Kwintessens
Geschreven door Johan Braeckman
  • 609 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

14 februari 2025 'Humor is nooit vrijblijvend'
Een gesprek met Nigel Williams
Nigel Williams ontvangt me met taart en koffie in zijn knusse rijwoning in een Antwerpse buitenwijk. Eenenzeventig is hij ondertussen, maar hij oogt eeuwig jongensachtig. Zijn blik is schelms, passend bij zijn beroep als stand-upcomedian. Hij voelt zich kerngezond, al zijn ondertussen zowel zijn knieën als heupen vervangen, met dank aan de geneeskunde. Het houdt hem niet tegen om drie keer per week in zijn volkstuintje zijn groenten aan te moedigen en compost te maken. Ik zag meerdere van zijn shows live of op dvd, en (her)beluisterde ze op Spotify. Wat mij betreft is hij een van de scherpzinnigste commentatoren van onze samenleving. Ik rekende op een tweetal uur voor ons gesprek, maar we praatten de hele namiddag vol. Van de taart bleef niks meer over.
J.B.: Nigel, je bent in 1953 geboren in Bristol, in het zuidwesten van Engeland, in een arbeidersgezin dat maar liefst uit dertien kinderen bestond. Hoe was het om op te groeien in het Engeland van de jaren vijftig en zestig, en deels nog in de jaren zeventig?
N.W.: Het waren heel andere tijden. Er was uiteraard geen internet, en dat alleen al maakt een enorm verschil. Mijn familie was dysfunctioneel, zo zouden we dat nu noemen. We waren arm, er was geen morele gids en veel miserie. Mijn vader was lid van de vakbond, maar niet uit ideologische overwegingen. Mijn moeder had een alcoholprobleem. We leefden voortdurend tussen euforie enerzijds en angst en ellende anderzijds. Maar als kind en tiener besef je dat niet, en de hele straat bevond zich overigens in zo'n toestand. Het zorgde er in elk geval voor dat ik mijn plan leerde trekken. Mijn ouders hadden de oorlog aan den lijve ondervonden, wat hen getekend had. Ik had er nooit een diepgaand gesprek mee, met mijn broers en zussen overigens ook niet, dat ging zo toentertijd. Ons huis was klein, iedereen zocht een plekje voor zichzelf, het was aan het rap zijn gelegen. Op de lagere school deed ik het behoorlijk goed, maar daarna had ik niet erg veel interesse meer in school en onderwijs. In het laatste jaar in het lager onderwijs legde ik een soort eindexamen af, en dankzij het goede resultaat mocht ik naar de Grammar School in Bristol, een school bedoeld voor de elite en voor een paar arbeiderskinderen die voor dat examen slaagden. Dat was evenwel een dure grap. Je moest er een uniform dragen, maar doordat we arm waren, kon ik me de juiste broek en dergelijke niet veroorloven. Dat leverde me straffen op, wat me opstandig en wat anarchistisch maakte.
Nigel Williams
J.B: Het leidde ertoe dat je op je vijftiende gestopt bent met naar school gaan?
N.W.: Klopt, ik ben een Grammar School drop-out. Omdat mijn ouders arm waren, kreeg ik gratis maaltijden. Dat klinkt misschien goed, maar het was ook zeer stigmatiserend, want de kinderen die gratis aten, werden in de refter gescheiden van de anderen. Dat maakte me kwaad. Ik wou wel bij de groep horen, maar ik paste er duidelijk niet in, wat mijn rebellie aanwakkerde. Tot op zekere hoogte wou ik wel verder studeren, en misschien had ik dat ook wel aangekund, maar mijn thuissituatie en het Britse klassensysteem maakte het onmogelijk. Zo vroeg ik of ik mijn huiswerk op school mocht maken, omdat zoiets thuis onmogelijk was, het was er te chaotisch. De school liet dat niet toe. Rijke kinderen hadden thuis een eigen kamer en een goede familiale omkadering, wij natuurlijk niet. Ik herinner me dat we technisch tekenen als vak hadden. De meeste kinderen hadden een echte tekentafel, maar ik werkte op de keukentafel, met als gevolg dat er steevast vlekken ketchup en dergelijke op mijn tekeningen zaten. Er werden ook nog lijfstraffen gegeven in de Engelse scholen. Men sloeg leerlingen met een bamboestok op hun handen, dat soort dingen. Ik vond het allemaal erg oneerlijk, wat mijn gevoel voor rechtvaardigheid vormde, maar me er ook van overtuigde dat de mensen tegen mij waren. Gelukkig kon ik zo nu dan in boeken vluchten.
J.B.: Die waren een uitlaatklep?
N.W.: Jazeker. Gelukkig las mijn moeder graag en veel, toch als ze nuchter was en het huis wat rust kende. Ik las dan de boeken die zij had uitgelezen, en daar zaten geregeld erotisch getinte werken bij. Nu zouden we dat hoogstens softporno noemen, maar toen was dat nog hardcore, zoals Lady Chatterley's Lover van D.H. Lawrence en My Life and Loves, een autobiografisch werk van Frank Harris dat decennialang verboden lectuur was in Engeland en in de Verenigde Staten. Mijn moeder las trouwens ook poëzie. Ik verwerk het belang van boeken in mijn nieuwe show (info en agenda, zie hier). Toen ik fabrieksarbeider was, las ik tijdens de middagpauze dichtbundels. Natuurlijk maakte me dat atypisch. Ik stond altijd aan de zijkant, wat me deed nadenken over wat het betekent om ergens wel of niet bij te horen. Het is overigens een goede plek voor een comedian, die je toelaat om te observeren en te becommentariëren.
J.B.: Op je zestiende werd je arbeider bij de vliegtuigbouwer British Aerospace. Het fabrieksleven als alternatief voor verdere studies?
N.W.: Tot op zekere hoogte wel, maar toen ik 21 was, ben ik daar gestopt. Ik trok met een vriend naar Frankrijk, in de hoop om hippiemeisjes te ontmoeten. Het bleef helaas bij druivenplukken.
J.B.: In 1976 verhuisde je naar België, meer bepaald naar Mechelen. Wat later trok je naar Antwerpen. De vraag is onvermijdelijk: hoe kwam je in onze contreien terecht?
N.W.: Ik had een minderwaardigheidscomplex, was rancuneus en wou weg uit Engeland. Een halfbroer van me woonde al in Antwerpen. Hij hield er een café open. Het contrast met Engeland viel me sterk op: de Belgen leken rijker, meer welvarend. Ik besloot om ook in België te blijven. Eerst inderdaad in Mechelen, waar ik in de DMA-fabriek kon werken, Detroit Mold Engineering. Ze maakten er matrijzen voor andere fabrieken, het bedrijf bestaat niet meer. Het was moeilijk werk, en tijdens wat voor een sollicitatiegesprek moest doorgaan, loog ik dat ik er verstand van had. Bijgevolg maakte ik in het begin nogal wat fouten. Ik kende niemand in de stad. Daarom sloot ik me aan bij een voetbalploeg en bij de vakbond. Later vond ik een nieuwe job bij Opel, onderdeel van de holding General Motors, wat trouwens ook niet meer bestaat. Ik verhuisde ervoor naar Antwerpen. Ik schopte graag keet in die periode, wat me enigszins aparte vrienden opleverde. We spoten her en der graffiti op bruggen, genre 'weg met F16's', maar maakten spellingsfouten. Niet al te slim, maar wel grappig. Omdat ik bevriend wou worden met een feministe die ik had leren kennen, en ook wel omdat ik er achter stond, schilderde ik de slogan 'abortus uit het strafrecht, de vrouw beslist' op het gerechtsgebouw in Mechelen. Abortus is nu een verworven recht in België, maar toen was dat helemaal anders. Ook hier waren het andere tijden.
J.B.: Hoe leerde je Nederlands?
N.W.: Ik pikte het op in de fabriek. Het duurde ongeveer twee jaar voor ik het wat onder de knie kreeg. Uiteraard was het niet echt Nederlands wat ik daar leerde, maar dialect. Er ging best wat tijd over vooraleer ik in het openbaar durfde praten in het Vlaams. De stap zetten van Vlaamse gesprekken voeren naar schrijven in het Nederlands was trouwens ook knap lastig. Mijn ervaringen leerden me dat het erg belangrijk is dat je als allochtoon de taal leert van de omgeving waarin je leeft. Het aanbieden van gratis of betaalbare lessen aan migranten, en de eis dat ze die lessen volgen, is een goed idee. Zonder taalkennis begrijp je weinig van je leefwereld, of je begrijpt het fout en leeft geïsoleerd. Toen ik hier bijvoorbeeld scouts in uniform zag rondlopen, dacht ik dat het over een soort nazisme ging, tot iemand me uitlegde hoe dat zit. Wellicht is elk land merkwaardig voor een buitenstaander, maar België is dat in grote mate denk ik. Zo is er nauwelijks fierheid over de hoofdstad Brussel, terwijl wij zelfs in Bristol trots waren op Londen, al is dat ondertussen ook wel minder het geval. Hoe dan ook, je moet ontzettend veel leren als je ergens als nieuweling leeft. Zonder kennis van de lokale taal is dat moeilijk tot onmogelijk.
J.B.: Zie je jezelf als 'ingeburgerd'?
N.W.: Ik denk het wel, tenminste toch in Antwerpen. Wat 'identiteit' betekent, vind ik een erg lastige vraag, maar ik zou Antwerpen verdedigen tegen kritiek in het buitenland. Dat zegt toch iets over hoe ik mezelf zie. Ik ken ook de rest van Vlaanderen voldoende om tijdens mijn shows mensen te laten lachen met het onderscheid tussen Antwerpenaars, Limburgers, Gentenaars, enzovoort. Zo hou ik ze trouwens een 'eigen volk eerst'-spiegel voor, om ze uiteindelijk te doen nadenken over wat zoiets precies betekent, het 'eigen volk'. Let wel, er zijn er die mij nog steeds op de eerste plaats als Engelsman zien, vooral als ik iets kritisch – of in hun ogen fout – zeg over Vlaanderen of België. Het is en blijft zeer irritant dat sommigen een fout tegen het Nederlands als een teken van domheid zien. Ook al maak je een zeer goed punt, kan men je toch afrekenen op een kleine taalfout. Dat moet echt anders. Ik denk hier bijvoorbeeld aan een Marokkaan of andere migrant die Nederlands leert, maar, niet onbegrijpelijk, dat niet perfect onder de knie krijgt en daarom niet ernstig wordt genomen. Zoiets is zeer frustrerend en zorgt ervoor dat men zich terugtrekt in de eigen kring. In zekere zin had ik geluk, want toen ik hier arriveerde, was er geen Engelstalige gemeenschap in Mechelen, en zelfs nauwelijks in Antwerpen. Ik móést de taal wel leren en aansluiting zoeken bij de natives. Ik maak me trouwens geregeld kwaad op Engelsen die hier al een hele tijd wonen en nog steeds geen Vlaams of Nederlands kennen. Ik wil zeker niet veralgemenen, er zijn ook veel Engelsen die inspanningen doen en de taal beheersen. Maar het blijft lastig. Ook ik word soms nog aangesproken door Nederlandstaligen in het Engels, alsof mijn Nederlands niet goed genoeg zou zijn.
Nigel Willams
J.B.: Toen je hier als fabrieksarbeider werkte, was je vakbondsafgevaardigde voor het Algemeen Belgisch Vakverbond. Dat lijkt me niet evident, je was toen nog meer Engelsman dan Belg of Vlaming. Vanwaar dat engagement?
N.W.: Er was een professor die op uitnodiging van de vakbond vormingslessen gaf over de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Om die lessen te kunnen volgen, moest je afgevaardigde zijn, dat was een van de redenen waarom ik délégué werd. Ik vond die lessen zeer inspirerend. Ze leerden me ook hoe de vakbond hier in elkaar zit. In Engeland heb je een aparte vakbond voor de metaalarbeiders, een voor de scheepsbouwers, enzovoort, terwijl je hier het socialistische ABVV had, de christelijke vakbond, de liberale, enzovoort. Dankzij die prof kreeg ik inzicht in de geschiedenis van de werkmens in Europa, maar de vakbond zette na een tijd zelf die lessen stop, want de arbeiders radicaliseerden (lacht). In elk geval, ik kreeg opnieuw zin in studie en onderwijs, terwijl de Grammar School me er afkerig van gemaakt had. Ook de andere lessen waren goed, zoals die over arbeidsrecht. Ze werden een paar keer per jaar georganiseerd, telkens in blokken van enkele dagen. Voor mij persoonlijk waren ze ook belangrijk omdat ze me mijn zelfrespect terugbrachten. Ik begreep erdoor dat ik verstandig genoeg was om iets bij te leren, zelfs om te studeren. We lazen ook de krant in sommige van die lessen, en moesten dan artikelen samenvatten en mondeling becommentariëren. We leerden een opinie formuleren en hoe we die moesten presenteren. Dat was allemaal bijzonder nuttig, ik verkreeg inzicht in de manier waarop de wereld werkt en economisch in elkaar steekt. Misschien bestaat dat lessysteem voor arbeiders hier en daar nog, maar ik vrees dat het grotendeels is afgeschaft, wat heel erg jammer is.
J.B.: In 1979 werd Margaret Thatcher premier van het Verenigd Koninkrijk, tot 1990. Je woonde reeds in België toen ze aan de macht kwam, maar je bleef en blijft de Engelse politiek en samenleving gedetailleerd volgen. Je liet je ook vaak bijzonder kritisch uit over Thatcher. Hoe sterk veranderde het maatschappelijke, economische en culturele leven ten gevolge van haar beleid?
N.W.: Je moet dit kaderen in de globale wereldpolitiek. In mijn nieuwe show haal ik de wijdverspreide opvatting aan dat de wereld om zeep is. Dat klopt niet, ik bespreek dat alsof het over een roddel gaat. In veel opzichten is de wereld er beter aan toe dan ooit tevoren. Maar bijzonder veel mensen doen aan zelfbedrog, of laten zich bedriegen. Poetin houdt ze een pistool tegen het hoofd, Trump houdt ze bezig tot ze niet meer nadenken. Thatcher overtuigde de arbeidersklasse ervan dat ze alles deed voor hen, en ze deed dat zo goed dat ze haar geloofden. Er waren er bijvoorbeeld die hun arbeidershuisje verkochten en naar Benidorm trokken. Zo overtuigde ze hen ervan dat het kapitalisme er ook voor hen was, dat ook zij rijk konden worden. Het waren rare tijden, met terrorisme door de Rote Armee Fraktion in Duitsland en in België de CCC en de Bende van Nijvel. Thatcher had een bondgenoot in Ronald Reagan, die ook de overheid eerder als het probleem in plaats van de oplossing zag. De liberale democratie leek wereldwijd het pleit te winnen, wat Francis Fukuyama tot zijn boek Het einde van de geschiedenis en de laatste mens bracht. De realiteit liep toch een beetje anders. Ik herinner me levendig de mijnwerkersstakingen, op een gegeven moment vond er een veldslag plaats zoals in Waterloo, zie de kunstwerken van Jeremy Deller. De politie kreeg toen hulp van militairen, die politie-uniformen droegen. Die militairen waren opgeleid in de straten van Belfast, wat een oorlogszone was, en de overheid liet die los op de stakende mijnwerkers. Op een bepaald moment riep Thatcher zelfs de hulp in van het toen nog communistische regime in Polen, om steenkool te leveren. Duizenden mijnwerkers trachtten dat tegen te houden. Ze vormden een cordon tegen de vrachtwagens die de kolen leverden. De BBC toonde beelden waarop te zien was dat de mijnwerkers met stenen gooiden, waarop de politie chargeerde. In werkelijkheid was er eerst de chargerende politie, en pas daarop volgde een reactie van de mijnwerkers. Ik zamelde hier toen geld in om de families van de mijnwerkers te steunen, want die hadden geen inkomen, en speelgoed voor de kinderen. Dat werd in Engeland in beslag genomen en vernietigd. In die periode was ik in een dorpje waar iedereen in de mijnen werkte, en op een bepaald moment viel de elektriciteit uit. In werkelijkheid werd ze afgesloten, waarop de politie de huizen binnenviel om mijnwerkers en stakers op te pakken. Onvoorstelbare praktijken … Thatcher is erin geslaagd om de arbeidersbeweging te breken, en Labour heeft ze niet hersteld. Natuurlijk is het zo dat de mijnen verouderd waren en dat steenkool uiteindelijk moest verdwijnen. Maar de strijd ging in wezen niet over het openhouden van de mijnen, maar over het zoeken naar alternatieven voor de mijnwerkers en hun gezinnen. Daar werd simpelweg niet over nagedacht. Die mensen waren van geen tel in het beleid van Thatcher.
J.B.: Ook de problematiek omtrent Noord-Ierland houdt je al decennia bezig, niet?
