23 juni 2023
Zesde brief van Ronald Soetaert aan Johan Braeckman
‘Writing, when properly managed, (as you may be sure I think mine is) is but a different name for conversation.’ (Sterne, 'The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman', 1760, p. 83).
Beste Johan
_1.
Ik weet niet goed waar te beginnen. Deze openingszin leen ik even van jou omdat ik het ook niet weet. Zoals je ondertussen weet kan ik zeer goed twijfelen. Bij het schrijven is inderdaad de eerste zin problematisch maar het antwoorden op een brief maakt dat proces in principe makkelijker. Ik pik een zin uit jouw brief en we hebben onmiddellijk een zinnige conversatie.
Maar vooraleer ik begin moet ik bekennen dat ik eigenlijk al begonnen was met het antwoorden op een vraag die je stelde: welke romans zouden we moeten lezen om over de oorlog na te denken?
De voorbije maanden heb ik heel wat gelezen en ik wou het daar uitgebreid over hebben. De boeken liggen hier op een stapel met gele en blauwe post-its. Wat het geheel iets feestelijks geeft met een Oekraïens kleurtje maar ik word er zowaar depressief van.
De voorbije maanden heb ik heel wat gelezen en ik wou het daar uitgebreid over hebben. De boeken liggen hier op een stapel met gele en blauwe post-its. Wat het geheel iets feestelijks geeft met een Oekraïens kleurtje maar ik word er zowaar depressief van.
Waarschijnlijk kan ik mijn zoektocht wel zo samenvatten: soldaten lezen best geen romans en zeker niet die romans die ik verzameld heb. Wie zou er nog willen vechten? Maar zo’n relativering van de Waarheid wil ik niet op mijn geweten hebben. Je schreef ook dat het eerste wat sneuvelt in de oorlog de waarheid is. Wat echter niet verdwijnt maar plots verschijnt is de wreedheid. Niet eens één van de zeven hoofdzonden.
Hoewel ‘wreedheid’ bij de auteurs die ik koester een belangrijke rol speelt: Montaigne noemt het de ergste der ondeugden, Richard Rorty presenteert zijn filosofie als een manier om wreedheid te bannen en Kenneth Burke schreef dat retoriek maar één doel had: oorlog en wreedheid vermijden. Montaigne, Rorty, Burke etc. geloofden dat literatuur daarbij kon helpen. En weer anderen geloven dat als literatuur niet geholpen heeft je dan troost kan zoeken in literatuur.
Ik begin daaraan te twijfelen. En ik ben dus min of meer opgelucht dat ik over iets anders kan beginnen en aansluiten bij jouw fascinatie voor Alice van Lewis Carroll. En ik deel dat. En bij veel van wat ik ooit schreef heb ik vaak geciteerd uit de Alice-boeken, niet als een oplossing van een probleem maar meer als een omkering en en passant maakte zoiets mij vrolijk.
Ik begin daaraan te twijfelen. En ik ben dus min of meer opgelucht dat ik over iets anders kan beginnen en aansluiten bij jouw fascinatie voor Alice van Lewis Carroll. En ik deel dat. En bij veel van wat ik ooit schreef heb ik vaak geciteerd uit de Alice-boeken, niet als een oplossing van een probleem maar meer als een omkering en en passant maakte zoiets mij vrolijk.
_2.
Zoals gezegd, ik zat op mijn zolder, op een terras of in de tuin te twijfelen of noem het lummelen. Terwijl ik me afvraag welk boek ik zou lezen, en de half gelezen boeken mij beschuldigend aankijken, kreeg ik dus jouw brief en ik herinnerde me het begin van Alice in Wonderland.
Misschien zat ik ook wel te hopen dat er een konijn zou opdagen dat me meenam op een wonderlijke avonturentocht. Maar kom, een bezoek van jou – via een brief – is ook goed. En ik bleef maar herlezen in jouw brief en dan in Lewis Carroll … Een paar weken later kreeg ik een berichtje waarin je schreef dat je me niet wou opjagen maar je drong toch aan op een antwoord.
