27 september 2024
De KU Leuven vergist zich
Paus Franciscus brengt een bezoek aan twee Belgische universiteiten. Esse Mate en Wietse Wiels menen dat daar een en ander over op te merken valt. Of toch minstens twee zaken: één feitelijk en een tikkeltje pedant, een tweede meer principieel.
De bisschop van Rome houdt stand ter ere van de verjaardag van een zogenaamde bul waarmee in 1425 de oprichting van een studium generale in Leuven werd geregeld. Zonder de feestsfeer te willen bederven wil dit nochtans niet zeggen dat de KU Leuven en UCL nu zeshonderd jaar oud zijn.
De zogenaamde 'Oude' universiteit werd immers in 1797 door de Fransen gesloten. Gedurende bijna veertig jaar was er van hoger onderwijs met katholieke signatuur in onze streken geen sprake. Na de Belgische onafhankelijkheid en het succes van de Rijksuniversiteiten achtten de bisschoppen de tijd dan ook rijp. Middels een pauselijke brief werd in 1834 de Université Catholique de Belgique (ook de Malines, gezien de locatie en aartsbisschoppelijke zetel) opgericht. Ook wiens Latijn wat roestig is, kan vaststellen dat in die brief van Gregorius XVI geen woord over Leuven te vinden is. Niet één persoon was actief aan beide instellingen. Spijts verwoede pogingen van nostalgici en PR-afdelingen om ons anders te doen geloven, oordeelde het Hof van Cassatie al in 1846 dat deze UCB (later dus UCL en KUL) niks te maken heeft met de Oude universiteit. De UCB werd trouwens opgericht met het expliciete doel om tegengewicht te bieden aan 'rampzalige ideeën van de moderniteit', zoals het liberalisme, rationalisme, en 'het verkeerde en absurde idee' van gewetensvrijheid (zie de encycliek Mirari Vos uit 1832, waarin ook persvrijheid als 'gruwelijk' en 'funest' wordt omschreven).
Na deze geschiedkundige excursie zullen we de lezer niet lastigvallen met de ingewikkelde gebeurtenissen van 1968. We kunnen alleen vaststellen dat de taalwetgeving – waarin oorspronkelijk uitzonderingen werden gemaakt voor de overwegend Franstalige universiteit – de KU Leuven een belangrijke geografische en psychologische troef verschafte tegenover hun collega's van de UCL. Die moesten zoals iedereen weet immers uitwijken naar Nieuw-Leuven. Wie publicaties uit die tijd leest, krijgt een duidelijk beeld: Franstaligen beschouwden zichzelf als de oorspronkelijke, 'tot Babylonische ballingschap gedwongen' universiteit, en de KU Leuven als een flamingante afsplitsing. Maar dat is weer een ander verhaal.
We kunnen alleszins besluiten dat de huidige KU Leuven een in 1968 geconcretiseerde doorstart is van de in 1834 in Mechelen opgerichte UCB. Wat men ook moge denken van de intrinsieke waarde van ouderdom (er zijn immers zowel sputterende klassieke universiteiten als jongere instellingen die het uitstekend doen): stellen dat de KU Leuven zeshonderd jaar oud is, is met de feiten in strijd.
Naast deze focus op anciënniteit kunnen we ons ook afvragen waarom men per se wil uitpakken met het Roomse verleden. Studenten van de UCL ontvingen alleszins een enthousiaste oproep om zich te verzekeren van een plaatsje voor het bezoek van Franciscus. Of hiermee ook aflaten te verdienen vallen, werd jammer genoeg niet vermeld.
Naast deze focus op anciënniteit kunnen we ons ook afvragen waarom men per se wil uitpakken met het Roomse verleden. Studenten van de UCL ontvingen alleszins een enthousiaste oproep om zich te verzekeren van een plaatsje voor het bezoek van Franciscus. Of hiermee ook aflaten te verdienen vallen, werd jammer genoeg niet vermeld.
De KU Leuven en UCL hebben, net als de rest van ons onderwijs, hun succes in hoge mate te danken aan democratisering en internationalisering binnen de geest van de Verlichting. Het is dus redelijk merkwaardig om de Kerk en haar verleden in 2024 nog publiekelijk te eren. Men kan zich bovendien vragen stellen over het concrete katholieke gehalte van de moderne universiteit. Wie honderd willekeurige studenten en medewerkers vraagt op welke manier Jezus nu precies God is of hoe de Eucharistie werkt, zal vermoedelijk heel wat Keuls gedonder te horen krijgen. In welke zin Franciscus en de Curie precies bijdragen aan het onderwijs en onderzoek dat er vandaag plaatsvindt, is ons minstens even onduidelijk.
Het is natuurlijk zo dat de Kerk een belangrijke rol speelde in de intellectuele geschiedenis. Dat is ook niet zo gek: ze was eeuwenlang de enige die zich überhaupt met het geestesleven kon bezighouden. Uiteenlopende vrijdenkers als Erasmus (1466-1536) en Bruno (1548-1600) laten weinig twijfel bestaan over het waarom van hun keuze voor het klooster: de bibliotheek. Toch wil dat niet zeggen dat alle vooruitgang zomaar van een leien kerkelijk dakje liep. Integendeel – het verzet van Rome tegen een hele verzameling intellectuele, culturele, artistieke en sociale vooruitgang is de lezer welbekend. Treffend is daarbij het verhaal van de grootste zoon van de Oude universiteit en waarschijnlijk de invloedrijkste Zuid-Nederlander ooit: de arts-anatoom Vesalius (1514-1564). Nadat hij door oorlog Parijs vaarwel moest zeggen, verliet Vesalius Leuven welgeteld één dag na het behalen van zijn basisopleiding. In de door Venetië beschermde universiteit van Padua hoefde hij immers veel minder conservatief verzet tegen zijn werk te vrezen. Dergelijke voorbeelden zijn legio. In 1873 weigerde de rector van Leuven de inschrijving van de later eerste vrouwelijke arts van ons land, Isala Van Diest. Ook de tot recent vaak moeizame relatie met andere maatschappelijk-ethische veranderingen moet hier niet verder besproken worden.
Eerder dan de vrijheid van onderwijs en religie die onze grondwet verzekert op een reactionaire manier in te vullen, zoals de UCB deed, ontwikkelden andere onderwijsmodellen zich actief op adogmatische en in brede zin liberale basis. Inclusief de moderne KU Leuven en UCL. Precies die insteek leidde tot het afleveren van kritische burgers die onderwijs van wereldniveau genieten en zo het voortouw konden nemen in tal van maatschappelijke en wetenschappelijke doorbraken. Wie expliciet het omgekeerde wil omarmen, maakt wat ons betreft een bedenkelijke keuze.
Meer van Esse Mate en Wietse Wiels