6 augustus 2021
Als je de muziek niet hoort. Essay over onttovering
Recensenten hebben het niet altijd gemakkelijk. Je krijgt soms ongevraagd een boekje ter bespreking toegestuurd, en uit plichtsbesef zet je je dan aan het werk. Maar wat als je al na enkele bladzijden of regels merkt dat het werk je niet ligt? Tegen beter weten in zet je door, in de ijdele hoop dat het nog goed komt, maar meestal doet het dat niet. Zo ook met dit in een blitse, maar slecht leesbare omslag gepresenteerde boekje.
Het eerste dat (na het vette 'letterwerk') tegensteekt, is de wat verward aandoende zinsbouw, die spoedig een symptoom blijkt te zijn van een even warrige denktrant. Je gaat dan even op zoek naar een inhoudsopgave als leidraad, om toch enig houvast te hebben, maar die is er niet. Vervolgens blijkt ook het Nederlands slordige trekjes te vertonen. Het lezen is dan veeleer een opgave dan een genoegen. De recensent zucht, maar houdt vol: het is immers maar een dun boekje, klein formaat. Om toch nog enig licht te laten schijnen in het halfduister van het betoog, probeer je zelf enkele sleutelbegrippen duidelijk voor ogen te krijgen, al was het maar de onttovering uit de ondertitel. Van Dale kent het niet; het is een omzetting in het Nederlands van het Duitse Entzauberung, dat Max Weber ontleende aan een ode van Schiller. Onze auteur gaat weliswaar vaak te rade bij bekende en minder bekende auteurs die over het onderwerp geschreven hebben, maar dat doet ze op een erg vervelende manier. Je weet nooit of ze citeert of parafraseert, noch waar haar ontlening begint of eindigt, noch of ze nu zelf aan het woord is dan wel de geciteerde auteur, noch of ze het met die auteur eens is, of diens uitspraak laat voor wat ze is. De lezer komt evenmin als de auteur tot een duidelijke definitie van wat door het korte essay heen met onttovering, betovering, herbetovering of tover bedoeld is. Terloopse voorlopige, al dan niet compatibele omschrijvingen wisselen elkaar af, wat alleen maar tot meer frustrerende warrigheid aanleiding geeft. De lezer krijgt geen vat op de kerngedachten, omdat die gehuld zijn in een fladderend, alluderend discours, allicht gepuurd uit een even vluchtige lectuur van de werken die we in de bibliografie vinden (onder anderen de postnatale Siamese tweelingen Burms en De Dijn, die enkel aan het hoofd vergroeid zijn).
Wat wel duidelijk is vanaf de eerste bladzijden, is de afkeer van de auteur voor elke 'rationaliteit'. De ratio heeft de tover de nek omgedraaid, met alle kwalijke gevolgen van dien. Dat is de teneur van dit essay, dat veeleer een pleidooi is voor herbetovering (een bastaardwoord voor het modewoord re-enchantment). 'Ik beschouw mezelf als herbetovenaar', zegt onze auteur (blz. 69). En ze gaat (veel) verder: 'Wetenschap heeft me nooit de antwoorden gegeven die ik zoek, en ik geloof pas iets, als ik het kan voelen, hoe logisch en evident iets ook mag zijn. Misschien is dat vreemd. Misschien is er iets mis met mij. Dat kan. Misschien ook niet. Ook voor mij zijn deze ervaringen, deze gedragingen, hoe alledaags ook, tegelijk volstrekt irrationeel.' Dat typeert haar ten voeten uit, en het verklaart de wrevel van deze recensent. Het beeld dat de auteur schetst van de ratio is een wrede karikatuur: voortdurend heeft ze het over de kille, gevoelloze, zinloze, kale, onverschillige wereld die achterblijft wanneer de ratio heerst na de laffe moord op de tover. Wat overigens die tover was, blijft ondanks de verscheidene pogingen tot duiding erg duister en vaag, en dus eveneens wat de nieuwe tover, waartoe ze ons dringend oproept, moet zijn.
Nog een woord over de titel. Dat blijkt een typisch 'vals' of vermeend citaat te zijn, zoals de auteur ook aangeeft: niemand weet het te plaatsen. Dat stoort haar evenwel niet, en ze verheft het zelfs tot de titel van haar werk: hoe fake kan het zijn? Maar een betere titel had ze niet kunnen kiezen; het gaat immers om omstanders die de (innerlijke) muziek niet horen waarop dansers zich bewegen. Althans deze recensent, hoewel melomaan, is compleet doof, en hoopt dat ook te blijven, voor wat deze auteur zoal meent te horen.
Laten we wel wezen. Als je de Verlichting (graag met hoofdletter, uit respect, of om elke verwarring met verlichting) en elke rationaliteit afkeurt en pleit voor een terugkeer naar een irrationele, 'betoverde' levenshouding, ga je een mistige wereld in, waar men gemakkelijk van het rechte pad afdwaalt, zoals helaas dezer dagen menig antivaxer of aanhanger van diverse complottheorieën.
Dat anderzijds de rationaliteit, en de rationele mens gespeend zou zijn van elke ontroering, van elke gevoeligheid voor en appreciatie van schoonheid, goedheid, warmte, medemenselijkheid en begrip, is een zo grove belediging dat ze niet eens een antwoord verdient.
Dit boekje is dus enkel geschikt voor mensen die nadenken als een betreurenswaardige, nefaste afwijking beschouwen en hun welbevinden enkel zoeken in 'de macht van de bergen, de kracht van de wind, de moed van bomen die wortelen in de uitgedroogde grond, de overvloed van blad, de rijkdom van soorten, de trefzekere ontwikkeling vanuit een kiem of een zaad, de kilheid (sic) in de schaduw, de onaantastbaarheid van een rots, de schoonheid op het moment van bloei … ' (blz. 34).
Meer van Karel D'huyvetters