Ik dacht aan de fameuze woorden van dat konijn (die we onder vrienden nog steeds citeren op café): ‘Oh my ears and whiskers, how late it's getting!’. Niet dat ik jou wil vergelijken met een konijn (hoewel waarom niet?) want je maakt op mij ondanks jouw drukke agenda, een rustige indruk.
En je hebt je trouwens verzet tegen de ratrace waar het witte konijn-met-horloge toch wel min of meer symbool kan voor staan. En verder herinner ik me uit Alice de fameuze race in een cirkel waar iedereen als winnaar uit komt (hoewel in het echte leven lijkt het meer dat iedereen als verliezer verschijnt).
Weer een reden om te mijmeren en verder te lummelen. Van het een komt het ander en zo kreeg ik een mail van een goede vriendin die me een interview doorstuurt met de bioloog-schrijver Tijs Goldschmidt met als titel: ‘”Lummelaar” Tijs Goldschmidt, winnaar van de P.C. Hooft-prijs’. Je kent waarschijnlijk wel zijn pleidooi: ‘Het duurde lang voordat ik inzag dat lummelen voordelen heeft. Toen volgde al snel mijn coming-out als lummelaar’.
_3.
Terug naar Alice. Ook zij verveelt zich, kijkt even in het boek dat haar zuster aan het lezen is en besluit: ‘but it had no pictures or conversations in it, “and what is the use of a book”, thought Alice “without pictures or conversations?”’
Die uitspraak sprak me vroeger al aan maar ik wil ze nu herleiden tot: wat is de zin van lezen (en het leven) zonder conversatie? Daarom lees en schrijf ik graag brieven. Iets wat we delen. En we zijn niet alleen: Lewis Carroll/Dodgson blijkt de briefschrijver bij uitstek.
Ik kom daar later op terug. Eerst een wijsheid uit Alice, die zich ook afvraagt ‘hoe te beginnen’ en ze krijgt advies ‘Begin at the beginning, and go on till you come to the end: then stop’. Ziezo dat is dan opgelost. Hoewel, ik voel je denken (en ik denk mee): het is toch ingewikkelder. Ik vind nog een citaat dat ik ooit gebruikte (tussen haakjes, ik gebruik graag citaten om ongelijk te krijgen):’471. It is so difficult to find the beginning. Or better: it is difficult to be at the beginning. And not to try to go further back’.
Het zou een zinnetje van Lewis Caroll kunnen zijn, maar je herkent het ongetwijfeld. Het komt uit Ludwig Wittgensteins On Certainty. Weet je nog dat we het over Wittgenstein hadden? En uiteraard weet je dat Alice in Wonderland één van zijn lievelingsboeken was.
Maar Wittgenstein bestaat uit W1 en W2 (voor mij is dat dan de logicus en de retoricus). Je beschreef ook de vele persoonlijkheden van Charles Lutwidge Dodgson en specifiek de two cultures in hem: de logicus en de literator. Uiteraard hebben beiden nog veel meer persoonlijkheden dan die twee.
Hoe kunnen we Lutwidge (Dodgson) en Ludwig (Wittgenstein) vergelijken? Je schreef dat je samen met Jean Paul van Bendegem en Vitalski in mei een hoorcollege zou opnemen over Lewis Carroll. Kortom, waarom zou ik me vermoeien? Die vraag zullen jullie niet uit de weg gaan. Ik zal zeker luisteren naar het hoorcollege en ondertussen maak ik hier reclame voor jullie.
Schoenmaker blijf bij je leest, besluit ik. Ik ben een zelfverklaarde retoricus die vanuit dat perspectief Lewis Carroll gebruikt. Een retoricus ziet overal retoriek. De mens is een retorisch dier (soms een beest). In de woorden van Kenneth Burke: ‘a symbol-using animal’. En daar voegt hij aan toe: ‘mis-using’, wat taalkundig niet eens nodig is maar het is niet onaardig er de nadruk op te leggen. Steeds weer heb ik bij lezingen de academische definitie van retoriek aangevuld met de uitspraak van Humpty Dumpty die jij ook citeert:
‘When I use a word’, Humpty Dumpty said, in rather a scornful tone, ‘it means just what I choose it to mean – neither more nor less.’
‘The question is’, said Alice, ‘whether you can make words mean so many different things.’
‘The question is’, said Humpty Dumpty, ‘which is to be master – that's all.’
Interessant en vooral geestig omdat het een beetje waar is en ook een beetje niet waar. Nu ja, dat past bij mijn karakter waarbij ik de neiging heb om als het ernstig wordt de dingen een komische draai te geven. Geen happy ending maar a comic ending.
Die uitspraak sprak me vroeger al aan maar ik wil ze nu herleiden tot: wat is de zin van lezen (en het leven) zonder conversatie? Daarom lees en schrijf ik graag brieven. Iets wat we delen. En we zijn niet alleen: Lewis Carroll/Dodgson blijkt de briefschrijver bij uitstek.
Ik kom daar later op terug. Eerst een wijsheid uit Alice, die zich ook afvraagt ‘hoe te beginnen’ en ze krijgt advies ‘Begin at the beginning, and go on till you come to the end: then stop’. Ziezo dat is dan opgelost. Hoewel, ik voel je denken (en ik denk mee): het is toch ingewikkelder. Ik vind nog een citaat dat ik ooit gebruikte (tussen haakjes, ik gebruik graag citaten om ongelijk te krijgen):’471. It is so difficult to find the beginning. Or better: it is difficult to be at the beginning. And not to try to go further back’.
Het zou een zinnetje van Lewis Caroll kunnen zijn, maar je herkent het ongetwijfeld. Het komt uit Ludwig Wittgensteins On Certainty. Weet je nog dat we het over Wittgenstein hadden? En uiteraard weet je dat Alice in Wonderland één van zijn lievelingsboeken was.
Maar Wittgenstein bestaat uit W1 en W2 (voor mij is dat dan de logicus en de retoricus). Je beschreef ook de vele persoonlijkheden van Charles Lutwidge Dodgson en specifiek de two cultures in hem: de logicus en de literator. Uiteraard hebben beiden nog veel meer persoonlijkheden dan die twee.
Hoe kunnen we Lutwidge (Dodgson) en Ludwig (Wittgenstein) vergelijken? Je schreef dat je samen met Jean Paul van Bendegem en Vitalski in mei een hoorcollege zou opnemen over Lewis Carroll. Kortom, waarom zou ik me vermoeien? Die vraag zullen jullie niet uit de weg gaan. Ik zal zeker luisteren naar het hoorcollege en ondertussen maak ik hier reclame voor jullie.
Schoenmaker blijf bij je leest, besluit ik. Ik ben een zelfverklaarde retoricus die vanuit dat perspectief Lewis Carroll gebruikt. Een retoricus ziet overal retoriek. De mens is een retorisch dier (soms een beest). In de woorden van Kenneth Burke: ‘a symbol-using animal’. En daar voegt hij aan toe: ‘mis-using’, wat taalkundig niet eens nodig is maar het is niet onaardig er de nadruk op te leggen. Steeds weer heb ik bij lezingen de academische definitie van retoriek aangevuld met de uitspraak van Humpty Dumpty die jij ook citeert:
‘When I use a word’, Humpty Dumpty said, in rather a scornful tone, ‘it means just what I choose it to mean – neither more nor less.’
‘The question is’, said Alice, ‘whether you can make words mean so many different things.’
‘The question is’, said Humpty Dumpty, ‘which is to be master – that's all.’
Interessant en vooral geestig omdat het een beetje waar is en ook een beetje niet waar. Nu ja, dat past bij mijn karakter waarbij ik de neiging heb om als het ernstig wordt de dingen een komische draai te geven. Geen happy ending maar a comic ending.
_4.
Hoe zal ik eindigen? Een beetje zoals ik begon door jou te citeren: ‘Ik weet niet goed waar te beginnen, misschien omdat mensen in onze tijd de kunst van het briefschrijven niet meer beheersen’.
