Kwintessens
Geschreven door Karel D'huyvetters
  • 4114 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

28 maart 2022 Over Winfried Schröders 'Atheismus'
Wanneer een autoriteit in het filosofische vakgebied van de geschiedenis van het atheïsme zoals prof. dr. Winfried Schröder (Universiteit Marburg) zich waagt aan een boek-essay over dat atheïsme, bestemd voor een breder publiek, dan zou het niet enkel vermetel, maar zelfs uiterst dwaas zijn dat ongemerkt te laten voorbijgaan.
Aangezien er zeer ten onrechte geen vertalingen in zicht zijn, loont het dan zelfs de moeite om het in het Duits te lezen, ook al is dat niet je eerste, of zelfs je tweede taal. Dat is het grote voordeel van een andere Germaanse taal voor Nederlandstaligen: je verstaat er al veel van als je gewoon je Nederlandse taalgevoel volgt, net zoals Franstaligen minder moeite hebben met Spaans en Italiaans. Professor Schröder is gepromoveerd op zijn onderzoek naar de oorsprongen van het atheïsme, een werk dat nadien aanzienlijk herwerkt gepubliceerd is in 1998 en aangevuld heruitgegeven in 2012, en ondertussen zowat de bijbel (!) is geworden van iedereen die met het atheïsme en zijn geschiedenis begaan is. Hij is tevens de auteur van een lange reeks artikelen in tijdschriften en verzamelwerken, evenals verscheidene monografieën en tekstuitgaven. Helaas zijn veel van die laatste werken erg prijzig, zeg maar onbetaalbaar duur. Dit korte boekje, amper 107 bladzijden tekst, aangevuld met noten, een ruime bibliografie en een namenregister, wordt nu aangeboden voor € 16,90, met gratis bezorging, bij Amazon.
Schröder heeft over het atheïsme een rigoureuze methodologie ontwikkeld, waaraan hij stug vasthoudt. Hij is geen voorstander van de nochtans plausibele theorie dat er een ononderbroken atheïsme is geweest, uiteraard van toen er nog geen sprake was van God of godsdienst, en van in de oudheid tot op onze dagen. Hij ontkent uiteraard niet dat er altijd al afwijkende meningen zijn geweest en verzet tegen de gevestigde opvattingen, maar hij wenst de term atheïsme te reserveren voor een specifieke, nauwkeurig omschreven opvatting over God. Dat is vanzelfsprekend niet alleen zijn goed recht, maar zelfs een zoal niet noodzakelijk, dan toch aanzienlijk verhelderend onderscheid, dat hem bovendien toelaat de kritiek op dat atheïsme vanuit het theïsme overtuigend te pareren en te weerleggen.
Dat is de insteek van dit boek-essay. De vijf 'Einwände' (bezwaren, argumenten) die verdedigers van het bestaan van God bijna altijd maken, kunnen slechts terdege ontkracht en beantwoord worden indien men van meet af aan precies aangeeft wat met atheïsme bedoeld wordt. Dat is in zijn interpretatie het ontkennen van zijn tegendeel, namelijk het theïsme, een opvatting die al bij Plato vaste vorm heeft gekregen en ook vandaag nog het onderwerp is van vaak heftige debatten en controversen. Schröder spreekt van een 'Standard-theismus': er is een transcendente of bovennatuurlijke oorzaak of schepper van al wat is, die het hele universum bestiert, een persoonlijke God, die almachtig is, oneindig goed, alwetend en voorzienig. Daartegenover plaatst hij de opvatting die precies dat, en uitsluitend dat ontkent. Het is dus een filosofisch debat op rationele gronden, zowel aan de kant van de ontkenners als van de verdedigers van een dergelijk theïsme: ook de 'gelovigen' gebruiken in dezen enkel rationele argumenten, in wat men de filosofische, rationele of natuurlijke theologie noemt, of de rationele verklaring van het geloof, of de metafysica, dus zonder een beroep te doen op elementen van geloof en openbaring. Andere discussies, over andere geloofsinhouden, zoals de goddelijkheid van Christus, de Drievuldigheid, het laatste oordeel, de onsterfelijkheid van de ziel en de verrijzenis, zijn evident mogelijk, maar vallen buiten het bestek van dit essay. Het beperkt zich, zoals gezegd, tot de gebruikelijke bezwaren tegen het atheïsme stricto sensu.
Men kan dan een onderscheid maken tussen een positief atheïsme, waarbij ontkend wordt dat er God of goden zijn. Wanneer er enkel sprake is van de afwezigheid van het idee van een of meerdere goden, noemt men dat negatief atheïsme; dat laatste is op zich evenwel strikt genomen geen filosofisch standpunt. Onze auteur laat het atheïsme een concrete aanvang nemen met de eerste geschriften waarin de ontkenning en weerlegging expliciet aanwezig is van het bestaan van een God zoals hoger gedefinieerd. Dat situeert zich aantoonbaar in het midden van de 17de eeuw. Voordien waren er zeker wel al afwijkende meningen, maar kon er moeilijk sprake zijn van een algehele ontkenning van vooral de God van de schepping, omdat men voor hem noch een wetenschappelijk, noch een filosofisch alternatief had. Pas met Spinoza is dat laatste het geval, voor het eerste moeten we, ook volgens Dawkins, misschien wel wachten tot Darwins evolutietheorie en de bewijzen daarvoor bij de ontdekking van het DNA.
Een van de veelgehoorde opmerkingen die men ook vandaag vanuit theïstische kant maakt tegen het atheïsme, is dat het 'slechts' een overtuiging is, een dogmatisch geloof, dat zodoende geen hogere waarheidsaanspraken kan maken dan het theïsme. In het beste geval is er dan sprake van een patstelling tussen de spelers, waarbij ze beiden elkaar ervan beschuldigen hun stelling niet te kunnen bewijzen. Men kan dan nog ten hoogste een agnosticisme verdedigen: men kan het bestaan van God niet bewijzen, noch bewijzen dat hij niet bestaat (hoofdstuk 1). Vervolgens verwijt men het atheïsme dat het een bot materialisme is, en elke mentale realiteit ontkent (2). De theïsten wijzen verder heel nadrukkelijk op de ordening van het universum, die volgens hen onmogelijk is zonder een scheppende en algoede God. De auteur gaat uitvoerig in op dat argument. Hij verlegt daarbij de bewijslast naar degenen die de meest gewichtige aanspraak maken, namelijk zij die beweren dat er een dergelijke God is; dat is immers de meer onwaarschijnlijke veronderstelling (3). Het vierde hoofdstuk behandelt de ongemeen belangrijke kwestie van de moraal. Een van de meest zware aantijgingen tegen atheïsten is immers dat zij onveranderlijk en onverbeterlijk amoreel of immoreel zouden zijn. De auteur wijst erop dat zelfs in de theologie de vestiging van de morele normen op een absoluut almachtige God voor ernstige problemen zorgt: hoe kunnen absolute normen ingesteld worden door een (goddelijke) persoon die volkomen willekeurig kan handelen en boven alle wetten verheven is? Het laatste, maar niet het minste bezwaar van het theïsme is dan dat de God zoals gedefinieerd een voorbijgestreefd begrip is. Maar zowel wanneer men nagaat wat de Kerk zegt over haar God als wanneer men allerlei alternatieve godsvoorstellingen onder ogen neemt, blijkt het onmogelijk zich te onttrekken aan deze definitie zonder de essentie van het theïsme prijs te geven.
Naast deze vijf bezwaren tegen het atheïsme en hun grondige analyse en weerlegging, is er ook nog een vraag: is het atheïsme een zwaktebod, meer nog, een veel armoedigere ingesteldheid dan het verrijkende theïsme? Is het ontkennen of opgeven van God altijd een verlies? Hier gaat het niet meer zozeer om een louter theoretische filosofische discussie, maar om de waarde en de waardigheid van tegengestelde levensopvattingen. Een veelgehoord argument is dan dat gelovigen in deze wereld een houvast hebben aan een God, en troost vinden in de gedachte aan een hiernamaals, waarbij de goeden uiteindelijk toch beloond zullen worden voor hun afzweren van het kwaad, en de anderen hun verdiende loon zullen krijgen voor hun al dan niet vermeende misdaden. Daartegenover staat dat het wegvallen van geloofsdwang en onverdraagzaamheid als een echte bevrijding ervaren wordt. Ten gronde echter kan de rationele theologie geen argumenten aanbrengen voor dergelijke aanspraken; zij is ten hoogste in staat om rationele 'bewijzen' te formuleren voor het bestaan van de theïstische Godsfiguur. Alle andere veronderstellingen, zowel over het goddelijk ingrijpen in deze wereld als over de goddelijke vergelding van goed en kwaad,  zijn gebaseerd op openbaring en kerkelijke verkondiging, en die zijn zeer verscheiden, en zeker niet beperkt tot het eurocentrische christendom. De fundamentele attributen van God zijn overigens onverenigbaar met het houvast en de troost die men ermee verbindt. Dat blijkt onder meer uit de hachelijke kwestie van de predestinatie en het determinisme dat inherent is aan deze attributen, en de typische christelijke genadeleer. Ook de opvattingen over onsterfelijkheid en hemel, hel en vagevuur doorstaan de kritiek niet, ook niet die van christelijke theologen, noch die van gewone gelovigen.
