25 maart 2019
Over racisme en contraproductieve oplossingen
Waar is de tijd dat vrijzinnig humanisten klaar en duidelijk, zonder enige nuance, antiracisten waren? Toen was het dan ook veel eenvoudiger. Openlijk beleden racisme was iets voor ranzige figuren ter rechterzijde en die hadden niet goed opgelet tijdens de lessen recente geschiedenis. Dat clubje, daar wilden wij niet bij horen. Mensen met een iets andere huidskleur werden gediscrimineerd en daar deden wij niet aan mee, punt. Jaja, jongens en meisjes, toen hingen er nog plaatjes aan sommige caféramen: 'Interdit aux Nord-Africains'. Volgens de cafébazen was dat geen racisme, maar werden ze zowaar verplicht, omdat de blanken – die heetten toen nog niet 'wit' – hun café anders voorbijliepen. Dat waren nog eens andere tijden. Als antiracist had je toen nog heldere doelstellingen; werk genoeg aan de winkel.
We zijn nu een aantal decennia verder en hoewel het racisme uiteraard nooit is weggeweest, lijkt het sterk veranderd. De zaak is er veel complexer op geworden. Hoezo veranderd? Is racisme, in welke vorm dan ook, dan niet iets waar je zonder meer tegen bent? En hier komt ze, de nuance, de relativering en het ja ... maar. Wacht nog even met steigeren, hopelijk krijg ik de kans uit te leggen wat ik bedoel.
Wie de lovenswaardige taak heeft opgenomen zich tegen racisme te verzetten, doet er goed aan de argumentatie met de nodige zorg te kiezen of toch minstens een manier te vinden die niet contraproductief is. Na WOII is men in het Westen zodanig geschrokken van de menselijke capaciteit om mekaar verschrikkelijke dingen aan te doen, dat herhaling onmogelijk scheen. Think again, want de pogingen om het racisme radicaal uit te bannen kunnen we niet echt geslaagd noemen. Die zijn al even goed gelukt als het afschaffen van godsdienst onder Stalin en zijn vrienden. We zijn vandaag zeventig jaar later en racisme in al zijn vormen van dom rabiaat tot wollig verpakt, is alom tegenwoordig. Hoewel inclusie, tolerantie en antiracisme hoog op ons 'to-do'-lijstje staan, vraag ik me af of we dat lovenswaardige streven wel efficiënt aanpakken. Het zou niet de eerste Goede Bedoeling zijn die niet alleen weinig oplost, maar zelfs contraproductief uitpakt.
Het probleem met slechte argumenten ter verdediging van goede zaken is niet alleen dat ze niet werken, maar vooral dat ze onbedoelde en zelfs tegengestelde effecten hebben. Een slecht argument drijft alleen de hielen van je opponent dieper het zand in zonder een meerwaarde aan de dialoog te leveren. Een fenomeen dat we ook in de politiek vaak zien opduiken.
Er zijn vooreerst een aantal mantra's die iedereen blijft herhalen, maar die geen zoden aan de dijk brengen; eerlijk gezegd, omdat ze ook niet kloppen.
De eerste klassieker: 'Je mag niet veralgemenen', of als je graag moeilijke woorden gebruikt 'De islam is geen monolithisch blok'. Plus ettelijke variaties op dat thema, keuze zat.
Als de 'Je mag niet veralgemenen'-mantra zou kloppen, dan wordt wetenschap bedrijven onmogelijk. Die is namelijk gebaseerd op empirische vaststellingen die onderzocht en gefalsifieerd werden om dan, tot bewijs van het tegendeel, veralgemeend te worden, zodat er voorspellingen mee gedaan kunnen worden. Godsdienst- en cultuurkritiek worden onmogelijk, want gaan immers per definitie over groepen en niet over individuen. Als je niet mag veralgemenen, dan wordt het onmogelijk te spreken over wat voor groepsfenomeen dan ook. Een groep is iets anders dan een reeks individuen. Of gaan we ontkennen dat er verschillen zijn tussen Zweden en Italianen, tussen Vlamingen en Chinezen? Er kunnen zeer grote verschillen zijn tussen groepsleden onderling, terwijl er tegelijkertijd duidelijke groepstendensen aan te tonen zijn, vergelijkbaar met familietrekken bij verder zeer diverse familieleden.
Een tweede klassieker: door godsdienst- of cultuurkritische opmerkingen praat je extreemrechtse populisten naar de mond. Die politiek correcte zwijgplicht lijkt me nu juist een van de vetste voedingsbodems voor dat polariserende populisme. Het heeft hen slapend rijk gemaakt. Ze hoeven immers de krant maar open te slaan om zonder probleem een voorbeeld te vinden van cultureel of godsdienstig gegenereerd gedrag waarbij je vraagtekens kunt plaatsen. Als je dat uit politiek correcte deugdzaamheid verzwijgt, maak je hen tot helden die het wél durven zeggen. Een politieke partij, die vroeger nochtans de seculariteit hoog in het vaandel droeg, heeft er een flink stuk van haar achterban aan verloren.
In het antiracistische discours krijg je ook vaak de indruk dat het Westen op z'n eentje het racisme heeft uitgevonden. Een vergissing die we te danken hebben aan het kolonialisme en het feit dat in de loop van de geschiedenis het Westen het economische en technologische overwicht behaalde. Als je twee racistische groepen tegenover elkaar zet is het natuurlijk de overwinnaar die zijn racisme kan doen gelden. Hebt u al eens een Arabier negatief over een Berber horen spreken, iemand van Noord-Mexico denigrerend over iemand van Zuid-Mexico, een Maleisiër over een Chinees en een Tutsi over een Hutu? Zelfs Filip Dewinter kan er iets van leren. Ik was ooit in Japan en wou 's avonds een lokaal pintje drinken in de plaatselijke variant op onze cafés. Die zijn daar, wegens plaatsgebrek, vaak gestapeld zoals appartementen in een hoog gebouw en je moet aanbellen om binnen te kunnen. Ik werd van kop tot teen bekeken en zonder meer botweg de toegang geweigerd. Sindsdien begrijp ik iets beter onze 'eigen' gediscrimineerden. Neen, hoe bont westerlingen het ook gemaakt hebben, de uitvinding van het racisme kun je niet in onze schoenen schuiven.
Ook een vaste waarde: dat wij 96 of 97 of 98 of verzin-maar-iets-procent gemeen hebben met onze harige neef, de chimpansee en dat de genetische verschillen onder blanken groter zijn dan tussen witte en zwarte mensen. So what? Alsof racisme veel met genetica te maken zou hebben. Racisme is zeer complex en de fenomenologie ervan draait rond sociologische, politieke en psychologische aspecten die allemaal een wij-zij-denken beïnvloeden. Dat vermaledijde wij-zij-denken is door en door psychobiologisch en een antropologische constante. Iemands huidskleur is slechts het zichtbare 'signaal' dat iemand waarschijnlijk anders is en dus tot de zij-groep behoort. Het struikelblok is niet die kleur, maar het vermoeden en het vooruitzicht op anders zijn. Maar stél – ik zeg wel: stél – nu eens bij wijze van denkoefening dat er wel een relevant genetisch verschil zou zijn. Er zijn onmiskenbaar genetische verschillen tussen populaties, bijvoorbeeld wat de gevoeligheid voor bepaalde ziekten betreft, het voedsel dat al dan niet verteerd kan worden en dergelijke meer. Dit soort biologische verschillen leveren ons uiteraard geen problemen op. Het wordt pas tricky als er genetische verschillen bestaan die niet enkel lichamelijke, maar ook psychologische effecten hebben. In feite zou het toch wel biologisch heel eigenaardig zijn dat miljoenen jaren evolutie een aantal lichamelijke, zeg maar, hardwareverschillen voortbrengen, maar dat onze hersenen geen enkel verschil zouden vertonen. Welnu, het is zeer goed mogelijk dat dergelijke verschillen wel degelijk bestaan. Het gen D4DR, al is verder onderzoek nog nodig, zou een verschil geven in creativiteit, nieuwsgezindheid en ondernemingszin. Het voorkomen van dat gen is niet gelijkmatig over alle populaties verspreid. Naar verluidt komt het veel vaker voor bij oosterlingen dan bij witte mensen. Maar nu komt het centrale punt: stél dat dit waar is, dan is dat op geen enkele manier een argument pro racisme. Hier krijgen we te maken met een belangrijk wijsgerig principe dat bekend staat als de natuurlijke drogreden (the natural fallacy). Verlichtingsfilosoof David Hume beschreef het als volgt: uit een 'is'volgt geen 'ought' of uit het feit dat iets natuurlijk is, volgt niet dat wij het daarom ook moreel goed moeten vinden.
Neen, wij hebben enkel behoefte aan slechts één regel, en dat is dat je een individu niet kunt aanspreken op de kenmerken van de groep waartoe het behoort. De oplossing is uitdrukkelijk niet dat we dan maar niets meer over groepsverschillen zeggen. We zagen al eerder dat het probleem niet bij de genetische verschillen zit – die wel bestaan maar irrelevant zijn – omdat ze zich hoe dan ook maar in ons gedrag manifesteren in combinatie met de omgevingsfactoren.
Verbod op beweringen over groepen maakt godsdienst- en cultuurkritiek onmogelijk. Dat heeft geleid tot een onzalig en onrealistisch cultuurrelativisme. Verbod op beweringen over groepen heeft onder andere de postmoderne onzin tot gevolg gehad dat je niet zou mogen zeggen dat een maatschappij die vrouwen onderdrukt, homo's van het dak gooit en de evolutietheorie ontkent, een culturele achterstand heeft.
Heel wat mensen die vroeger absoluut niet in aanmerking kwamen voor de racismestempel voelen zich onterecht aangevallen als ze bijvoorbeeld vasthouden aan tradities zoals Zwarte Piet. Het is schrikken voor een doodgewone witte man als hij plots schuldig blijkt te zijn aan white supremacy want je huidskleur geeft je voorrechten of je die nu misbruikt of niet. En met de snowflakes op sommige universiteiten is het verschil tussen terecht antiracisme en lange tenen niet helemaal meer duidelijk. Iemand die vandaag met een witte huid geboren wordt draagt levenslang, als een soort erfzonde, de schuld van het kolonialisme op de schouders.
Het antiracisme krijgt mijn steun en applaus, maar het lijkt op sommige punten doorgeschoten en ik vrees dat dat tot de contraproductiviteit van een hysterische deugdzaamheid leidt. Als je mensen die aan godsdienst- en cultuurkritiek doen, beschuldigt van racisme, gaan ze uithuilen bij hen die, desnoods met de verkeerde 'oplossingen', wél de 'zegeningen' van de multiculturaliteit in vraag stellen. Het zware ranzige racisme dat je voorheen enkel in de krochten van het viscerale 'denken' tegenkwam, begint zich daardoor verdund te verspreiden als een olievlek. En dat heeft het antiracisme, voor een niet onbelangrijk deel, aan zichzelf te wijten.
Meer van Max Schneider