2 oktober 2023
Naar één brein
Het inzichtelijke geopolitieke werk van Singaporees diplomaat Kishore Mahbubani (°1948) lijkt in onze contreien opmerkelijk onbekend.
In zijn boek Naar één wereld (2013) schrijft hij het 'succes’ van de mondiale samenwerking toe aan het feit dat de meerderheid van de wereldbevolking vijf normen en waarden deelt: moderne wetenschap en technologie, ratio en logica, vrijemarkteconomie, een politiek model op basis van een sociaal contract, en multilateralisme. Hoewel ik me hier grotendeels kan in vinden, lijkt zijn betoog mij voorbij te gaan aan de essentie, en dat is globale verbondenheid. Deze begon lang geleden al, met de eerste internationale reizen en briefwisselingen, maar vindt op dit moment plaats aan lichtsnelheid, als digitale communicatie via antennes en glasvezelkabels. De eerste die het grote belang hiervan inzag was Canadees mediaprofessor Herbert Marshall McLuhan (1911-1980). Hij formuleerde het concept van een 'global village’ op basis van toenemende communicatieve verbondenheid reeds in 1959, waarmee hij zowat het 'World Wide Web’ voorspelde bijna 30 jaar voor het (technisch) werd uitgevonden. 'Om de huidige wereld te begrijpen dient men de media te begrijpen’, was McLuhans kernbewering. En dat lijkt nu meer dan ooit het geval.
Zowel McLuhan als Mahbubani leggen nog de nadruk op een materiële, geofysische verbondenheid tussen mensen, naar het idee van het samenleven in één grenzeloze gemeenschap. Dat hoeft voor mij niet. De primaire oorzaak van onze globale verbondenheid is louter een informatietransitie, waaruit al het andere delen van kennis en goederen volgde (wetenschap, economie, politiek, etc.). De impact van deze informatietransitie lijkt op dit moment dan ook van minstens dezelfde grootteorde als die van de belangrijkste energietransities die we in onze menselijke geschiedenis al hebben gekend, zijnde het gebruik van vuur en de industriële revolutie. De (veel) hogere transitiesnelheid nu ligt aan de bijna onmiddellijke globale interactie. In de natuurkunde spreekt men bij dergelijke overgang van een interactie tussen enkel nabije buren naar een langeafstandsinteractie van een faseovergang. Kennis die vroeger opgesloten zat (vaste stof) in de lokale gemeenschap 'stroomt’ (vloeistof) nu razendsnel over de gehele aardbol. Al dan niet digitale protesten aan de andere kant van de wereld kunnen bijvoorbeeld direct onze (lokale) gedachten beïnvloeden, en daarmee ook ons handelen.
Om in de terminologie van de thermodynamica te blijven: We bevinden ons nog midden in de informatieve faseovergang, en staan dus nog veraf van een thermisch evenwicht, wat een gelijke(re) verdeling van alle vormen van energie (bezit of rijkdom) zou impliceren. Pogingen om dit evenwicht op grote schaal te forceren – beter gekend als communisme – zijn gedoemd te mislukken zolang de informatietransitie niet voltrokken is; op dorpsniveau kan het wel werken. Ik ben dus geneigd de huidige transitie te bestempelen als 'naar één brein’, veel eerder dan 'naar één wereld’, naar analogie met de verbondenheid van onze hersencellen, zonder dat deze zich allemaal gelijk (hoeven te) gedragen. Dat niet iedereen hetzelfde denkt, is dus ook in deze analogie niet abnormaal: zelfs individuen hebben tegenstrijdige ideeën en verlangens. Mensen leven in verschillende culturen, met verschillende levensstijlen, belangen en energie- of geldstromen, maar zijn desondanks bijna onmiddellijk van elkaars reilen en zeilen op de hoogte. En kunnen het ook niet laten daar meteen een mening over te formuleren.
Deze globale beweging naar één geconnecteerd brein is in principe mogelijk zonder technologie, van zodra op een of andere manier iedereen met iedereen kan communiceren. De mens slaagt er echter al duizenden jaren in zijn informatieopslag te externaliseren met behulp van allerlei vormen van schrift, en sinds een eeuw ongeveer lukt het ons om externe informatie digitaal op te slaan en zelfs te verwerken. Van zodra je een besturingssysteem met wat geheugen en een processor draaiende kan houden op basis van een externe energiebron, beschik je in wezen over een kunstmatig stel hersenen; beide zijn informatiegewijs ononderscheidbaar. Hang vele van dergelijke 'computers’ aan elkaar, en je beschikt over één gigantisch artificieel brein dat het hele netwerk exploiteert. Dit is exact wat de nieuwste online chatbots ('chatter robots’) eigenlijk doen. De initiële informatie komt (of kwam) van mensen, maar dat hoeft hoe langer hoe minder het geval te zijn. Het 'menselijke’ internet schrijft mijns inziens evenveel – zo niet meer – onzin dan de kunstmatig-intelligente machines die nu nog in hun kinderschoenen staan.
Het mag een beetje een post-hocvoorspelling lijken, maar van zodra je informatieverwerkende entiteiten – mensen of machines – via voldoende snelle communicatielijnen verbindt, verwacht je dat het resulterende netwerk zich als één emergente informatieverwerker zal gaan gedragen. Straffer nog, met het internet hebben we één hybride brein gecreëerd waarin zowel mensen als computers verbonden zijn, en dat heeft sterke gevolgen. Dat niemand iets kan (be)denken dat volledig losstaat van de gedachten van anderen wisten we al; je zou moeten beginnen met het uitvinden van een eigen taal. Maar nu zijn we dicht bij het moment aangekomen waarop niemand nog iets kan (be)denken zonder dat er computergegenereerde uitspraken in verweven zitten. Indien we er ooit in slagen te communiceren met een andere planeet, moet onze gesprekspartner de Aarde beschouwen als een gemengde kolonie met één hybride brein.
Referenties:
· Herbert Marshall McLuhan – Understanding Media: The Extensions of Man (1964).
· Kishore Mahbubani – The Great Convergence: Asia, the West, and the Logic of One World (2013).
Meer van Arno Keppens
· Herbert Marshall McLuhan – Understanding Media: The Extensions of Man (1964).
· Kishore Mahbubani – The Great Convergence: Asia, the West, and the Logic of One World (2013).