Kwintessens
Geschreven door Karel D'huyvetters
  • 1936 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

8 maart 2023 Mooi
Er zijn van die evidente, dagelijkse woorden die je achteloos gebruikt, en gelukkig maar. Maar af en toe is een woord zo mooi, dat het best wat meer aandacht mag krijgen. En als je van de duivel spreekt … nu nog mooier!
Een snelle blik in de woordenboeken op mijn boekenplank bevestigt het ontbreken van een duidelijke of algemeen aanvaarde etymologische verklaring voor ons woord; Van Dale deelt die mening. Dat is een tegenvaller, maar het biedt ook ruimte voor onvervaarde eigen interpretatie: als niemand het zeker weet, dan mag ik rustig mijn eigen gangetje gaan, alles is beter dan niets. En blijkt het achteraf niet te kloppen, dan verschuilen we ons maar achter het typisch Italiaanse gezegde: se non è vero, è ben trovato. Of zoals we in operaland zeggen: se non è Verdi, è ben Trovatore.
Vooreerst moeten we opmerken dat 'mooi' uit het Noorden komt, uit Nederland. Het monumentale Woordenboek van de Nederlandsche Taal (1850-1998), dat je ook op het web vindt, vermeldt dat 'mooi' op het ogenblik dat het artikel geschreven is (1907), niet in gebruik is 'in de Zuid-Nederlandse volkstaal'; zo was het ook nog toen wij jong waren: mooi kwam niet voor in ons dialect, dat was 'ollans', zoals in 'mooi Nederlands'. Als Vlaming ben ik dus op zoek naar een woord dat wellicht gedurende eeuwen enkel in Friesland en Olland in gebruik was.
Volgens de woordenboeken komt 'mooi' enkel in het Nederlands en het Fries voor en is er in het Nederlands noch in een andere taal een woord waarvan het rechtstreeks of onrechtstreeks afgeleid is. Laten we toch eens proberen?
Als je zoekt naar de oorsprong van een woord, dan begin je met het meest voor de hand liggende: woorden die erop lijken, in de eigen of in een andere taal, bijvoorbeeld: kreet < krijten; N. kleur < F. couleur < L. color.
Woorden op -ooi zijn vaak vormen van oudere woorden op -ode (dooie, rooie) of -ouw (fooi, kooi), soms ook verlengingen van -o en -oo (zooi). Dan moeten we zoeken bij mode, mouw en mo. Mode lijkt iets op te leveren: wat (in de) mode is, is ook mooi, schoon, bevallig. Mode komt via het Frans van het Latijn en verschijnt in het Nederlands voor het eerst rond 1600, wanneer ook mooi opduikt. 'Moo' voor mooi komt wel eens voor in verzen, maar dan alleen om het te doen rijmen met 'bloo'. Dus F. mode>moo>mooi, het zou kunnen.
Mooi is de moderne schrijfwijze, maar tot in de 20ste eeuw was er geen uniforme manier om het Nederlands te schrijven. Men vindt dus evengoed moy, mooy, moey, mooij en nog enkele andere vormen. Wij kennen nog altijd moei, zoals in petemoei. Moei is een verlenging van moe en moe is moeder; een moei is een vrouwelijke verwante: een nicht, tante of stiefmoeder; een moeke is een oud moedertje, een ouwelijk meisje, een matrone. Achtervoegsels zoals -ke, -tje en ook -i 'verkleinen' een woord en duiden op vertedering. Een moei is een 'lieve' moeder, met moeye verwees men ook naar de eigen (lieve, mooie?) echtgenote. Maar of we van moeye en moei naar mooi kunnen gaan? Ik denk het niet, het lijkt me een doodlopend spoor, net zoals mulier, L. voor vrouw.
Als er geen verwanten zijn in het Nederlands, dan misschien wel in andere talen? In het Grieks en het Latijn is er eigenlijk maar één stam op 'moi' en die wijst steeds op overspel, seksualiteit buiten het huwelijk. Het lijkt me mogelijk dat er een ver en vaag verband is tussen de mooie vrouwen, mooipraters en mooidoenerij en de Griekse en Latijnse overspelige vrouwen, maar veel vaste grond hebben we daarvoor niet onder de voeten (zoals bij het overspel, trouwens, dan gaan we ook riskant van de grond). Het moet gezegd dat de oudste betekenissen, die we ook bij Kiliaen al vinden, uitsluitend in die richting wijzen: 'moy' heeft daar zeker een verdachte bijklank van liederlijkheid. Die vinden we ook in het Latijnse mollis, zacht, teder, zinnelijk. Zit daar een aanzet naar moy, mooi?
Als je even verder nadenkt kom je toch vrij snel bij een woord in een naburige vreemde taal dat vrijwel dezelfde vorm heeft: het Spaanse muy, met de betekenis: heel, erg, zeer. Wie twee woorden Spaans spreekt, kent zeker de uitdrukking muy bien, heel goed. Vreemd dat niemand tot nog toe dit woord in verband gebracht heeft met mooi, want er zijn goede redenen om dat wél te doen, dunkt me.
Ons mooi gebruiken we niet alleen als adjectief of bijvoeglijk naamwoord om te zeggen dat iets fraai, schoon, bevallig, welgevormd &c. is. Het is ook een bijwoord van graad, zegt ook Van Dale, met de betekenis: behoorlijk wat, nogal, aardig, zoals in: hij is mooi op weg om … , het begint mooi op te klaren, een mooie stuiver. Muy heeft precies dezelfde functie: bijwoord van graad bij een adjectief: muy grande, behoorlijk groot &c.
De beide quasi-homonieme, gelijkluidende woorden, muy en mooi hebben dus ten minste in bepaalde gevallen dezelfde functie en dezelfde, dus synonieme betekenis. Nu moeten we ze nog in elkaars buurt krijgen.
Een eerste aanduiding voor een verwantschap tussen beide woorden is hierin gelegen, dat het Spaans en het Nederlands een hele poos geopolitiek zeer verwant zijn geweest, met name onder de Habsburgers, in de zestiende eeuw, onder Keizer Karel en Filips II. We hebben hier nogal wat Spaans gehoord en gezien, en niet altijd het 'mooiste', zoals met de hertog van Alva. Muy bien en de talloze andere samenstellingen met muy waren hier toen gemeengoed. Muy was een stopwoord, je kon het voor ongeveer alles gebruiken; het was een typisch Spaans woord, zoals in onze voormalige kolonie 'ja' een typisch Vlaams-Belgisch woord was, een Vlaming was een ja-zegger; zo moeten de Spanjaarden voor ons toen muy-zeggers geweest zijn. Het is mijns inziens niet ondenkbaar dat we het handige Spaanse muy toen geleend hebben als een bijwoord van graad, mooi, met de betekenis: heel, erg, zeer, nogal, in grote mate &c. Het kwam dan naast schoon, dat we ook wel in die zin gebruiken: hij heeft er schoon genoeg van.
Later moet er dan een betekenisverschuiving geweest zijn en is het gebruik als bijwoord vervaagd en vooral in staande uitdrukkingen bewaard, terwijl het afgeleide adjectief of bijvoeglijk naamwoord de bovenhand gekregen heeft: 'mooi' is het Vlaamse 'schoon': knap, bevallig, sierlijk &c.
De etymologie van muy is achteraf gezien misschien wel evident maar niet gemakkelijk te vinden; ik diepte op het web de oud-Spaanse vorm muito op, die duidelijk afgeleid is van het Latijnse multum, veel, en dat klopt ook met de huidige betekenis.
Nog een poging: als we eens niet vertrekken van mooi, de stellende trap, maar van de overtreffende trap: mooist en dan van die superlatief mooist een stellende trap vormen, dan is die: mooi. Mooist zou dan oorspronkelijk een vorm kunnen geweest zijn van meest, zoals in het Duitse meist en het Engelse most, waarmee we toch al heel dicht bij mooist zitten; bemerk dat meest en most vrijwel dezelfde oorspronkelijke betekenis van mooi: zeer, erg, heel veel: meest aangewezen, most desirable.
En als we nu eens zouden beginnen met de comparatief, de vergrotende trap: mooier? Dan kunnen we aansluiting zoeken bij het Franse meilleur (L. melior, beter) en mieux (L. melius) en eventueel naar E. more en D. mehr. Ook dan kan de stellende trap misschien naar mooi leiden. Zeker is dat mo- en me- en ma- in verscheidene Germaanse en Romaanse talen de betekenis van meer en beter hebben. Waarom zou mooi dan niet de betekenis kunnen krijgen van: goed, mooi, net, knap?
Ons 'mooi' zou net zo goed rechtstreeks kunnen afgeleid zijn van het Latijnse multum als het Spaanse muito, dat dan muy werd. Het zou leuk zijn als we in het Nederlands een tussenvorm vonden die overeenkomt met muito, maar echt noodzakelijk is dat niet. Misschien 'moeite', zoals in: het is de moeite?
Helemaal bevredigend is mijn uitleg allicht niet, ik durf niet zeggen dat hij uitsluitsel biedt. We blijven zitten met een niet onbelangrijk betekenisverschil tussen: heel, erg, zeer aan de ene kant, en: schoon, net, lieflijk aan de andere kant. Maar er zit wel iets in, vind ik, in de verscheidene benaderingen die ik hier zo vermetel naar voren breng. Taal is geen exacte wetenschap en van vele taalevoluties zijn alle tussenstappen verdwenen.
En zoals gezegd: als het niet waar is, dan is het misschien toch goed gevonden, nee? Wie beter weet, neme de pen op.
Kwintessens
Karel D’huyvetters (°1946) legt zich toe op de geschiedenis van het atheïsme en het antiklerikalisme. Van hem verschenen Nederlandse vertalingen van de belangrijkste werken van Spinoza, met uitvoerige commentaren. Hij onderhoudt een website over Spinoza en een persoonlijke website.
_Karel D'huyvetters -
Meer van Karel D'huyvetters

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws