de 'blijde droefheid'. Denk ook aan Paul van Ostaijens 'ik wil beproeven naakt te zijn' en 'bloot zijn en beginnen'.
Daartoe dient men ook ‘innerlijke klaarheid’ te scheppen [pp. 44-45].
Daartoe dient men ook ‘innerlijke klaarheid’ te scheppen [pp. 44-45].
_Op naar de vrije samenleving
Leopold Flam spreekt niet vaak van humanisme of vrijzinnigheid, maar wel van humaniteit. Om zijn punt te maken, legt hij de volgende woorden in de mond van Napoleon: 'De humaniteit is geen voorschrift. Ze is een houding' [p. 61]. Anders gezegd: de humaniteit komt niet voort uit de slaafse, ideologische gehoorzaamheid aan hen die een moraal voorschrijven. Ze is het werk van 'hemelbestormers' [p. 50] wier harstochten en gevoelens zich niet tegen de rede verzetten, maar integendeel verlangen dat de rede hen leidt [p. 66].
Flam verlangt heel hard naar een nieuwe mens, een nieuwe samenleving, een nieuwe tijd, ja, naar een broederschap die iedereen zou insluiten.
Flam verlangt heel hard naar een nieuwe mens, een nieuwe samenleving, een nieuwe tijd, ja, naar een broederschap die iedereen zou insluiten.
In een sterke dialoog tussen De Rechter en De Beschuldigde, geeft uitgerekend deze laatste de toon aan: hij spreekt als een zelfstandig denker, vrij van vrees voor de verdoemenis, en noemt zichzelf een 'utopist', dit wil zeggen een dromer die de toekomst ontwaart zonder het heden los te laten, het 'toekomstig heden' in de terminologie van Flam. De rechter ziet in hem de allergevaarlijkste misdadiger, aangezien hij de 'persoonlijke zelfstandigheid' predikt. De Beschuldigde echter, beroept zich zoals Jezus op het Licht in elk van ons en niet op de Wet die boven ons staat.
Dan volgt een ongebruikelijk standpunt: dát Licht heeft geen duisternis nodig om zich te onderscheiden, want dát Licht is 'ware goedheid'. Ongebruikelijk, omdat Flam zich afwendt van de typisch Westerse dichotomie, de tegenstellingen die noodzakelijk zouden zijn om de juiste weg te kunnen vinden. De juiste weg is er simpelweg. Flam kan deze redenering poneren omdat hij absolute categorieën zoals het Goede of het Juiste heeft vervangen door daden, 'stalen daden' [pp. 76-83].
Dan volgt een ongebruikelijk standpunt: dát Licht heeft geen duisternis nodig om zich te onderscheiden, want dát Licht is 'ware goedheid'. Ongebruikelijk, omdat Flam zich afwendt van de typisch Westerse dichotomie, de tegenstellingen die noodzakelijk zouden zijn om de juiste weg te kunnen vinden. De juiste weg is er simpelweg. Flam kan deze redenering poneren omdat hij absolute categorieën zoals het Goede of het Juiste heeft vervangen door daden, 'stalen daden' [pp. 76-83].
_De Vriendenkring van Lucifer
De auteur blijft creatief op het thema variëren middels steeds meer personages en concepten [Ahasverus, Van Gogh, de Jonge Dichter, de Fee, de Geleerde, enz.], ja, zelfs middels een instrument, de viool, die in dialoog gaat met de vioolspeler.
De essentie lijkt me echter al halverwege het boek te vinden. Wanneer Lucifer vaststelt dat hij onder de mensen nog weinig te zoeken heeft en het alternatief ziet in een reis 'naar binnen', een reis naar het innerlijk tehuis van de boektitel dus, stellen zijn gespreksgenoten voor om een 'nieuwe vriendenkring van Lucifer' op te richten. Ze zijn met zes. Er ontbreekt dus een Zevende Man. Janus beseft plots dat hij niet enkel de Eerste Man van het gezelschap is, maar ook de Zevende, de laatste, die de vriendenkring sluit en mogelijk maakt. Dit is een rechtstreekse verwijzing naar de vrijmetselarij, want een ware loge – de kring – telt minstens zeven leden.
De essentie lijkt me echter al halverwege het boek te vinden. Wanneer Lucifer vaststelt dat hij onder de mensen nog weinig te zoeken heeft en het alternatief ziet in een reis 'naar binnen', een reis naar het innerlijk tehuis van de boektitel dus, stellen zijn gespreksgenoten voor om een 'nieuwe vriendenkring van Lucifer' op te richten. Ze zijn met zes. Er ontbreekt dus een Zevende Man. Janus beseft plots dat hij niet enkel de Eerste Man van het gezelschap is, maar ook de Zevende, de laatste, die de vriendenkring sluit en mogelijk maakt. Dit is een rechtstreekse verwijzing naar de vrijmetselarij, want een ware loge – de kring – telt minstens zeven leden.
_De Natuur
De reis naar binnen, de tocht naar het borgende Innerlijk Tehuis, kan niet worden losgekoppeld van de reis naar buiten, naar en in de samenleving – alweer een nauwelijks verholen verwijzing naar de vrijmetselarij, namelijk naar de introspectieve Leerling en de Gezel die de wereld bereist. Deze twee fasen van het leven, vormen de basis voor de derde en laatste: het Meesterschap, dat niet noodzakelijk is gegarandeerd en hoe dan ook voortdurend terugkoppelt naar de basis, die van de eeuwige leerling die we allemaal blijven [pp. 131-32].
Uiteindelijk zet Flam nog een stap, een stap die anno 1957 amper aan de orde was en dan ook verrast: de stap naar een bredere kring, de Natuur. Spinoza wordt opgevoerd om te verklaren dat hij 'het bewustzijn van de eenheid van de Natuur en de Geest' beschouwt als 'het hoogste goed' dat een humanist kan nastreven [pp. 178-180].
_Overstijgen
De tientallen diepzinnige uitspraken over de relatie tussen het authentieke individu en de gemeenschap, brengen geen soelaas zolang ze uitgaan van een of-of, van onoverkomelijke tegenstellingen. Hoewel de filosofie van Lucretius het boek afsluit, is het Janus, tegelijk begin en einde, tegelijk het ene en het andere, die een vruchtbare werkwijze voorstelt: de overstijging door beide elementen te koppelen. Janus: 'Hoe verder ik op de weg naar mezelf geraak, des te dichter kom ik bij de andere' [p. 100].
Referentie: Leopold Flam: Het innerlijk tehuis, De Vlam, Gent, 1957.
Meer van Eddy Bonte