Misschien moet ik afsluiten met een aanzet tot een ode aan de brief als genre. Kort dan, want de volgende keer wil ik daar wel meer over nadenken.
En het zal je niet verbazen dat ik ook hier een citaat van Lewis Carroll gebruik om onze briefwisseling een humanistisch karakter te geven. In één van zijn brieven schreef Carroll: ‘Life seems to go in letter writing, and I'm beginning to think that the proper definition of “Man” is “an animal who writes letters”’.
Nu mag je een grap niet uitleggen (waarom niet?) maar kom, ik neem de grap zeer au sérieux. Dat komt omdat ik in de loop der jaren uitspraken verzameld heb als ‘de mens is een dier dat …’. En dan verschijnt een eigenschap waardoor de mens zich onderscheidt van de dieren (hoewel vaak op een glijdende schaal).
Misschien moet ik afsluiten met een aanzet tot een ode aan de brief als genre. Kort dan, want de volgende keer wil ik daar wel meer over nadenken.
En het zal je niet verbazen dat ik ook hier een citaat van Lewis Carroll gebruik om onze briefwisseling een humanistisch karakter te geven. In één van zijn brieven schreef Carroll: ‘Life seems to go in letter writing, and I'm beginning to think that the proper definition of “Man” is “an animal who writes letters”’.
Nu mag je een grap niet uitleggen (waarom niet?) maar kom, ik neem de grap zeer au sérieux. Dat komt omdat ik in de loop der jaren uitspraken verzameld heb als ‘de mens is een dier dat …’. En dan verschijnt een eigenschap waardoor de mens zich onderscheidt van de dieren (hoewel vaak op een glijdende schaal).
Neem de definitie van de mens als ‘symbol-using animal’. Het blijft een dier maar een dier dat zich onderscheidt door een specifiek gebruik van taal. Complexer durf ik na het lezen van biologen zelfs niet meer gebruiken. Anders … lijkt handiger.
Wat ik ook geleerd heb, is dat de definitie die iemand voorstelt iets vertelt over diegene die definieert. Inderdaad, Humpty Dumpty’s uitspraak komt hier van pas. Zo liet een goede vriend van mij weten dat ‘symbol-using’ hem wel aansprak als wiskundige. Per slot van rekening is wiskunde ook een symbolensysteem en mensen blijken daar wel bijzonder goed in te zijn. De mens als ‘een dier dat goed is in wiskunde’, is de definitie van een wiskundige. Tussen haakjes: een dier dat goed is in rekenen of schaken botst op het feit dat een computer er beter in is. Zo komen we tot een andere verzameling: de mens is een machine die … Maar dat zou me nu te ver leiden.
Als ik nu mijn verzameling definities van de mens bekijk, dan zou ik kunnen besluiten dat de mens een dier is (of een machine) dat zichzelf definieert. En aldus reflecteert op dat menszijn. Tegelijkertijd zou ik kunnen besluiten dat elke definitie geen Waarheid is maar een ‘waarheidje’ bevat. Zo wordt elke ernstige definitie toch een beetje komisch. Ik pauzeer even om te mijmeren over een passend einde – met een koffie en een sigaar. De mens is een dier dat koffie drinkt en sigaren rookt. Of een variant: de mens is een machine die etc.
Laat ik met Carroll eindigen: de mens is inderdaad een dier dat brieven schrijft. Geestig de ernst waarmee hij tot dat besluit komt, even komisch als alle andere definities. Maar de mens Dodgson blijkt uit zijn brieven en ander werk niet altijd zo geestig en verschijnt vaak als een humorloze dominee met wie ik geen pint zou gaan drinken. Want de mens van wie ik hou is een dier dat graag bier drinkt. Een vriend – een bioloog – liet mij echter weten dat dieren wel degelijk ook te diep in het glaasje kunnen kijken. Ik klink met mijn computer die veel kan maar ‘de computer is een mens die niet drinkt’. Laten we eens afspreken.
Meer van Ronald Soetaert