In deze recensie kunnen vanzelfsprekend niet alle aspecten van de behandelde thematiek vermeld, laat staan geduid worden. De redeneringen en argumenten van prof. dr. Schröder zijn voorbeelden van logische samenhang en methodologische zindelijkheid. Je kan er zelfs de spreekwoordelijke speld niet tussenkrijgen, en dat draagt in niet geringe mate bij tot de leesbaarheid en de zelden geziene overtuigingskracht die ervan uitgaat. Daarmee bewijst hij grote diensten aan allen die op zoek zijn naar argumenten voor hun eigen atheïstische overtuiging, en vaak het antwoord schuldig moeten blijven op de goedkope argumenten van de verdedigers van het Godsbestaan, van het geloof en van de Kerk. Een mens voelt zich inderdaad gesterkt wanneer de conclusies waartoe men gekomen is, vaak met vallen en opstaan, en niet zonder veel tegenkanting van de overheersende omgeving, gestaafd worden met een zo hoogstaand betoog van een zo onverdachte bron. Overtuigde theïsten zullen er goed aan doen zich terdege te bezinnen over de briljant aangebrachte argumenten tegen hun aantijgingen en hun vooringenomen standpunten.
Een eerste aanvullende gedachte die ik persoonlijk durf te maken, heeft te maken met de strenge methodologische afgrenzing van het debat tot de strijd tussen dat 'Standardtheismus' en het daaraan beantwoordende atheïsme. Zeker, atheïsme mag niet verward worden met antiklerikalisme, onorthodoxie, vrijdenken of humanisme, maar er is ontegenzeglijk een verband tussen die verscheidene aspecten. Wanneer men het bestaan van God ontkent, komt men meteen in het vaarwater van hen die dat verkondigen en propageren, en daaraan allerlei consequenties verbinden, die ze aan iedereen willen opleggen. Het positieve atheïsme is een filosofische stellingname, maar het heeft belangrijke consequenties voor de persoon die ze moedig voorstaat. Het debat wordt niet alleen in academische kringen en in geleerde boeken gevoerd, maar ook op straat, in het politieke en maatschappelijke debat, en niet zelden in de huiskamer.
Een tweede gedachte sluit daarbij aan. Ook het theïsme is meer dan een (vrijblijvende) filosofische (veronder)stelling. Het is niet uit de hemel komen gevallen. Het is onlosmakelijk verbonden met het verschijnsel godsdienst, zowel in zijn oorsprong als zijn uitwerking. En godsdienst is (ten minste ook) een louter menselijk maatschappelijk verschijnsel, het is een manier waarop sommige mensen zeggenschap opeisen over andere mensen, en de voordelen genieten van de machtspositie die ze aldus verwerven, en waarbij het verzinsel God slechts een middel is om dat doel te bereiken.
Wij kunnen alleen maar hopen dat dit meesterlijke boek-essay een ruime verspreiding mag vinden, hetzij in deze Duitse versie, hetzij in vertalingen in verscheidene talen die het zonder enige twijfel verdient.
Kwintessens
Karel D’huyvetters (°1946) legt zich toe op de geschiedenis van het atheïsme en het antiklerikalisme. Van hem verschenen Nederlandse vertalingen van de belangrijkste werken van Spinoza, met uitvoerige commentaren. Hij onderhoudt een website over Spinoza en een persoonlijke website.
_Karel D'huyvetters -
Meer van Karel D'huyvetters

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws