11 juni 2020
Homo humilis
Het einde van de lockdown nadert. Mensen krijgen met mondjesmaat hun vrijheden terug. Iedereen vraagt zich af: hoe moet het nu verder met ons? Hoe organiseren we ons als samenleving?
Homo Deus, de bestseller van Yuval Noah Harari, kan hier een handig startpunt zijn. Harari stelde drie jaar geleden dat de mens bij het begin van de 21ste eeuw honger, ziekte en oorlog grotendeels kon indammen. Hij beweert dat onze nieuwe goden wetenschappers zijn. In zijn, overigens bijzonder betwistbare, interpretatie verklaarde het humanisme de mens tot God. Die zelfverheerlijking leidt volgens hem nu al tot angstaanjagend lang mensenlevens rekken. Op termijn kan er zelfs technologie uit voortkomen die de mens vervangt.
Die Homo Deus in de versie van Harari kreeg de laatste maanden wel een les in nederigheid. Het blijkt dat pandemieën in een geglobaliseerde wereld net een nieuwe uitdaging zijn. Het blijkt eveneens dat ons geloof in wetenschappers groot is, maar niet zonder kritische toets vanuit de samenleving. Ondanks richtlijnen van wetenschappers en overheid gingen we autonoom interpreteren. Er ontstond een wisselwerking tussen ieder individu en wat de wetenschap ons leerde. Nog interessanter, we gingen pas aandachtig luisteren naar virologen toen het probleem zich empirisch stelde. Kritisch interpreteren en empirisme zijn net humanistische principes.
Hoewel Harari noodzakelijke waarschuwingen formuleert voor onze ethische en technologische toekomst, is er daarom nog geen onvermijdelijk einde van de samenleving in zicht. We gaan niet kritiekloos aan biologische manipulatie van de mens doen. Of zonder klank vanuit de maatschappij kille cyborgs en masse construeren. Ik denk dat het merendeel van de bevolking er net van uitgaat dat we feilbare mensen zijn. In tegenstelling tot wat Harari insinueert, is dat ook een evidentie voor elke humanist. Op een andere manier kun je de solidariteit die ontstaan is tijdens deze crisis niet verklaren. We hadden en hebben elkaar nodig.
Er waren misschien andere mechanismen aan het werk, die het deden lijken alsof we overmoedig waren. Het tastbare sociologische bystander-effect, bijvoorbeeld. (Iemand anders zal deze crisis wel oplossen. Hij draagt geen mondmasker? Iemand zal hem wel terechtwijzen.) Maar zelfs dit effect vertrekt vanuit het principe van vertrouwen op een ander. Je verwacht, omdat er zo veel toeschouwers zijn, dat iemand wel de juiste beslissing neemt.
Het nieuws dat we verwerkten dan. George Gerbner raakte tijdens de jaren '70 een gevoelig punt met het mean world syndrome. Mensen die veel media bekijken, geloven dat de wereld en de mensheid door en door rot is. We hebben de neiging om enkel het negatieve nieuws te onthouden (dat daarom gretig getoond wordt). Van zodra we van een negatief nieuwsfeit een concreet voorbeeld kunnen geven, veralgemenen we eveneens.
En ten slotte, misschien het pijnlijkst voor de Homo Deus: het onvermogen van het menselijk brein om zich iets exponentieels voor te stellen. Een mens is al niet in staat om méér dan 150 individuen in zijn sociale kring te onderscheiden, laat staan een gezondheidscrisis die miljarden mensen affecteert.
De reële menselijke overmoed lag vermoedelijk net in het blinde geloof in 20ste-eeuwse politieke, economische en sociale structuren. De samenleving die we nu zullen organiseren, zal noodgedwongen nieuw zijn.
Wordt het in dit nieuwe tijdperk niet dringend tijd om meer te vertrouwen op die kritische geest van elke mens? In wisselwerking met een deskundig kader, om logischerwijs een nieuw politiek, economisch en sociaal landschap te creëren? Om te interageren met elke mens, en hem evenwaardig te schatten als jezelf?
En als samenleving erop te vertrouwen dat ondanks het negatieve nieuws, we door samenwerking met alle actoren effectief een deugdzamere wereld kunnen scheppen?
Meer van Corentin Verdegem