Kwintessens
Geschreven door Jean Paul Van Bendegem
  • 14024 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

23 april 2019 De maakbare fietser
Het onderwerp van deze blog is misschien wat curieus en bevreemdend voor wie mij kent. Het gaat namelijk over sport. Om eerlijk te zijn, ik vind het zelf verrassend. Maar de aanleiding was een item in het nieuws waar men, gewild of niet, altijd een dosis sport meekrijgt in het hoofdnieuws. Waaruit ik, tussen haakjes, altijd besluit dat het goed moet gaan met en in de wereld, want blijkbaar kunnen wereldconflicten even wijken voor een sportgebeuren. Het item in kwestie was het werelduurrecord op de fiets. Zoals we allen nu weten, is Victor Campenaerts erin geslaagd om het record te verbeteren naar een duizelingwekkende afstand van 55 kilometer en 89 meter, gereden in één uur. Indrukwekkend, maar de echte aanleiding was dit (nog) niet. In het nieuws werd Eddy Merckx geïnterviewd die het record op zijn naam had staan tussen 1972 en 2000 met een afstand van 49 kilometer en 431 meter. Ook dat resultaat was nog niet de echte aanleiding. Wat dan wel, vraagt de ongeduldig wordende lezer zich af? Het gesprek ging over de voorbereiding. Campenaerts had een indrukwekkende fysieke en mentale training achter zich, maar Merckx, wat lacherig en zich bijna excuserend, deelde mee dat “hij veel had geoefend in de garage bij hem thuis”. En dit was – eindelijk! – de aanleiding.
De gedachte ging door mijn hoofd dat, om een record met iets meer dan 10 procent te verbeteren, blijkbaar een totaal andere aanpak vereist is. Voor alle duidelijkheid, 'anders' mag hier als wel degelijk anders begrepen worden. Merckx stapt na wat trainen in een garage bij wijze van spreken op een 'doodgewone' fiets – akkoord, niet helemaal waar, het was een lichtgewicht fiets maar niet uitzonderlijk – in een open velodroom op een grote hoogte en rijdt een werelduurrecord dat een heel eind zou standhouden. Terwijl Campenaerts, omringd door een team van specialisten allerhande, op een aerodynamische fiets, in een gesloten velodroom, voorbereid in de juiste klimatologische omstandigheden, met een wetenschappelijk verantwoorde voeding, enzovoorts, enzoverder, weliswaar het record klopt maar toch niet op een indrukwekkende wijze. Ik durf vermoeden dat menig lezer spontaan denkt dat dit toch vrij evident is? Verbetering van technieken leidt tot een verbetering van de prestaties. Wat is daar nu bijzonder aan? Op het eerste gezicht inderdaad niet zo veel, maar op het tweede gezicht zijn er twee aspecten waarop ik graag de aandacht wil vestigen en die voor een humanistische reflectie de moeite lonen.
Het eerste is dat in vergelijking de verbetering van de technieken gigantisch is. Meer en meer elementen worden in rekening gebracht waarvan maar een klein gedeelte met de renner zelf te maken heeft. Daarom ook de noodzaak van een team van wetenschappelijke specialisten omdat alleen zij het proces in voldoende detail en met kennis van zaken kunnen bestuderen. De vraag die hierbij spontaan opwelt, is wat men zal moeten doen in de toekomst om dit record nog te kunnen verbeteren? Het grappige van de situatie is dat we het antwoord op deze vraag eigenlijk al kennen – het gebeurt niet alle dagen dat we in het heden een duidelijke glimp opvangen van de toekomst! Het volstaat om Wikipedia even te raadplegen en de tabel op te sporen met de werelduurrecords. Je kunt er moeilijk naast kijken. De records zijn in klassen onderverdeeld: (1) Traditionele fiets (1893–1972), (2) Aerodynamische fiets (1984–1996): UCI Best Human Effort, (3) Traditionele fiets (2000–2005) en (4) UCI-goedgekeurde fiets (2014–heden). Bij klasse (2) heeft men zich als het ware laten gaan: de meest gesofisticeerde machine mocht worden gebruikt, reden dat men daarna heeft geoordeeld dat dit eigenlijk niet kan, waardoor een tussenfase (3) is gekomen om het nu voorlopig te houden op een verbeterde fiets maar niet het summum van het menselijke kunnen. Is dat laatste op zich niet merkwaardig? Men kan stukken beter, maar men verkiest het met iets minder te doen, wat is hier aan de hand? Mijn vermoeden is dat een deel van het antwoord te vinden is in het huidige record in klasse (2), namelijk 56 kilometer en 375 meter (op naam van Chris Boardman, behaald in 1996). Wat toch niet zo verrassend veel hoger ligt dan het record van Campenaerts. Was men naar een bovengrens aan het kijken? En heeft men daarom maar beslist om even de standaarden ietsepietsie naar beneden bij te stellen? Het thema van bovengrenzen dat mij al een flink aantal jaren bezighoudt, lijkt mij bijzonder relevant voor de humanist: waar vinden we nog zulke bovengrenzen – in de economie? in de wetenschappen? in de technologie? … – en, als we goede gronden hebben om aan te nemen dat ze er zijn, hoe gaan we daarmee om? Het tweede aspect sluit hierbij aan en is vanuit humanistisch standpunt nog pregnanter.
