Kwintessens
Geschreven door Thomas Rotthier
  • 2760 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

31 augustus 2022 Waarom economische groei het beste medicijn blijft tegen armoede
In zijn stuk 'Groeioptimisme is een zeer onbetrouwbaar kompas' stelt Stefan Reel dat economische groei niet zal volstaan om de armoede in de wereld te verminderen.
De nadruk moet volgens Reel veel meer op herverdeling liggen. Vandaag is de welvaart immers te veel geconcentreerd in te weinig handen. Superrijken parkeren hun vermogen in Panama, wonen in riante villa's en reizen de wereld rond met hun privéjets. Aan de andere kant zijn er nog steeds één miljard mensen die niet eens toegang hebben tot schoon drinkwater of betrouwbare elektriciteit. Enkel door de rijkdom te herverdelen van Noord naar Zuid kunnen we dit onrecht verhelpen, aldus Reel. Economische groei biedt volgens Reel weinig soelaas omdat groei de ongelijkheid enkel maar zal vergroten.
Het herverdelen van de rijkdom klinkt op het eerste zicht als een aannemelijke en rechtvaardige oplossing. Reels pleidooi sluit nauw aan bij het gedachtegoed van de econoom Thomas Piketty, die met zijn boek Kapitaal in de 21ste eeuw (2013), het thema ongelijkheid op de kaart zette. Vandaag neemt de economische ongelijkheid nog steeds toe. Zo bleek uit een Oxfam-rapport van 2021 dat het vermogen van de superrijken tijdens de coronapandemie is verdubbeld. De rijkste persoon op aarde is momenteel Elon Musk, de CEO van Tesla, met een geschat vermogen van 272 miljard dollar.
Stel dat Elon Musk in een zeer gulle bui is en zijn hele vermogen wil wegschenken. Hoeveel mensen zou hij daarmee uit de armoede kunnen helpen? Helaas minder dan je zou denken. Als hij 272 miljard dollar zou verdelen onder de armste helft van de wereldbevolking zou iedere persoon ongeveer 67 dollar krijgen. Voor mensen in extreme armoede die moeten overleven van 2 dollar per dag is dit veel geld. Maar uiteindelijk is dit maar een tijdelijke oplossing. Na enkele weken zal dit bedrag opgegaan zijn aan voeding, vervoer, medicijnen en andere noodzakelijkheden.
Veel mensen zijn er echter van overtuigd dat de armoede en ongelijkheid in de wereld met elkaar samenhangen. Extreme armoede is volgens hen een gevolg van het feit dat het rijke Noorden rijkdommen rooft uit het arme Zuiden. Westerse bedrijven halen goedkope grondstoffen weg en laten arbeiders in fabrieken en mijnen werken voor een hongerloon. Dit neokolonialisme is de reden waarom landen in Sub-Sahara-Afrika en Zuid-Azië zo arm zijn.
Het klopt inderdaad dat veel van de grondstoffen in onze producten uit landen in het Zuiden komen, denk maar aan het lithium en kobalt in onze smartphones en elektrische wagens. Maar deze grondstoffenhandel is niet de diepere reden waarom sommige landen rijk zijn en andere arm. Volgens de economen Daron Acemoglu en James Robinson ligt de diepere oorzaak van rijkdom en armoede in de politieke en economische instituties van een land. In hun zeer lezenswaardige boek Why Nations Fail (2012) leggen ze uit dat arme landen gekenmerkt worden zogenaamde 'extractieve instituties'. De politieke macht is geconcentreerd in de handen van een kleine elite, zodat ze de spelregels van de economie kunnen bepalen. Dit laat hen toe om rijkdom en inkomen af te pakken van de rest van de bevolking, bijvoorbeeld door arbeiders uit te buiten, grondstoffen en land te stelen, monopolies te vestigen en technologische innovatie in de kiem te smoren. Hierdoor is er geen gelijk economisch speelveld en vloeit de rijkdom van de armen naar de extractieve elites.
Extractieve instituties kennen vaak een lange voorgeschiedenis. In Sub-Sahara-Afrika en Zuid-Amerika bestonden ze al voor de Europese kolonisatie. In de Inca-beschaving bijvoorbeeld werden boeren gedwongen om op plantages te werken om voedsel te produceren voor het leger en de aristocratie. Vanaf de zestiende eeuw begonnen Europese kolonisators deze precolumbiaanse beschavingen te veroveren en aan zich te onderwerpen. Daarbij namen ze de bestaande extractieve instituties over en maakten ze die vervolgens nog extractiever. Eerst dwongen de Europeanen inheemse arbeiders om te werken in goud- en zilvermijnen, vervolgens importeerden ze Afrikaanse slaven om te werken op plantages. Deze onderdrukking ging eeuwenlang door. Pas na de Tweede Wereldoorlog, met de opkomst van de dekolonisatiebeweging, konden Afrikaanse en Aziatische landen zich bevrijden van het koloniale juk en onafhankelijke naties worden. Maar dit bracht helaas geen beterschap voor de gewone bevolking omdat kleptocraten en dictators de plaats innamen van de vroegere koloniale overheersers. Samen met hun handlangers plunderden ze de schatkist leeg en lieten ze hun eigen bevolking stikken. Beruchte voorbeelden zijn Mobutu Sese Seko in Congo, Moammar Khaddafi in Libië en Robert Mugabe in Zimbabwe. Toen deze dictators stierven, namen andere kleptocraten weer hun plaats in. Vandaag is de situatie in Congo, Libië en Zimbabwe nauwelijks verbeterd. De overheid doet er amper inspanningen om het leven van burgers te verbeteren. De kwaliteit van de wegen, het onderwijs en de gezondheidszorg is er dramatisch. Door de slechte openbare diensten, de corruptie en onzekere eigendomsrechten wordt ondernemen sterk ontmoedigd. Dit zorgt voor een spiraal van armoede die moeilijk te doorbreken is.
De situatie in landen zoals België, Zweden of Zuid-Korea is totaal anders. Deze landen worden gekenmerkt door inclusieve politieke en economische instituties. Burgers kunnen hier vrij deelnemen aan het politieke en economische leven. Mensen krijgen kansen om op te klimmen op de sociale ladder. De meeste kinderen gaan 12 jaar naar school en kunnen daarna nog verder studeren in het hoger onderwijs. Zo kunnen ze hun talenten ontwikkelen en een beroep uitkiezen dat het best bij hen past. Mensen met een briljant idee kunnen een eigen zaak opstarten en proberen hun producten en diensten te verkopen op de markt. Sommigen onder hen, zoals Elon Musk of Bill Gates, kunnen daar zelfs schatrijk mee worden. Maar niet alleen ondernemers worden er beter van. Ook de consumenten varen er wel bij: ze kunnen immers goedkopere en betere producten kopen.
Een ander opvallend kenmerk van landen met inclusieve instituties is dat de overheid allerlei belangrijke openbare diensten levert. De overheid zorgt voor kwalitatief onderwijs, een goede wegeninfrastructuur, toegang tot proper water en elektriciteit. Ze waarborgt de rechtsstaat en ziet toe op de naleving van contracten. Deze inclusieve instituties zijn ontstaan door een toevallige samenloop van omstandigheden. Ze werden voor het eerst gecreëerd in Engeland na de Glorious Revolution (1688), een relatief vreedzame politieke revolutie die een einde maakte aan het absolutisme van de Stuart-dynastie. Dankzij de Glorious Revolution lag het zwaartepunt van de macht bij het verkozen parlement. Er kwam ook meer economische vrijheid. De monopolies die allerlei gilden hadden op het maken van producten zoals glas, bakstenen, boter en leer, werden afgeschaft. Zo kon er meer concurrentie ontstaan op de markt en verbeterde de kwaliteit van producten. Uitvinders konden voortaan een patent aanvragen op hun uitvinding zodat ze er munt uit konden slaan. Op die manier ontstond er in Engeland een cultuur van groei en innovatie die uiteindelijk zou leiden tot de industriële revolutie.
De dieperliggende oorzaak voor armoede en ongelijkheid in de wereld is dus niet een nulsomspel tussen het 'rijke Noorden' en 'het arme Zuiden', maar een historisch gegroeid verschil in politieke en economische instituties. Dit kunnen we slechts in beperkte mate oplossen door rijkdom te herverdelen. Uiteraard is het onze morele plicht om te doneren aan organisaties die mensen in extreme armoede helpen (zoals de effectief altruïsten doen) en het budget voor ontwikkelingshulp te verhogen. Zulke acties kunnen al een heel aantal mensen uit de miserie bevrijden.
Maar de beste remedie tegen armoede is en blijft economische groei. In een goed functionerende markteconomie krijgen mensen meer kansen om hun talenten te ontwikkelen en te ondernemen. Zo kan de economie groeien en de welvaart toenemen. Maar om dit te laten gebeuren moeten er eerst inclusieve politieke en economische instituties gecreëerd worden. Dat gaat zelden zonder slag of stoot. De bestaande elites hebben er immers alle belang bij om het systeem van extractieve instituties te behouden. De geschiedenis leert dat inclusieve instituties pas ontstaan na volgehouden inspanningen van groepen die ijveren voor meer politieke en economische vrijheid. Als die groepen zich goed kunnen organiseren, kunnen ze een sterke coalitie vormen tegen de heersende elites en hen onder druk zetten om democratische hervormingen door te voeren. Deze strijd vergt veel doorzettingsvermogen en is gevaarlijk voor wie eraan deelneemt, maar het verleden leert dat ze niet op voorhand verloren is. Ook wij kunnen hier ons steentje aan bijdragen. Door de 'civil society'  en mensenrechtenactivisten te steunen kunnen we meehelpen de weg naar vrijheid en welvaart in het Zuiden te plaveien.
Kwintessens
Thomas Rotthier is filosoof en medeoprichter van de nieuwe milieubeweging Ecomodernisme.be. Hij schreef samen met Jan Deschoolmeester het boek 'De wereld red je niet met minder, minder, minder' (Borgerhoff & Lamberigts, 2022).
_Thomas Rotthier -
Meer van Thomas Rotthier

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws