19 juni 2020
Geduld doet deugd
Bij de bakker om de hoek hangt een kaartje voor het raam: 'maximum twee klanten in de winkel'. Dergelijke berichten zie ik de laatste tijd wel vaker, zelfs in die mate dat de meeste mensen – vermoed ik – er geen aandacht aan schenken. Zou dat de oorzaak ervan zijn dat we plots met vieren in de winkel stonden?
Het kon een semantische discussie worden: wat is de definitie van klant? Ik zie het al voor me. 'Nee, dat zijn mijn man en zoon. Ik betaal, daarom ben ik de klant, en dus sta ik hier alleen met u. En de bakker? Die telt niet mee, want die is immers geen klant.' Vergezocht? Ongetwijfeld hebben meerderen onder ons zich de laatste weken niet van dergelijke goedpraterij gespaard. We zijn daar eigenlijk best wel sterk in, ook als het niet over virusverspreiding gaat: 'nee, ik heb niet gedronken, enkel maar likeurpralines gegeten' (zelfs na tien likeurpralines – Ferrero Mon Chéri – blijft het bij een alcoholtest staan op 0,0 ‰).
In de huidige context zijn al die pijltjes, briefjes, symbooltjes en woorden van stewards niets anders dan een interpretatie van de meest eenvoudige tweevoudige regel: als je niet in je kot kan blijven, hou dan anderhalve meter afstand van elkaar én zet een masker op voor het geval dat je denkt geen anderhalve meter afstand te kunnen houden. Wat de zelfstandigen afficheren, is niets anders dan het makkelijk maken voor de klant. Ja, makkelijk in de dubbele betekenis. Als klant hoef je nu niet de interne sociale dichtheid van de winkel in te schatten; dus dat berichtje maakt het leven makkelijk. Anders moet je immers proberen te berekenen hoeveel denkbeeldige bollen met een straal van vijfenzeventig centimeter in de winkelruimte kunnen; je mag niet stapelen én ze moeten van plaats kunnen wisselen. Vroeger kreeg je nog zo’n schuifpuzzeltje bij elk bezoek aan het bankfiliaal – wat je toen hebt geleerd, zou je nu kunnen inzetten. Maar de goedbedoelde interpretaties die aan de ingang hangen van de handelszaken – natuurlijk willen de winkeliers tonen dat ze conform de regels de deuren hebben geopend – laten de klanten toe nog vrijer de regels te interpreteren.
Ik neem liever het zeker voor het onzekere; dit vraagt – geef ik grif toe – enige concentratie en oefening, maar ik wacht gewoon gemaskerd aan de deur tot de winkel vrij is of de winkelier wenkt. Waarom zou ik me naar binnen wurmen als er al voldoende mensen in de zaak staan? Het is droog en niet koud buiten, ik heb niet sneller mijn brood, ik ben niet sneller thuis én, ook meegenomen, als de klant voor me de winkel verlaat, kan ik die een medemenselijk knikje geven. Natuurlijk wacht ik met het binnentreden tot de doorgang volledig vrij is. Jazeker, al meermaals meegemaakt dat ik een pand uitkwam en een volgende klant me passeerde in de deuropening. Tja, daar hingen geen verkeersborden B19 en B21 die de voorrang regelen bij een smalle doorgang – ach, zou het helpen?
Corona zorgde voor onthaasting; ik heb er gi-gan-tisch van genoten (voor zover ik mijn empathisch vermogen aan de kant kon schuiven). Het schijnt me nu toe dat menig mens het haastige leven heeft gemist en over de eigen voeten struikelt om de gederfde haast in te halen. Ik kan er geen andere zinnige verklaring voor vinden. Keren we even terug naar de casus: vrouw, man en zoon wilden zich zo snel mogelijk vergapen aan het lekkers in de toonbank – fuck de coronaregels – kiezen, twijfelen, koeken weer uit de zak, andere koeken weer in de zak, neem een grotere zak en stop er nog twee, nee, drie croissants in, om dan naar huis te rennen en de zoetigheden op te schrokken. Weg met de onthaasting.
Twee uurtjes later stond ik met mijn levenspartner aan een juwelierszaak. Drie mensen binnen, vier mensen toegelaten, dus porde ik mijn tegenstribbelende liefste aan al eens een kijkje te nemen, terwijl ik buiten mijn beurt afwachtte. Twee minuten later stak zonder boe of bah een koppel me voorbij. Begrepen ze het opschrift 'max. 4 personen' niet? Leden ze aan dyscalculie? Zijn de algemene coronaregels zo moeilijk? Waren het buitenaardsen?
Of waren ze gewoon egocentrisch en onbeleefd? Nee, het was weer een schrijnend voorbeeld van weken lijden aan haastdeprivatie.
Of waren ze gewoon egocentrisch en onbeleefd? Nee, het was weer een schrijnend voorbeeld van weken lijden aan haastdeprivatie.
Nog een uurtje later op een coronaconform terrasje in een Oostendse winkelstraat. Mijn geliefde telde de passanten, ik de maskers. Om het resultaat procentueel te kunnen uitdrukken zou ze minstens tot honderd gaan; ze stopte echter bij honderd, want ik was toen zelfs nog niet tot één geraakt. Het lijkt wel of de medemensen geen seconde meer kunnen wachten om weer hun complete goesting te doen. Het idee dat je drager kunt zijn en iemand anders besmetten, krijg je dus echt niet uitgelegd aan de burgers.
De humanist Justus Lipsius zou wellicht dezelfde bedenkingen hebben gemaakt als ik. Hij schreef in 1583 de tekst Over de standvastigheid in tijden van publieke nood (De constantia in publicis malis). Actueel. Vanuit zijn christelijke geloofsovertuiging, geïnspireerd door de stoïcijnen, analyseerde hij de verheven mentale sterkte die zich niet laat vermurwen door onbenullige, dagelijkse omstandigheden. Geduld is de evidente uitdrukking van deze rationele onverzettelijkheid; aldus Lipsius. Dat klinkt allemaal gewichtig, maar het zou er in de openbare ruimte net zo rustig aan toe kunnen gaan als tijdens de eerste coronaweken, mochten we wat minder gehaast zijn en wat meer geduld uitoefenen. Het kan, we hebben getoond dat het mogelijk is – bijna manu militari – maar te veel mensen denken er blijkbaar anders over.
Geduld hebben, gebeurt ten aanzien van iemand anders. Je kunt allerhande zaken voor jezelf uitstellen in isolatie, maar dat heeft dan meer weg van zelfkastijding (als je het toch van plan bent te doen, doe het dan nu – carpe diem). Nee, geduld is iets dat je overhebt voor je medemens. Mooi vind ik dat. Het komt erop neer dat je van je kostbare tijd geeft aan de andere om een handeling te stellen. Intussen geniet je van het feit dat je leeft – als dat verveling betekent, dan haal je gewoon je smartphone boven. Van jouw medemens kun je alleen maar hopen dat die je geduld niet op de proef stelt. Wederzijds respect. Intussen heb ik geleerd dat geduld mij deugd doet.
We moeten nu met zijn allen gewoon nog een klein beetje geduld aan de dag leggen. We zullen echt wel weer op reis gaan, sportevenementen mogen bijwonen, ons goesting kunnen doen. Maar eenvoudige regeltjes, regeltjes die uiteindelijk louter de volksgezondheid tot doel hebben, zullen blijven bestaan. Ik wacht voortaan steeds aan de deur om iemand anders te beschermen. Burgerschap: er is nog veel werk in de winkel.
Meer van Gustaaf Cornelis