12 augustus 2019
Nepnieuws verspreiden is oneervol en beschamend
Nepnieuws, 'fake news' in het Engels, is van alle tijden. Zo verdween in de Noord-Italiaanse stad Trente op paaszondag in 1475 een jongetje van nog geen drie jaar, genaamd Simonino. Een Franciscaanse priester beschuldigde de lokale joodse gemeenschap ervan dat ze het jongetje hadden ontvoerd en vermoord, om zijn bloed te kunnen drinken tijdens het paasfeest. De herderlijke boodschap verspreidde zich snel en werd door velen geloofd. Een beetje later beweerde dezelfde priester dat het lichaam van het jongetje was ontdekt in de kelder van een huis waar een joodse familie woonde. De prins-bisschop van Trente beval daarop het oppakken en martelen van alle joden in de stad. Vijftien van hen werden schuldig bevonden aan de ontvoering en de moord en levend verbrand. De gebeurtenissen in Trente inspireerden ook pogroms in andere steden. Het verhaal entte zich op een opvatting die reeds in de twaalfde eeuw circuleerde, namelijk dat joden het bloed van christelijke kinderen drinken. Het jongetje werd wel degelijk dood teruggevonden, maar er was geen enkel bewijs dat zijn lichaam zich in een kelder had bevonden, noch dat de joodse gemeenschap er ook maar iets mee te maken had. Simonino werd al snel als een martelaar beschouwd. Men schreef hem tientallen mirakels toe en hij werd gecanoniseerd. Tot op heden wordt hij vereerd als de heilige Simon of Simeon van Trente, de patroonheilige van ontvoerde en gemartelde slachtoffers.
In Trente zijn tot op heden kunstwerken te 'bewonderen' die verwijzen naar de zogenaamde joodse slachting van Simonino, zo bijvoorbeeld in het Palazzo Salvadori (zie de afbeelding). En sommige hedendaagse websites verhalen het nepnieuws over de ontvoering en dood van Simonino nog steeds alsof het hele verhaal echt is gebeurd.
Ik moet er bovendien aan toevoegen dat de mythe dat joden bloed van christelijke kinderen nodig hebben voor bepaalde rituelen – het 'bloedsprookje' in het Nederlands, 'blood libel' in het Engels – zelfs tot op heden door velen wordt geloofd.
In onze tijd is het begrip nepnieuws vooral bekend geworden dankzij de Amerikaanse president Donald Trump, die te pas en te onpas journalisten, politici en wetenschappers verwijt dat ze nepnieuws verkopen. Dat is ironisch, aangezien Trump zelf uitblinkt in het bedenken of herhalen van totaal valse, onwetenschappelijke of grondig ontkrachte berichten, zie bijvoorbeeld zijn tweets over het (niet bestaande) causale verband tussen vaccins en autisme, en die over de klimaatopwarming.
Nepnieuws is zo oud als de mens zelf. Zodra we het vermogen ontwikkelden om te liegen, om bewust en intentioneel valse informatie te bedenken en te verspreiden, zullen mensen nepnieuws hebben verspreid. Er zijn immers grote voordelen aan verbonden: door te liegen, door nepnieuws de wereld in te sturen en hoaxes te bedenken, kunnen we onze vijanden of concurrenten treffen, het risico op vergelding ontlopen en er zelf beter van worden. Er hangen evenwel ook gevaren aan vast: wie door de mand valt en ontmaskerd wordt, leidt reputatieschade, met alle gevolgen van dien. Helaas zijn die twee – het liegen en het onderuit halen van de leugens – niet in evenwicht. Nepnieuws verspreidt zich beter en sneller dan betrouwbare informatie, en zelfs als een leugen ontkracht wordt, blijft hij toch hangen in de hoofden van velen alsof het realiteit is. Sterker nog: er zijn studies die aantonen dat het geheugen, flexibel en creatief als het is, het onderuithalen van nepnieuws vervormt tot een bevestiging ervan!
_Wat doen we eraan?
Eenieder die de betrouwbaarheid van kennis een bijzondere waarde vindt, zal zich vroeg of laat de vraag moeten stellen: wat kunnen we hieraan doen? Er is reeds veel gezegd en geschreven over het voorkomen en bestrijden van nepnieuws door de technieken van kritisch denken aan te leren. Jongeren in het bijzonder moeten de betrouwbaarheid van informatie leren inschatten; ze moeten mediawijs worden, zoals dat heet. We moeten aanleren wat het verschil is tussen een degelijke nieuwsbron en een bron die nepnieuws de wereld instuurt. Inzicht in de werking van de wetenschappelijke methodes, in de zeer brede zin, is hierbij essentieel. Hoe is de informatie tot stand gekomen? Is ze in strijd met andere, algemeen aanvaarde kennis? Leidt ze tot absurde consequenties? Bevat ze logische contradicties, zitten er pseudowetenschappelijke beweringen in?
Dit alles is van bijzonder belang, en ik reken erop dat het steeds meer en steeds beter wordt onderwezen. Maar ik wil hier graag op een andere aanpak wijzen, die niet in strijd is met het bevorderen van het kritische, wetenschappelijk gefundeerde denken, maar er complementair aan is. We moeten het bedenken en verspreiden van nepnieuws ook moreel problematiseren. Wie een van de pot gerukte complottheorie bedenkt en op het internet gooit, moet zich schamen. Wie zomaar onzin van het internet plukt over geneeskunde, politici, voeding, migratie enzovoort, en die doorstuurt naar anderen en op Facebook post, die moet zich schamen. De gedachten en meningen zijn uiteraard vrij, maar ze zijn niet vrijblijvend. Wie nu nog beweert dat vaccins autisme veroorzaken, of dat joden de wereldmacht nastreven, doet aan een vorm van informatiesluikstorten. Wanneer een sluikstorter op heterdaad wordt betrapt, dan is dat beschamend, zowel voor de dader als voor zijn omgeving. Ook mocht er geen wetgeving over bestaan, begrijpt zo goed als iedereen dat sluikstorten moreel onaanvaardbaar is. Het is echt geheel en volkomen 'not done'. Dat was slechts een paar generaties geleden nog niet het geval. Weinigen hadden er bijvoorbeeld problemen mee dat het verbranden van afval, ook als dat schadelijk was voor mens en milieu, overal te lande gebeurde, thuis, achteraan in de tuin. Roken in het bijzijn van kinderen of zwangere vrouwen: idem. Racistische grappen, seksistische opmerkingen, lijfstraffen voor kinderen en ga zo maar door: ik wil niet zeggen dat dit alles verdwenen is, maar de wijze waarop een meerderheid er nu over denkt, en erop reageert, is onmiskenbaar veranderd.
De Brits-Ghanese filosoof Kwame Anthony Appiah analyseert in zijn boek De erecode (2016) hoe praktijken die we momenteel als moreel bijzonder dubieus beschouwen, gaandeweg zijn verdwenen. Hij bespreekt hoe de gewoonte om te duelleren uitstierf; hoe men in China stopte om vrouwenvoeten in te binden en hoe de slavernij werd afgeschaft. Ook eerwraak komt aan bod, het vermoorden van vrouwen om de goede naam van de familie of stam te 'redden'. Die laatste praktijk is nog lang niet verdwenen. Naar schatting worden jaarlijks minstens vijfduizend vrouwen er het slachtoffer van, onder meer omwille van seks voor het huwelijk of overspel, of omdat ze 'te westers' zijn.
Er kunnen bij de bespreking van Appiah ongetwijfeld kanttekeningen worden geplaatst, maar zijn centrale punt lijkt me zeer relevant. Ooit was het moreel neutraal, of zelfs eervol, om te duelleren, om vrouwenvoeten in te binden enzovoort. Maar gaandeweg, onder druk van redelijke argumentatie en veranderende maatschappelijke factoren, sloeg dat om. Wie nu nog iemand tot slaaf maakt, doet iets wat ronduit oneervol is, en daarom diep beschamend. Hopelijk gaat het met eerwraak dezelfde weg op. Zoals de slogan luidt die men tijdens protesten ertegen scandeert: 'Er is geen eer te behalen met eerwraak'. Welnu, er is evenmin eer te behalen met het bedenken of verspreiden van nepnieuws. Integendeel, informatiesluikstorten is oneervol en beschamend en we moeten het ook zo benoemen.
Meer van Johan Braeckman