18 december 2019
Microagressie, of hoe vele kleintjes één groot maken
Wat moet men zich daarbij voorstellen, bij die microagressie? Het gaat niet om iemand die je, in tegenstelling tot normale agressie, een heel klein beetje aanvalt met een heel klein mesje of een terrorist met een heel klein bommetje. Was het maar waar; niettegenstaande de nadruk op het zeer kleine zijn de effecten verre van verwaarloosbaar. Neen, het gaat om een vrijwel constante stroom van gebeurtenissen, nauwelijks opvallend omdat ze zo frequent en gewoon zijn. Zij zorgen met grote regelmaat voor een onaangenaam mini- of microconflictje; meestal met een medemens, maar soms ook met een organisatie, de overheid, je computer of het leven zelf. Je staat er niet bij stil en wilt er zeker niet over klagen omdat het zo mini is. Je hebt ze in allerlei categorieën: fysiek en verbaal, binnen en buiten het gezin, in relatie met personen of overheden, materieel en immaterieel, keuze zat.
Enkele voorbeelden die je zelf probleemloos uit eigen ervaring kunt aanvullen.
Binnen het gezin: Ben je nu wéér vergeten de vuilnisbak buiten te zetten? Het zit 'm in dat 'wéér', maar soms volstaat de vraag tout court, zelfs zonder 'wéér'.
Met de overheid: Écht ??? ... moet ik élk jaar opnieuw een medisch attest voorleggen om te bewijzen dat mijn kind aan downsyndroom lijdt?
Met collega's, met je telefoon of computer, als leerkracht met ouders, als ouder met leerkrachten, als puber met ouders, als ouder met pubers. Ik twijfel er niet aan dat je probleemloos nog een blad vol voorbeelden kunt bedenken.
Er is een categorie van ergernisfabrikanten die niet tot de allerergsten behoort, maar die ik gebruik om een fenomeen te illustreren dat ik ergernis in de tweede en de derde graad zou willen noemen; een soort optelsom, alsof de eerste ergernis niet genoeg was. Uit het feit dat fietsers nog steeds zeer kwetsbaar zijn voor aanrijdingen met vierwielers, betrekken zij een soort recht om op hun beurt de nog zwakkere weggebruiker van het voetpad te drummen. Tot daar aan toe die eerste ergernis, maar daar bovenop de tweede. De vaak duidelijke en agressief getoonde attitude dat je hen op het voetpad en op het zebrapad in de weg loopt. En alsof dat nog niet genoeg was, is er ook de ergernis van de derde graad. Terwijl de concrete slachtoffers van dit asociaal gedrag met een zekere regelmaat op de spoed worden binnengebracht, kijkt de overheid een andere kant op, want (GAS-)boetes geven, ligt electoraal moeilijk en de politie heeft andere prioriteiten. Voor mij persoonlijk zijn het vooral de ergernissen van de derde graad, die van de lakse overheid in allerlei gevallen, die me het meeste maagzuur bezorgen.
Wees gerust, ik kan ook wel iets relativeren. Er zijn tenslotte grotere bekommernissen. Oké, laten we die hufterige fietsers beschouwen als een spijtig bijverschijnsel van het stadsleven. Een ander voorbeeld dan maar om te illustreren dat het niet alleen over een constante stroom microotjes gaat, maar ook over die optelsom binnen één en dezelfde casus. Stel, een vrouw wordt op een festival lastiggevallen door jongeren. Lastiggevallen, maar niet aangerand: laten we het een microagressie nr. 1 noemen. Dan volgt al snel nr. 2: omgeving, politie en advocaat van de tegenpartij minimaliseren met de klassieker: 'heb je het niet uitgelokt, je had toch wel een heel kort rokje aan'. Zo kom je bij nr. 3: daders wandelen zonder veroordeling de rechtbank uit, want minderjarig of iets van die strekking. En bij nr. 4 lachen ze haar in haar gezicht uit. Vier op een rij zonder dat die vrouw een echt grote levensbedreigende agressie heeft meegemaakt. Kijk, dan heb je iemand die verder teleurgesteld in de rechtsstaat en verbitterd door het leven naar het stemhokje stapt. Voeg bij al het voorgaande nog de ingrediënten immigratie, vluchtelingen en islam, et voilà, een brouwsel dat gaat gisten.
Gevolg, maatschappelijke verzuring en verbittering die populisten van allerlei kleur met plezier zullen uitvergroten tot het samenklit in bizar, gevaarlijk en vaak autodestructief stemgedrag.
De term microagressie werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw gemunt door Harvard-psychiater Chester M. Pierce en is sindsdien een beetje uit beeld geraakt. Maar het fenomeen is nooit weggeweest, integendeel. Het ging toen vooral over de dagelijkse stroom van microassaults en microinsults waaronder Afro-Americans toch nog altijd te lijden hadden nadat de segregatiewetten waren afgeschaft. Toen al werd er ook gewezen op het vaak niet intentionele van die agressie. Vergelijk het met de witte 'daders' bij ons en in Nederland die tot hun verbazing, maar ook verontwaardiging, racist blijken te zijn omdat ze zich aan tradities van het type Zwarte Piet houden. Als witte man ben je hoe dan ook schuldig aan white supremacy omdat je gender en je huidskleur je voordelen geven zonder dat je ooit ook maar één gekleurde medemens onheus behandeld hebt. Er valt niet aan te ontsnappen, blijkbaar. Conflicterende waarheden, zo hebben we het graag in de postmoderne wijsbegeerte, lekker complex en onoplosbaar.
Ach, samenleven, 't is niet simpel.
Een eerdere versie van dit artikel verscheen in het Vrijzinnig Antwerps Tijdschrift.
Meer van Max Schneider