Ik keer nog even terug naar de vier klassen vermeld in vorige paragraaf. In welke mate zijn records in bijvoorbeeld klasse (2), waarin Eddy Merckx zich bevindt, en klasse (4), waarin Victor Campenaerts te vinden is, nog met elkaar te vergelijken? Het is meer dan redelijk om te stellen dat niet exclusief naar de afgelegde afstand mag worden gekeken. Een aantal elementen zijn al vermeld geweest: het type fiets, het type velodroom, de hoogte, de atmosferische omstandigheden, de helling in de bochten, de grootte van het wetenschappelijke, ondersteunende team, de sponsoring, de training … Dit betekent zonder meer dat je niet mag spreken van een record tout court, maar dat je eigenlijk moet spreken van een werelduurrecord-met-die-fiets-op-die-hoogte … Het gevolg daarvan is dat de prestaties onvergelijkbaar worden. Wat vreemd klinkt. Maar wat wel mag worden verwacht. Naarmate onze kennis over een onderwerp toeneemt, zullen het aantal facetten en aspecten ervan toenemen en dat maakt vergelijkbaarheid moeilijk, soms onmogelijk. Je hebt de getallen ter beschikking, als het ware, maar je kunt geen oordeel meer uitspreken of dit of dat nu beter is. Of, anders geformuleerd, in zulke door het detail complex geworden situaties zullen we afspraken moeten maken hoe we een vergelijkbaarheid mogelijk kunnen maken, bijvoorbeeld door aspecten te negeren. Maar dat zal discussies met zich meebrengen om uit te maken welke selecties kunnen worden verantwoord en welke niet. Klink dat niet bekend voor humanisten? De kwestie is niet zozeer dat Protagoras-gewijs de mens de maat van alle dingen zou zijn, maar wel dat we eerst moeten uitzoeken over welke maten we spreken. Dat is onvermijdelijk een collectieve onderneming en dus moeten we misschien "De mensen zijn de onderling te bepalen maten van alle dingen" overwegen als motto voor de toekomst.
Is het niet mooi hoe een sportevenement kan leiden tot een toch diepe humanistische reflectie? Tot slot nog juist deze gedachte: mocht iemand denken dat ik wat overdrijf met de titel De maakbare fietser, dan kan ik alleen maar meegeven dat het een parafrase is op de titel van een recent boek, namelijk Het maakbare uur. Een zoektocht naar de ultieme wielerprestatie, van Jurgen van Teeffelen, verschenen in 2019. Soms ligt schoonheid voor het rapen.
P.S. Ik schreef bovenstaande tekst op donderdag 18 april 2019. 's Avonds lees ik De Standaard van die dag en wat zie ik? Een column geschreven door Marc Van den Bossche, collega-filosoof aan de Vrije Universiteit Brussel, met een al even intrigerende titel: De esthetica van een record. Het is bijzonder leerrijk om onze beide teksten, geheel onafhankelijk van elkaar geschreven, naast elkaar te leggen en vast te stellen hoe twee humanisten, kijkend naar hetzelfde onderwerp, tot een behoorlijk verschillende analyse komen, wat weer eens de rijkdom van het vrije denken aantoont.
Kwintessens
-
_Jean Paul Van Bendegem wiskundige en filosoof
Meer van Jean Paul Van Bendegem

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws