6 mei 2025
Taal en Trump. Een problematische relatie (deel 1)
Recent werd zowel in journalistieke als in academische geschriften de vergelijking gemaakt tussen de maatschappij die George Orwell beschreef in zijn dystopische roman 'Nineteen Eighty-Four' en de maatschappij die onder onze ogen gevormd wordt in het tijdperk van president Donald Trump. De focus ligt dan vooral op de pogingen van de regering Trump om de pers aan banden te leggen en om de onderzoeks- en onderwijsvrijheid van de universiteiten te beknotten. Woordenschat die respect voor diversiteit reflecteert wordt geweerd uit officiële documenten, en de waarheid wordt gemanipuleerd om zich aan te passen aan de dagelijkse agenda van de president en zijn entourage. De vergelijking baseert zich derhalve op de bedreiging van de waarheid en van de vrijheid.
Terzelfdertijd wordt in komische optredens, ook gretig gedeeld via het kanaal YouTube, de spot gedreven met de spreekstijl van Donald Trump. Hij wordt voorgesteld als een clown met een beperkte woordenschat, die terugkerende hyperbolen, intensifiërende woorden en uiterst simpele grammaticale structuren gebruikt. De verbale kenmerken worden nog in de verf gezet door zijn lichaamstaal, die zich eveneens leent tot komische imitaties. Trumps tweets staan bovendien bol van spellingsfouten.
Kortom, de commentaren draaien op een of andere manier rond taal. Daarom denk ik dat taalkundige analyse kan bijdragen tot inzicht in wat er momenteel plaatsvindt onder het presidentschap van Trump. De vraag die ik in deze tekst probeer te beantwoorden is de volgende: in welke mate is de parallel tussen de Orwelliaanse maatschappij enerzijds en de evolutie in de VS onder Trump anderzijds zinvol vanuit talig oogpunt? Ik wil aantonen dat inhoud en stijl niet kunnen worden gescheiden: stijl aangepast aan de context zorgt ervoor dat het bereiken van de doelstelling maximaal verzekerd wordt. Onder Trump is de doelstelling absolute macht in de handen van een oligarchie en de weg ernaartoe is ontmenselijking.
_Orwells kijk op taal in Nineteen Eighty-Four
Het was Orwells grote verdienste dat hij de vinger legde op de cruciale rol van taal in de vormgeving van een maatschappij. In zijn dystopische wereld dient taal om informatie en zodoende de hele maatschappij en elk individu erin te controleren. De maatschappelijke en individuele vrijheid wordt volledig aan banden gelegd met verschillende middelen. Daartoe behoren de volgende: de Partij maakt een taal (Newspeak) waarin woorden die ideologisch schadelijk zijn worden geweerd en andere woorden die nuttig zijn worden gecreëerd; de officiële kanalen overspoelen de bevolking met een continue stroom aan informatie; 'feiten' en 'waarheid' veranderen voortdurend, dagelijks creëren leden van de Partij een nieuwe realiteit en wissen ze die van gisteren. Taalpolitiek en taalbewaking gaan hand in hand, zodat elke poging om de regel te overtreden die zegt dat de staat de enige betrouwbare bron van kennis is, onvermijdelijk wordt gezien en gestraft. Orwells visie op taal als instrument om het denken te controleren steunt op de Sapir-Whorfhypothese. Volgens deze hypothese ervaren mensen de wereld op verschillende manieren, afhankelijk van de taal die ze spreken. Een extreme interpretatie ervan zegt dat indien een woord niet bestaat in een taal het concept dan ook niet bestaat. Bijgevolg zal de afschaffing van bepaalde woorden ertoe leiden dat bepaalde denkrichtingen onmogelijk worden. Woorden als honour, justice, democracy, science duiden ongewenste concepten aan en bestaan daarom niet meer in het lexicon van Newspeak.
Een ander kenmerk van Newspeak is de extreme reductie in lexicale en grammaticale middelen. Het doel hiervan is nuance en creativiteit onmogelijk te maken. Taalrijkdom wordt vervangen door taalarmoede. Zo worden bijvoorbeeld van het woord cold via morfologische afleidingen de woorden uncold, pluscold, doublepluscold gevormd. De toepassing van deze regels op alle adjectieven maakt een immense waaier aan intensifiërende woorden, synoniemen en antoniemen overbodig.
