5 oktober 2022
Over homo's en de Kerk (deel 2)
Godsdienstige tradities en het rooms-katholicisme
In het eerste deel van dit essay was ik scherp voor de Kerk. Het is niet mijn bedoeling om op een vrijzinnig-humanistische blog zomaar wat te bashen op een andere levensbeschouwing. De hoogst persoonlijke geloofsbeleving van een medemens zal ik nooit bespotten. Het is evident dat parochiale werkers een belangrijke sociale rol vervullen. Ik koester aangename herinneringen aan eindeloze discussies met een inmiddels overleden priester-leraar. Ondanks mijn uitgesproken vrijzinnig-humanistische levensbeschouwing heb ik beroepshalve geregeld nuttige contacten met geestelijken. Hoewel ik hem niet persoonlijk ken, komt bisschop Bonny over als een minzaam man die oprecht het beste wil voor gelovigen én voor anderen. Zijn ergernis ten overstaande van Rome kan ik alleen maar delen. Ik geloof (no pun intended) oprecht dat de recente beslissing met goede bedoelingen gebeurde en besef goed dat de bisschoppen een fikse vermaning uit Rome riskeren.
In het begin van deze tekst heb ik dan ook aangegeven dat ook een algemeen afkeuren – veelal door ongelovigen – van het nieuws intellectueel geen waterdichte positie is. Zolang er geen duidelijke schade aan anderen wordt berokkend, zijn het simpelweg mijn zaken niet hoe iemand zijn geloof beleeft. Welke theoretische bezwaren men ook kan hebben. Hoe moslims bijvoorbeeld de ramadan organiseren of in welke volgorde joden met Chanoeka de kaarsen aansteken, moeten ze vooral zelf weten. Hoe erg we ons ook kunnen ergeren aan semantische spelletjes. Wie zijn wij om te bepalen wat het woord huwelijk in deze of gene traditie betekent? Ik speel bijvoorbeeld geen rugby. Zolang die sport niet tot een maatschappelijk relevante hoeveelheid problemen leidt of een bepaalde groep spelers systematisch schade berokkent, zal het mij worst wezen volgens welke regels een wedstrijd gespeeld wordt.
Daarbij lijkt het zo dat nogal wat commentatoren niet altijd beseffen wat het etiket rooms-katholiek precies betekent. Een deel van hun standpunten snijden daardoor niet altijd hout. Het woord katholiek is door de eeuwen heen vrijwel synoniem geworden met de Roomse Kerk. Toch betekende het oorspronkelijk eerder iets als 'universeel'. Zijnde: de hele christelijke gemeenschap. Dat werd met name relevant sinds de scheiding met de Oosters Orthodoxe Kerk in 1054. Orthodox betekent overigens letterlijk 'juist geloof' of 'correcte overtuiging'. Hoewel het heen-en-weer excommuniceren en verbranden van tegenstanders de laatste tijd wel wat is verminderd, pretendeert de Kerk die universaliteit nog altijd. Extra ecclesiam nulla salus: buiten de Kerk is geen heil. Spijts de toenadering tot een aantal Oosterse Kerken benadrukte bijvoorbeeld de Congregatie voor de Geloofsleer (tot 1908 bekend als de Heilige Inquisitie) onder leiding van Kardinaal Ratzinger nog in het jaar 2000 dat de Rooms-Katholieke Kerk wel degelijk de énige echte Kerk is. Alle andere christenen dwalen.
De betekenis van 'rooms' is al wat eenvoudiger: van Rome. Hier is de idee dat de bisschop van Rome (m.a.w. de paus) een bijzonder gezag heeft over de rest van de kerkelijke structuren. Dat gezag ontleent hij aan de traditie dat Jezus dat zelf verleende aan zijn beste vriend en apostel Simon. Die noemde hij Petrus ('de rots'): zie Mt. 16:18-19. De in die passage vermelde sleutels van de hemelpoorten zijn nog steeds het symbool van het Vaticaan. En de oorsprong van 'Sinte Pieter' in het volksgeloof. Petrus zou de eerste bisschop van Rome zijn geweest. Voor de liefhebbers: dat is vrij onwaarschijnlijk. De apostel Paulus zegt in zijn brief aan de Romeinen helemaal niets over Petrus. En dat terwijl hij hem in twee andere brieven wel vermeldt en zelfs heeft ontmoet. Maar nu dwaal ik af.
Doorheen de middeleeuwen versterkte de positie van de bisschop van Rome zich steeds meer. Tot de Kerk in feite de vorm aannam van één grote piramide. Met bovenaan de paus: plaatsvervanger van Jezus op aarde. Hoewel bisschoppen altijd ruimte hebben om hun werkzaamheden aan te passen aan de noden van het bisdom, kan nooit geraakt worden aan de centrale doctrines. Niet alleen die doctrines maar ook dat gezag zélf zijn de kern van het rooms-katholicisme. Wie een van die aspecten willens en wetens en uitdrukkelijk verwerpt, is eigenlijk geen rooms-katholiek. Hoewel je daar in Vlaanderen wellicht geen brandstapel of sociale uitstoting meer voor riskeert, is dat eenvoudigweg de definitie van rooms-katholiek. Ik heb het ook niet bedacht. In dat opzicht vond ik het enkele jaren terug bijvoorbeeld onterecht hoe aartsbisschop-emeritus Léonard werd aangevallen. Hoewel zijn standpunten mijlenver van de mijne verwijderd zijn, is hij wat mij betreft niet per se een conservatieve, laat staan een reactionaire gelovige. De man is eenvoudigweg een rechtlijnig katholiek. Hij vertolkt weinig anders dan de centrale ideeën van zijn geloof. Doorgaans zelfs op een vrij bedachtzame manier. Of toch in vergelijking met de donderprekers van vroegere tijden.
Wie over die ideeën structureel teleurgesteld of 'woedend' is, kan zich de vraag stellen in welke mate hij of zij nog werkelijk rooms-katholiek is.
_De Kerk en (homo)seksualiteit
Ik wil een vergelijkbaar punt maken met betrekking tot het standpunt van de Kerk over het homohuwelijk. Hoewel de christelijke traditie beslist geen fraaie staat van dienst heeft wat holebi's betreft, is het in mijn ogen verkeerd om het katholicisme een specifieke homohaat toe te dichten. De bekende passage over het doden van homoseksuelen in Leviticus 20:13 wordt door vrijwel geen enkele christen of jood nog ernstig genomen. Al was het maar omdat dat boek ook tientallen andere doldwaze regeltjes bevat.
Persoonlijk begrijp ik de roomse kijk op homoseksualiteit dan ook als volkomen passend bij een van de rode draden van het christendom: de weerzin voor het stoffelijke lichaam in het algemeen en de seksualiteit in het bijzonder. De Britse wiskundige en wijsgeer Bertrand Russell vatte dat als volgt samen:
'The Christian view that all intercourse ( … outside and even within marriage … ) is immoral, is regrettable. A view of this sort, which goes against biological facts, can only be regarded by sane people as a morbid aberration. The fact that it is embedded in Christian ethics has made Christianity throughout its whole history a force tending towards mental disorders and unwholesome views of life.'
Bij de apostel Paulus, die volgens sommige historici een belangrijker figuur voor het christendom dan Jezus zelf was, zien we al een uitgebreide afkeer voor al wat lichamelijk is. Hij raadt gelovigen dan ook uitgebreid aan om niet aan seksuele activiteit deel te nemen. 'Maar indien zij zich niet kunnen onthouden, dat zij trouwen; want het is beter te trouwen dan te branden.' (1 Kor. 7:9). Jezus zelf zegt in de evangeliën, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, bitter weinig over liefde, laat staan over lichamelijke liefde. Maar ook bij latere kerkvaders zien we een ziekelijke obsessie met schuldgevoelens over het seksuele verlangen. Hiëronymus (4de eeuw) was bijvoorbeeld een grote geleerde en kenner van de Grieks-Latijnse klassieken. Toch werd hij volkomen verteerd door een diepe afkeer van seksualiteit en van vrouwen – zelfs binnen het huwelijk. Bij zijn tijdgenoot Augustinus kon er tenminste nog een grapje van af: da mihi castitatem et continentiam, sed noli modo. '(Heer,) schenk mij kuisheid en onthouding, maar nu nog niet.'
Iets minder grapjes waren er voor de vrouwelijke gelovigen. Hoewel de seksuele escapades van pausen uit de renaissance of hedendaagse priesters vrij breed bekend zijn, kregen nonnen deze speelruimte zo goed als nooit. Niet voor niets wordt bij vrijwel elke vrouwelijke heilige tot in den treure benadrukt dat ze maagd was. Zelfs over de populairste heilige van allemaal, erfgename van het oeroude heilige vrouwelijke en de moedergodin van het Midden-Oosten, werden bibliotheken volgeschreven over … haar maagdelijkheid. Niet alleen was Maria zogezegd maagd wanneer ze van Jezus beviel, ze is ook altijd maagd gebleven. Semper virgo. Waar die broers en zussen van Jezus (zie o.a. Mc. 6:3) dan wel vandaan kwamen, laten we hier even in het midden.
Zoals Russell zegt is het evident welk spoor van pijn en verdriet deze taboeïsering en verziekelijking van het lichamelijke doorheen de geschiedenis heeft aangericht. We hoeven niet veel woorden te verspillen aan de oorzakelijke rol van dit alles bij die verfoeilijkste aller misdaden tegen de meest kwetsbaren. De haast ziekelijke afkeer voor alle lichamelijke aspecten van de liefde en zélfs van het moederschap hebben diepe wortels in de katholieke traditie. Een absoluut minimum aan coïtale activiteit – uiteraard in de 'missionarispositie' – met het oog op voortplanting is dan ook zowat het enige dat theologische goedkeuring kan genieten. Vanuit dat oogpunt is ook het traditionele standpunt over anticonceptie te begrijpen. Nog los van eventuele definities van het woord huwelijk is het dus duidelijk dat een traditionele interpretatie van de katholieke leer een seksuele band buiten die enge context nooit formeel kan toejuichen. Dat kunnen we dan ook moeilijk eisen of verwachten.
Andermaal: wie over die ideeën structureel teleurgesteld of 'woedend' is, kan zich afvragen in welke mate hij of zij nog werkelijk rooms-katholiek is.
_Besluit
Het is duidelijk dat de recente projecten van de Vlaamse bisschoppen met de beste bedoelingen gelanceerd werden. Toch is het moeilijk om te applaudisseren voor taalkundige spitsvondigheden die weinig aan de kern van de zaak veranderen en die bovendien hopeloos achterlopen op de maatschappelijke realiteit. Tegelijk is het, zowel voor vrijzinnig humanisten als voor gelovigen, niet eerlijk om de rooms-katholieke kerk te verwijten dat ze rooms-katholiek is. Haar standpunten zijn doorgaans een vrij logisch gevolg van de kernaspecten van haar identiteit.
In dat opzicht kunnen we alleen maar hopen dat de beminde gelovigen, onze menselijke broeders en zusters, doen waarin zovelen hen reeds voorafgingen. Hun spiritualiteit en tradities binnen een eigentijds godsdienstig kader beleven en die versleten hiërarchie de rug te keren. Wat heeft een groep bejaarde onthouders in Rome nu eigenlijk te zeggen over wie zij op welke manier graag mogen zien?
Ook de rest van de samenleving hoeft dan niet te veel aandacht meer te besteden aan ethische proclamaties uit de kerkelijke structuren. Die hoeven we zelfs niet goed- of af te keuren. We kunnen ze gewoon klasseren als wat ze zijn: irrelevant.
Lees hier deel 1 van dit essay.
Meer van Wietse Wiels