28 april 2021
Iémand moet hen helpen
Daar is het weer, mijn geweten. Het roept me op het matje. Sinds de lockdown ben ik namelijk wat lui geworden. Maar dat is niet echt strikt mijn schuld. Er mag immers van alles niet. Daardoor is er meer tijd, en is er ook paradoxaal net méér vrijheid om andere dingen te doen. Al zijn dat in mijn geval niet echt nieuwe zaken, maar ik probeer wel wat creatief te zijn. Boeken – meer dan anders van het fictieve soort – lees ik bewust op allerlei verschillende en ongewone plaatsen, waardoor fragmenten of volledig gelezen exemplaren voortaan in mijn herinnering met een speciale sfeer, een stemming of een kleine gebeurtenis geassocieerd zijn. En om te wandelen, een tijdverdrijf dat ik nog meer apprecieer dan vroeger, trek ik geen oude, versleten broek aan. Nee, ik doe meestal bewust gewoon een van mijn mooie rokjes aan met eronder bijpassende of net fel contrasterende broekkousen. Met aan de voeten dan weer niet meteen flatterende gummilaarzen. Ik loop dus 'uitgedost' te wandelen, mijn kakigroene botten buiten beschouwing gelaten. Dat ik door die combinatie wat in het oog spring tussen de lopers in joggingpakjes en de sportief geklede wandelaars, I don't care. Een mens moet zijn kleren toch niet onbenut in de kast laten hangen?
Individualistische bezigheden komen echter in botsing met mijn geweten. Dat geweten dat vroeger ook al wel eens de kop opstak. Op geregelde tijden tikt het op mijn redelijk solidaire schouders met de boodschap dat het tijd wordt om eens iets écht nuttigs te doen, iets waar minder fortuinlijke mensen iets aan hebben. Ik verdedig mezelf dan met het feit dat mijn werk als verpleegkundige toch al meer dan genoeg gewicht in de maatschappelijke schaal legt. Maar dat telt blijkbaar niet mee. Ik word er immers voor betaald. Onlangs zelfs – voor het stand-by blijven in coronatijden – met een premie in de vorm van consumptiecheques waarvan je in verre uithoeken moet gaan zoeken waar je die kan uitgeven. Het vraagt dus eveneens doorzettingsvermogen om de economie te steunen. Maar dat is een andere kwestie. Ik moet niet van onderwerp veranderen, het ging over de gewetenskwestie.
Laat ik alles achter en ga ik in verre oorden helpen? Oorden waar men werkelijk het verschil kan maken bij mensen die geen tijd hebben voor navelstaren, zagen en klagen? Trek ik me ergens terug in een groot huis en vang ik kinderen op die mijn tijd, hulp en aandacht écht kunnen gebruiken? Ga ik helpen bij de voedselbanken waar ze ongetwijfeld altijd wel een paar bereidwillige handen tekortkomen?
Voor niets van dit alles kwam ik al in beweging, en met het vrijwilligerswerk dat ik deed, heb ik tot nu toe vooral mezelf verrijkt – geestelijk dan toch.
Maar nu is er iets dat mij toch in bewonderenswaardige beweging zal zetten, ik kan niet anders! De toestand is behoorlijk schrijnend en mijn hulp meer dan dringend gewenst. Ik ga topbankiers en topvoetballers die heel veel verdienen ter hulp snellen. Want zeg nu zelf, torenhoge bedragen op je rekening zien verschijnen, het vraagt sterke schouders. Als topdirecteur vergeefs strijden tegen de verleiding om het inschrijvingsgeld van je kinderen te betalen met geld van de Nationale Bank, het is niet gemakkelijk. Een genereuze opslag krijgen. Dubbel zoveel verdienen als de premier. Als gouverneur van de Nationale Bank opkijken tegen een berg pensioen van een miljoen euro. Door gewoon aan de top te voetballen, beseffen dat je maandloon meer dan vele malen hoger is dan het loon van pakweg verpleegkundigen, die beroepsgroep schiet me nu heel toevallig te binnen. Vechten ook tegen de vrees dat je te weinig geprikkeld zal zijn voor een bepaald bedrag en dat men je dus nóg meer zal betalen. Die continue verantwoordelijkheid voor zoveel geld. De uitdaging om al dat geld zinvol te besteden. Hoe ga je daarmee om? Hoe kan je daar een gezonde nachtrust door behouden? Het is allemaal heel erg onderkend.
Geen enkele instantie heeft al fundamenteel iets ondernomen tegen deze nochtans duidelijke ongelijkheid. Weinigen lijken zich te bekommeren om deze grote onrechtvaardigheid. Niemand zet dit recht. Een telefonische of online hulplijn voor de onzichtbare problematiek en zijn neveneffecten, het is er bijgevolg de hoogste tijd voor. Iémand moet hen helpen. Ik overweeg die nobele taak op mij te nemen, want de nood moet ongetwijfeld hoog zijn bij deze vergeten groep. Het verwondert me dat nog niemand ingezien heeft dat deze schromelijk over het hoofd geziene minderheidsgroep morele steun meer dan dringend kan gebruiken in afwachting van normalisatie van hun inkomen.
Maar ook een vrijwilliger heeft kosten. Misschien hebben de onfortuinlijk gefortuneerden ergens ook nog consumptiecheques liggen waar ze geen weg mee weten? Ik betwijfel het, maar indien het toch het geval zou zijn, heb ik meteen ook dát prangende probleem voor hen opgelost. Ik weet ondertussen waar je ze kan inruilen. Meerdere vliegen in één klap dus. Al hoop ik niettemin op een snelle oplossing door doortastende, bereidwillige beleidsmensen. Zodat ik daarna gewoon weer lui kan zijn. En vrij om te wandelen en te lezen. Want de natuur is te mooi en de stapel nog te lezen boeken te hoog.
Meer van Sophia De Wolf