Een derde kenmerk van de nieuwe woordenschat is de mystificatie en vertroebeling die woorden creëren door precies het omgekeerde te betekenen van wat ze lijken te betekenen. Een groot aantal woorden zijn eufemismen. Voorbeelden hiervan zijn joycamp, dat eigenlijk verwijst naar een dwangarbeiderskamp en Minipax, 'Ministry of Peace', dat in feite het Ministerie van Oorlog is. Zo zijn slogans als 'War is Peace', die overal in het straatbeeld te zien zijn en die men geacht wordt te onderschrijven, zinvol in de logica van de ideologie. Alle samenstellingen met good zoals goodsex en goodthink verwijzen naar orthodoxe concepten en kunnen slechts één betekenis hebben. Het adjectief good duidt immers niet op een positieve subjectieve evaluatie van iets maar betekent 'orthodox'. Goodsex kan onmogelijk verwijzen naar genot want dat is strafbaar, vermits seksuele betrekkingen enkel procreatie tot doel mogen hebben en huwelijken tussen partijleden die zich tot elkaar aangetrokken voelen verboden zijn. Het woord equal bestaat wel maar heeft niet de betekenis van politieke gelijkheid, vermits dat concept gewist is.
Het ideaal dat de staat nastreeft is een maatschappij waarin individuen niet zelf nadenken maar enkel herhalen wat de dagelijkse berichten hen vertellen. Taal komt zonder denken, als een stroom van louter geluid. Een belangrijk concept daarbij is doublethink, de vaardigheid om in twee tegengestelde waarheden tegelijkertijd te geloven. Dit is nodig om zich van dag tot dag te kunnen aanpassen aan de veranderde waarheid.
Indoctrinatie gebeurt door een niet aflatende stroom aan mededelingen, speeches, verslagen, opruiende taal die de bevolking bereikt via de schermen die niet kunnen worden afgezet. Lawaai maakt deel uit van het systeem: het is een afstompend middel om individuen de controle over hun gedachten te ontnemen:
'But with the voice from the telescreen nagging at his ears he could not follow the train of thought further.' (Nineteen Eighty-Four)
In het volgende citaat wordt een vrouw beschreven die op de gepaste orthodoxe manier reageert op het beeld van de vijand Goldstein op een scherm. Overmand door woede slingert ze de verwachte scheldwoorden naar het hoofd van de vijand van het systeem. De vergelijking met een vis verwijst naar het louter fysische, automatische aspect van haar spraak, waarbij het denken geen rol speelt:
'The little sandy-haired woman had turned bright pink, and her mouth was opening and shutting like that of a landed fish.' (Nineteen Eighty-Four)
Orwells roman staat bol van metaforen die de afwezigheid van vrijheid van spreken uitdrukken. Het ideaal wordt duckspeak genoemd, praten zonder denken. Het is een belangrijke kwaliteit van het boek dat de idee van taal als middel tot onderdrukking niet enkel verwoord wordt in het concept Newspeak, maar in alle verwijzingen naar taalgebruik. Mensen gebruiken hun spraakorganen (strottenhoofd, mond, tong) zonder dat rationeel denken er aan te pas komt.
De vraag die ik wil behandelen in het volgende deel is in welke mate er gelijkenissen zijn tussen de taal in Orwells roman en die in het Trump-tijdperk. Vooraf moeten we twee zaken voor ogen houden. Ten eerste, Orwell schreef een satire op het communistische regime zoals zich dat ontwikkelde onder Stalin en dat naar hij vreesde verder zou evolueren naar totale controle over het individu. Hij zag dit niet (in dezelfde mate) gebeuren in het westelijk deel van de wereld, zoals in de VS. Nochtans – zo schrijft Miel Dekeyser in zijn boek Krijgen Orwell en Huxley gelijk? (1984) – begon Orwell meer en meer te geloven in een toenemende vorm van verstandhouding onder de Grote Broers van Oost en West, 'ten koste van de kleine man en over de ideologische grenzen heen':
'Een soort complot voor de verdeling van de totale macht, waarbij de Grote Broer de absolute baas zou blijven binnen zijn eigen gebied, zijn eigen massa's naar willekeur zou manipuleren.' (Dekeyser 1984:25)
Een tweede caveat betreft de aard van Newspeak. Het is een verzonnen taal gebaseerd op extreme linguïstische interventie. Orwell zag die taal niet als een toekomstige vorm van het Engels maar als de officiële taal van het regime, die gebruikt wordt in de administratie en het openbare discours. Ze staat ver van die van het gewone volk (the proles), dat zijn eigen variëteiten mag blijven gebruiken. Newspeak is een satire, net zoals de beschreven maatschappij zelf.
(wordt vervolgd)
Meer van Anne-Marie Vandenbergen