24 augustus 2022
Vierde brief van Hans Van Dyck aan Johan Braeckman
Beste Johan
In het teken van de eeuwigheid valt het best mee. Binnen een meer courant menselijk perspectief kom ik er echter minder makkelijk mee weg. Mijn antwoord op je jongste brief is helaas met een slakkengang tot bij jou geraakt. Slakken zijn naar onze menselijke maatstaven traag en tijdens een droge, warme periode kiezen ze dan ook nog vaker voor koele pauzes langsheen hun traject. Mijn goede voornemen voor het nieuwe jaar – we starten straks een vers academisch jaar – is minder vaak de slak als voorbeeld te nemen voor onze briefwisseling. Hoewel, mollusken zijn zulke fascinerende levensvormen en slow science blijkt hier en daar opgang te kennen …
Ik heb echter allesbehalve stilgezeten, moet ik bekennen. Wetenschappers zijn nooit klaar en vakantie nemen blijkt niet tot mijn talenten te behoren: zo wordt mij nu en dan duidelijk gemaakt. To-do-lijstjes, wie-laat-ik-even-wachten-lijstjes, lijstjes van manuscripten in voorbereiding, lijstje van lijstjes, hyperactieve journalisten tijdens de spreekwoordelijke komkommertijd … Ik heb me vooral gretig gestort op denk- en praktisch werk voor oude en nieuwe onderzoeksprojecten. Zo wil ik voor een nieuw project een beter inzicht ontwikkelen in het biologische verschil tussen dag- en nachtleven van dieren. Met andere woorden – en bij wijze van spreken – wat moet je aan een mot of nachtvlinder veranderen om er een functionele dagvlinder van te maken, en waarom? Het moet ons een inzichtelijk kader bieden om de ecologie en de evolutie van deze alternatieve levensstijlen beter te vatten. Daar word ik wild van, beste Johan.
Het is fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, maar het toegepast belang loert geregeld achter de hoek. Vlaanderen is immers een regio waar we de nacht grotendeels omruilden voor een skyglow vol kunstmatig licht. De aantasting van het fundamentele ritme van licht en duisternis blijkt diepere sporen na te laten bij het leven op onze planeet dan gedacht. Het raakt niet alleen motten die als bezeten naar straatlantaarns vliegen. We gunnen opgroeiende generaties niet eens een mijmerende blik op een impressionant gevulde sterrenhemel.
Je liet je in je jongste brief vooral leiden door de gruwelijke en ingrijpende actualiteit van de oorlog in Oekraïne. Het was toen erg actueel, maar nu helaas nog altijd. Op basis van diverse krantencommentaren en studiogesprekken met gepensioneerde kolonels, generaals en andere majoors, lijkt het einde nog lang niet in zicht. Het bracht je in je brief bij beschouwingen over het concept 'beschaving'. De oorlog vervaagt de grens tussen goed en kwaad, schreef je. Dan moet ik spontaan denken aan het volumineuze meesterwerk van Robert Sapolsky uit 2017, Behave: the Biology of Humans at Our Best and Worst. Jij vermeldde zijn boek ook al in je brief. Maar ook extreme klimatologische omstandigheden zetten de fraaie kant van onze menselijke beschaving onder lastige hoogspanning, schat ik.
Ik verwees naar dit werk van Sapolsky als een voor mij evidente bron in een hoofdstukje dat ik op uitnodiging schreef voor het boek De getemde mens: waar komt (volgens u) onze moraal vandaan? (2021). Toegegeven, ik was aangenaam verrast toen ik de vraag kreeg. De samensteller, historicus Martin Harlaar, bracht in het boek de antwoorden samen van 140 personen met uiteenlopende culturele en levensbeschouwelijke achtergronden. Als bekend filosoof uit een vakgroep genaamd 'Wijsbegeerte en Moraalwetenschap' kon jij uiteraard niet ontbreken. Het uitgangspunt van het boek vind ik erg waardevol en het knoopt aan bij de 150ste verjaardag van Charles Darwins publicatie van The Descent of Man (1871). Moraal was lange tijd het exclusieve domein van filosofie en theologie, maar Darwin opende de poort naar empirische inzichten uit de biologie, psychologie, antropologie en neurowetenschappen. De getemde mens wil nagaan in hoeverre de vele empirische inzichten zijn doorgedrongen in Vlaanderen en Nederland. Wat leer jij uit die bloemlezing van antwoorden, Johan?
Het punt sluit bovendien mooi aan bij onze eerdere gedachtewisseling over de vaak moeizame verhouding tussen natuur- en menswetenschappen. We gaan er dus beiden van uit dat de menswetenschappen zich geen dienst bewijzen door de nog vaak uitgesproken eenzijdigheid van het dominante mensbeeld. Toch zie jij het niet meteen gebeuren dat inzichten uit de biologische en cognitieve wetenschappen prominenter in het menswetenschappelijke curriculum ingebouwd zullen worden. Wat zie jij hier als belangrijkste barrières en waarom zijn het zulke lastige klippen om te nemen aan onze universiteiten? Ik wil er graag dieper op ingaan, Johan.
Ik ben bijvoorbeeld altijd verwonderd dat 'ecologie' tegenover 'economie' wordt geplaatst. Dat vind ik een slordige gedachtegang. Economie wordt omschreven als de wetenschap die zich bezighoudt met de verdeling van middelen (producten en diensten) in een samenleving. Dat klinkt toch erg als de ecologie van een sociale soort waarbij cultuur een belangrijke invloed heeft. Ecologie werd uiteindelijk slechts in 1866 bedacht door de Duitse bioloog en grote Darwin-fan Ernst Haeckel voor de wetenschap die zich bezighoudt met de betrekkingen tussen organismen en hun omgeving. Daarvoor werd vaak gesproken over de economie van bijen, vlinders of andere dieren … Dan is het niet zo verwonderlijk dat speltheoretische modellen zowel in de economie als in de gedragsecologie worden gebruikt. Sommige rekenkundige 'economische' modellen blijken soms beter te werken voor andere dieren dan voor Homo sapiens …
Ik kijk alweer uit naar je antwoord en zet me schrap voor een spoedige reactie. Geen slakkengang, maar ik ga voor … vliegensvlug (met natuurlijk enige foutenvlag errond …).
Grote groet
Hans
Meer van Hans Van Dyck