10 november 2022
20 jaar patiëntenrechten: een oproep tot feest en reflectie
Van 17 tot 21 oktober organiseert de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid de 'Week van de Patiënt', in de vorm van vijf themadagen.
De patiënt blijkt nog altijd mannelijk in zijn schrijfwijze en vrouwelijk in de beeldvorming, om maar niet over de kleur te spreken, maar we onthouden ons van woken en vieren graag mee, want twintig jaar na de wetgeving betreffende de rechten van de patiënt is het tijd voor feest en reflectie. De FOD is de laatste in de reeks die het viert, in de drie landstalen en het Engels. Het Vlaams Patiëntenplatform organiseerde als eerste een feestsymposium op 24 mei gesteund door de Vlaamse eerstelijnszones. Een feest dat zelfs de twintigjaarviering van de euthanasiewetgeving van 28 mei voorafging en voor mij een extra argument om euthanasie op te nemen als patiëntenrecht. Maar dit ter mijne en Vlaamse zijde.
Wanneer vier je een wetgeving, waarom en samen met wie? Als huisarts en lesgever ethiek en deontologie ben ik 'gebiast' in de wetgevende feesten. Ik beken, er staan heel wat data in mijn digitale agenda die mij in feeststemming brengen of doen reflecteren, meestal beide. Ik citeer er enkele: 1804 (oud burgerlijk wetboek), 1867 (strafwetboek), 1967 (het beruchte KB78), 1973 (anticonceptie uit de strafwet), 1986 (wet betreffende orgaandonatie), 1990 (wet op abortus en wet betreffende de psychiatrische patiënt), 1992 (de bescherming van ons privéleven), 1999 (de wet betreffende de niet-conventionele praktijken en het decreet over de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg dat weliswaar Vlaams is), 2002 (wetten betreffende euthanasie, rechten van de patiënt en palliatieve zorg), 2003 (wet betreffende het medisch onderzoek van weknemers, het Vlaams decreet preventieve gezondheidszorg, de wet die de autopsie regelt bij een kind van minder dan 18 maanden én de embryowet), 2004 (experimenten op de menselijke persoon), 2007 (wet betreffende de Medisch Begeleide Voortplanting), 2008 (lichaamsmateriaal, e-healthplatform, gecoördineerde wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen), 2010 (no-faultwet), 2013 ('esthetische' genees- en heelkunde), 2014 (decreet gegevensdeling), 2018 (abortus uit het strafrecht) … De gecoördineerde Wet op de Uitoefening van de Gezondheidsberoepen van 2015 en het nieuw Burgerlijk Wetboek van 2019 wil ik natuurlijk niet vergeten, maar deze wetgevingen zijn nog in volle ontplooiing en inwerkingtreding en nog niet aan feestvieren toe.
Wat voor sommige patiënten en artsen/zorgverleners een feest is, kan voor anderen een doorn in het oog betekenen. Religieus-godsdienstige redenen en verzuiling spelen hierbij vaak een rol met wetgeving betreffende orgaandonatie, abortus, euthanasie en medisch begeleide voortplanting als opvallende voorbeelden. Maar ook politiek-economische zienswijzen bepalen de feestvreugde. Veel artsen kijken nog altijd met lede ogen naar de ziekenhuiswet en de wet medische ongevallen, alhoewel die ook al hun tienjarig bestaan vierden in 2018 en 2020. De wet niet-conventionele praktijken van 1999 mocht geen twintigjarige feestvreugde smaken. Slechts in 2014, vijftien jaar na datum, werden de algemene voorwaarden voor de uitoefening bekendgemaakt en alleen voor de homeopathie zijn er bijzondere voorwaarden geregeld. De wet is dus beperkt van kracht en de discussie over zijn bestaansrecht blijft terecht voortbestaan. Zeker nu, covidgewijs, stelt men gelukkig de niet-conventionele praktijken des te meer in vraag. Hetzelfde geldt voor een andere kwalijke praktijk: de farmalobby!
Of geneeskunde een kunst is en of de patiënt als hij/zij/die moet 'lijden' blijft eveneens een discussie. De wetgeving over de patiënt gaat veel ruimer dan het woordenboek waar de patiënt 'iemand is die lichamelijk en/of geestelijk lijden te verduren heeft'. Wie zal het voortouw nemen om in 2013 het tienjarige bestaan van de wet op de esthetische genees- en heelkunde te vieren? Sinds dat jaar is het veranderen van het uiterlijk van een patiënt om voornamelijk esthetische redenen opgenomen in de wet betreffende de rechten van de patiënt. Die patiënt werd er in 2002 omschreven als de natuurlijke persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt, al dan niet op eigen verzoek. Dus geen lijdend persoon alhoewel hij toch als lijdend voorwerp van de gezondheidszorg blijft omschreven. Die gezondheidszorg behelst die diensten verstrekt door een beroepsbeoefenaar met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand van een patiënt, om het uiterlijk van een patiënt om voornamelijk esthetische redenen te veranderen of om de patiënt bij het sterven te begeleiden. Twintig jaar later willen velen de wet aanpassen, veranderen, integreren met andere wetten, maar ook 'regionaliseren'.
In 2017 stelde Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen, de reorganisatie van de eerstelijnszorg in Vlaanderen voor onder het motto: personen met zorgnood aan het stuur. Het woord patiënt komt er niet meer in voor. De persoon met een zorgnood en zijn mantelzorger moeten beter hun weg vinden, beter geholpen en bij de zorg meer betrokken worden. 'Hij en zijn mantelzorger staan centraal en moeten mee kunnen beslissen over de doelstellingen van zijn zorg en welk zorgplan daarvoor gevolgd wordt', zo klinkt het.
Tweeduizendzeventien staat ook in mijn digitale agenda. Hoe we het gaan vieren in 2027 is nog niet duidelijk – en zullen we dan 25 jaar wetgeving betreffende rechten van de patiënt nog vieren? Dat zal afhangen van de reflectie waar ik alle collega's, alle zorgverleners én patiënten toe oproep en de FOD Volksgezondheid ook toe uitnodigt met elke dag van deze week een nieuw thema.
Het doel van de week is om de patiënten en hun rechten centraal te plaatsen, ze te helpen om hun eigen gezondheid in handen te nemen en de keuzes te maken die hen het beste passen, maar dat kan niet zonder ons, zorgverleners én patiënten!
Dit is een licht aangepaste versie van 20 jaar patiëntenrechten: een oproep tot feest en reflectie (opinie van dr. Cosyns) - MediQuality.
Meer van Marc Cosyns