N.W.: Zeker. Ik was lid van het Vlaams-Iers comité om de Ieren te steunen, wat voor een Engelsman niet voor de hand ligt. Ik heb mezelf trouwens ook nooit Brits genoemd, maar Engels. Ik herinner me dat het geweld op een bepaald moment ook België bereikte, toen een lid van het IRA, het Iers Republikeins Leger, een Britse soldaat doodschoot in Oostende. Tijdens de periode van de hongerstakingen nodigde het comité waartoe ik behoorde de auteur en IRA-activist Danny Morrison uit. Dat lag in die periode vanzelfsprekend zeer gevoelig. Er was toen ook een Vlaamse priester die hielp om het IRA te bewapenen. De geheime politie volgde dat allemaal op, al was dat eerder op zijn Jansen en Janssens, uit Kuifje. Zelfs ik was toen verdacht en werd opgevolgd, zowel in Engeland als in Ierland. Ik was wellicht wat naïef over de hele situatie in die periode. Hoe dan ook ben ik anti Brits establishment. Dat heeft zich veel te veel toegeëigend. De Britten moeten weg uit Noord-Ierland, dat we beter 'het noorden van Ierland' noemen. Ik ben altijd voorstander geweest van de 'troops out'-eis. Hopelijk komt er in de toekomst een onafhankelijke Noord-Ierse staat, en op termijn misschien een vereniging van de Republiek Ierland met het noorden van Ierland. De Britten hebben daar echt niks te zoeken, ook niet in Schotland trouwens. Ierland en Schotland zijn andere culturen, met andere talen. Nog in de jaren zeventig was er geen 'one man, one vote'-beleid in het noorden van Ierland. De Britten verboden dat stemrecht. Zoiets is evident oneerlijk, het maakt me rancuneus tegenover de Britse overheid. Om dit alles goed te begrijpen, moet je ook snappen dat Engeland veel meer een klassenmaatschappij is dan België. Hier kan je in het dorpscafé nog steeds zowel de notaris, de boer als de arbeider ontmoeten. In Engeland is dat niet zo. Leidinggevenden, ook die van Labour, zijn allemaal gevormd in Eton College en andere elitaire, zeer dure instellingen. Het ergert me allemaal: de oneerlijkheid, de klassenverschillen, het bedrog door de overheid, de intimidatie door soldaten in het noorden van Ierland … In augustus organiseer ik een reisje naar Belfast, om een vriendin van me moreel te ondersteunen. We zullen daar zijn op het moment dat de protestanten er een mars houden. Ze passeren langs het huis van mijn vriendin en stoppen daar al trommelend, om haar duidelijk te maken dat ze weten waar ze woont.
J.B.: In 2000 won je Humo's Comedy Cup. Wanneer begon je met comedy?
N.W.: Ik schreef dan al zo'n twee jaar comedy. Voor Humo had ik overigens maar tekst voor een act van tien minuten nodig. Ik leerde in die periode de betreurde Patrick De Witte (pdw) kennen. We werden goede vrienden, al hadden we vaak ook ruzie. Nadat ik de Comedy Cup won, maakte ik een zaalshow van een uur, One Night Stand. Mijn tweede show was de penismonoloog. Niet lang voor de Comedy Cup was ik gestopt als cafébaas, om niet te zeggen dat ik failliet was. Voltijds comedian worden, kwam me dus goed uit aangezien ik werkloos was (lacht). Het prijzengeld dat ik ontving van Humo ging meteen op aan de kosten van de deurwaarder. Ik had immers nog schulden door mijn faillissement. Desondanks heb ik 'de keten van armoede' doorbroken waaraan mijn familie gekluisterd zat. Tot op de dag van vandaag kan ik leven van mijn comedy en mijn gezin ermee onderhouden. Mijn kinderen hebben trouwens allemaal gestudeerd. Ooit beet een journalist me toe dat ik niet erg ver was geraakt, omdat ik niet vaak op televisie te zien ben. Die man wist niet waarvan ik kom natuurlijk, en hoe lastig het was om vanuit mijn sociale situatie in Bristol in zalen te spelen in Vlaanderen. Ook zoiets maakt me rancuneus, maar ik verwerk dat in humor.
J.B.: Je toerde meerdere keren Vlaanderen rond met shows zoals De Penismonoloog (2003), Terrorist (2005), Democlash (2007), Geloof mij! (2009), Working Class Hero (2011), Nigel Williams Beken(d)t (2013), Accident de Parcours (2015-2016) en De weg kwijt (2022-2023). Vele duizenden mensen zagen je live aan het werk, of bekeken een dvd van de voorstelling of een opname op YouTube. Sommige zijn ook op Spotify te beluisteren. Ondertussen heb je een nieuwe voorstelling, met als titel 70 RPM, Revolutions Per Minute. Waarover gaat de show?
N.W.: In essentie komt het hierop neer: ik ben de zeventig gepasseerd, en de wereld draait te snel. Het gaat over mijn gevoel dat ik achterop loop, omdat er dagelijks een tsunami aan informatie over ons heen spoelt. In wezen gaat het dus niet over ouder worden, maar over de overdaad aan informatie. Tegenwoordig kan een kind een smartphone in zijn handen houden en nog voor het ontbijt een paar kattenfilmpjes bekijken, maar evenzeer een gruwelijke terreuraanslag. Sommige info zal misschien kloppen, maar veel ook niet. Een kind kan het onderscheid natuurlijk niet maken, en de meeste volwassenen trouwens ook niet.
J.B.: Je comedy is niet enkel bedoeld om te lachen, ze is ook zeer geëngageerd en maatschappijkritisch: je hebt het over politiek, over bijgeloof en religie, over arbeid, over hypocrisie, onrechtvaardige situaties en de irrationele kanten van de mensheid. Van wat er fout loopt in de gezondheidszorg tot voedselverspilling, racisme, omgang met het kolonialisme, desinformatie, enzovoort. Je hebt, zoals het je wel eens is verweten, 'een mening'. Zie je jezelf als een buitenbeentje in de huidige comedyscene?
N.W.: Misschien wel, omdat ik uit een arm arbeidersgezin kom, dat is wellicht wel uitzonderlijk. Maar in feite heb ik gewoon mijn eigen stijl, net zoals andere comedians die hebben. Hoe dan ook is het natuurlijk een apart beroep. Comedy moet echt uit jezelf komen, en je moet gevoelig zijn voor de continue tweespalt die je als comedian in je hoofd ervaart. Zo ben ik pro migratie, maar er mogen geen tweehonderd migranten aan mijn deur staan. Ik hoopte dat Kamala Harris zou worden verkozen, maar Trump levert wel meer humor op. Goede comedy komt er in wezen op neer dat je opmerkt dat de keizer geen kleren aan heeft. Het is oog hebben voor de menselijke dwaasheid. Zo leveren we wapens aan landen, om vervolgens te schrikken dat zoveel mensen wegvluchten uit die landen, en naar hier willen komen. Ik zie makkelijk de dramatische, vreselijke kant van allerlei situaties, maar probeer er tegelijkertijd ook de humoristische zijde van te bekijken.
J.B.: Staat comedy onder druk? Kan je nog alle grappen maken die je zou willen maken, of doe je aan zelfcensuur?
N.W.: Er wordt veel gepraat over canceling, maar doorgaans lijkt me dat overdreven. Ricky Gervais bijvoorbeeld beweert dat hij er het slachtoffer van is, maar dat klopt helemaal niet. We zijn nu wel meer gedwongen om na te denken over de zin van de humor die we brengen, want er is altijd een 'slachtoffer'. In mijn nieuwe show ben ik trouwens zelf het slachtoffer (lacht). Er is niks mis mee dat comedians grondig nadenken over hun humor. Die is immers niet vrijblijvend. Je kan lachen met een islamist, maar niet noodzakelijk met 'de marrokkanen'. De ene grap maakt een goed punt door gebruik te maken van humor, de andere is zonder betekenis en nodeloos kwetsend. Ik heb mezelf nog nooit gecensureerd. De humor die ik wil brengen, breng ik helemaal zoals ik dat zelf wil.
J.B.: Ik dank u zeer voor ons gesprek, je comedy, humanistisch engagement en de koffies met taart.
Meer over Nigel Williams: https://www.nigelwilliams.be/.
Kwintessens
Voormalig hoogleraar wijsbegeerte, auteur en lid van de humanistische denktank Kwintessens
_Johan Braeckman -
Meer van Johan Braeckman

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws