8 maart 2024
We moeten praten
Koen zit in groep 7B (Nederlands onderwijssysteem). Hij moet net zoals alle andere leerlingen in de klas een spreekbeurt houden. Vandaag is het zijn beurt. Zijn klasgenoten en de juf Selin kijken gespannen toe want Koen heeft sinds hij in groep 3 bij juf Selin in de klas kwam nog nooit een woord gezegd en nu gaat hij zijn spreekbeurt houden: over zijn leven en alles wat tot hem behoort. De spreekbeurt omvat vier steekwoorden waarrond zijn leven is opgebouwd: mama – opa – zwaan – papa.
Toen ik de achterflap van het boek las, dacht ik dat het een banaal (jeugd)verhaal zou zijn over een jongen die een spreekbeurt houdt. Maar niets is minder waar. Je wordt als lezer meteen meegezogen in het verhaal en zelfs na het lezen van het boek blijft het verhaal nog lang in je hoofd nazinderen. Of zoals de Nederlandse schrijver Thomas Heerma van Voss, het op de achterflap verwoordt: ‘Doordringend, verslavend proza’.
Jan van Mersbergen beschrijft het verhaal in de drie hoofdstukken telkens vanuit andere personages.
In het eerste hoofdstuk maakt de schrijver gebruik van de ‘alwetende verteller’ die vooral de protagonist Koen gestalte geeft: ‘Kijk ik heb niks gezegd al die jaren. Ik weet heel goed dat jullie zeggen dat ik een sukkel ben of een moron of een freak, maar ik ben wel hier op school om iets te leren, al heb ik meer van opa geleerd. Sorry juf. Opa zegt altijd: je kunt beter een slimme vraag stellen dan een domme vraag. Iemand die een slimme vraag stelt, vindt het leuk om te zoeken naar een antwoord. Iemand die een domme vraag stelt, heeft het antwoord al bedacht. Slimme vragen zijn leuk. Iedere keer als een van jullie en stomme vraag stelde, heb ik iets van jullie geleend of gepakt. Gestolen zullen jullie zeggen. Gejat.’ Maar ook de gevoelens, gedachten en observaties van juf Selin verbeeldt: ‘Het duizelt me een beetje. Wat is hij van plan? Ik weet dat hij slim is en van alles houdt wat kan vliegen, en zijn opa had het zelfs over filosofie, maar verbanden tussen een slaapkamer en planeten en dieren en de tijd…’
In het eerste hoofdstuk maakt de schrijver gebruik van de ‘alwetende verteller’ die vooral de protagonist Koen gestalte geeft: ‘Kijk ik heb niks gezegd al die jaren. Ik weet heel goed dat jullie zeggen dat ik een sukkel ben of een moron of een freak, maar ik ben wel hier op school om iets te leren, al heb ik meer van opa geleerd. Sorry juf. Opa zegt altijd: je kunt beter een slimme vraag stellen dan een domme vraag. Iemand die een slimme vraag stelt, vindt het leuk om te zoeken naar een antwoord. Iemand die een domme vraag stelt, heeft het antwoord al bedacht. Slimme vragen zijn leuk. Iedere keer als een van jullie en stomme vraag stelde, heb ik iets van jullie geleend of gepakt. Gestolen zullen jullie zeggen. Gejat.’ Maar ook de gevoelens, gedachten en observaties van juf Selin verbeeldt: ‘Het duizelt me een beetje. Wat is hij van plan? Ik weet dat hij slim is en van alles houdt wat kan vliegen, en zijn opa had het zelfs over filosofie, maar verbanden tussen een slaapkamer en planeten en dieren en de tijd…’
Het tweede hoofdstuk wordt verteld vanuit het perspectief van de papa, die een innerlijk gesprek aangaat met de cellen die zijn lichaam van binnenuit vernietigen: ‘Al bijna vier jaar probeer ik te bedenken wie je bent en nu ik aan mijn zoon moet gaan vertellen hoe het allemaal in elkaar zit, begint het me eindelijk te dagen: jij was een van de velen die me probeerde over te nemen. Je was een cel die zich moest delen. Tussen al de cellen waaruit ik besta had jij alleen die drang, en precies jij zat in een van mijn ballen en precies toen Koen geboren werd, begon jij te groeien.’
In het laatste hoofdstuk beschrijft de auteur het verhaal vanuit het gezichtspunt van de opa die het verhaal over Koen – die op dat moment zijn spreekbeurt doet - vertelt tegen de conciërge van de school.
Wat een prachtig boek is dit!
Niet alleen omwille van de inhoud met het hoofdthema: ‘verlies versus behoud’ dat als een rode draad doorheen de hoofdstukken loopt, of de vele, soms verrassende of leerrijke plotwendingen die op het einde van het boek de climax vormen door de losse eindjes in het verhaal op een vernuftige wijze aan elkaar te breien. Maar ook omdat de auteur de literaire schrijfregel ‘Show, don’t tell’ op een ingenieuze wijze letterlijk toepast, wat een originele insteek in het boek vormt. Ik heb dit nog nooit eerder in een boek gezien.
Niet alleen omwille van de inhoud met het hoofdthema: ‘verlies versus behoud’ dat als een rode draad doorheen de hoofdstukken loopt, of de vele, soms verrassende of leerrijke plotwendingen die op het einde van het boek de climax vormen door de losse eindjes in het verhaal op een vernuftige wijze aan elkaar te breien. Maar ook omdat de auteur de literaire schrijfregel ‘Show, don’t tell’ op een ingenieuze wijze letterlijk toepast, wat een originele insteek in het boek vormt. Ik heb dit nog nooit eerder in een boek gezien.
Het boek bevat nog meer originele vondsten zoals de titels van de drie hoofdstukken: ‘praten – moeten – we’ omgekeerd de titel van het boek vormen: We moeten praten. Of het vervormen van woorden zodat het woord meer betekenis krijgt in het verhaal, bijvoorbeeld: ‘Krankrijk.’
Het verhaal is zo levensecht beschreven dat je als lezer de indruk krijgt dat je een non-fictie boek leest waardoor sommige recensenten onterecht de climax van het boek afkraken als zijnde onwaarschijnlijk of ongeloofwaardig.
Isabella Vanremoortele
Isabella Vanremoortele
Jan van Mersbergen (1971) is schrijver van fictie en non-fictie. Hij publiceerde tien romans, waaronder zijn doorbraak Naar de overkant van de nacht (2011) waarmee hij de BNG Nieuwe Literatuurprijs won. Daarnaast won hij de F. Bordewijkprijs met De laatste ontsnapping (2014) en de NRC Lezersprijs met De onverwachte rijkdom van Altena (2019). Zijn werk is vertaald in het Engels, Frans, Spaans, Duits en Turks. In april 2024 verschijnt zijn volgend boek: Berichten uit het washok. Literaire en praktische schrijftips.
Meer van Isabella Vanremoortele