Kwintessens
Geschreven door Ann De Buck en Lieven Pauwels
  • 86 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

15 december 2025 Robert L. Trivers (°1943) – Portret van een briljant en onconventioneel evolutionair denker (deel 1)
In een reeks artikelen die we ‘Focus: in de schijnwerpers’ noemen, nemen we de lezer mee naar cruciale momenten in de wetenschap over menselijk sociaal gedrag.
In de vroege jaren zeventig introduceerde de jonge evolutionair bioloog Robert L. Trivers ideeën die later als baanbrekend werden beschouwd in de sociobiologie. Hij combineerde persoonlijke observaties met scherpe theoretische inzichten en nauwkeurig veldonderzoek. Zijn inzichten leiden naar een beter begrip waarom mensen en andere dieren samenwerken, concurreren, investeren in nakomelingen en soms zelfs zichzelf misleiden. Zijn theorieën richten zich vooral op de ultieme vragen: de evolutionaire functies van gedrag. Ze hadden al snel een grote invloed, ver buiten de (evolutie)biologie en sociobiologie. Trivers was een wegbereider voor het latere werk binnen de evolutionaire psychologie (Leda Cosmides, John Tooby, Jerome Barkow), de sociale wetenschappen (Jonathan Turner, Alexandra Maryanski, Joseph Machelek) en de evolutionaire geneeskunde (Randolph Nesse).
In deze tweedelige reeks richten we ons eerst op Trivers’ wetenschappelijke werk: een helikopterview van zijn belangrijkste theorieën over wederkerig altruïsme, ouderlijke investering, ouder-kindconflict en (zelf)bedrog. We behandelen hier slechts oppervlakkig de inhoud van zijn theorieën, om de rode draad van zijn ideeën en hun oorsprong te laten zien. Diepere analyses zijn elders uitvoerig beschreven en voor de geïnteresseerde lezer terug te vinden in de referentielijst. In het tweede deel verschuift de focus naar de mens achter de wetenschapper: een briljant, onconventioneel en gepassioneerd academicus wiens leven en karakter nauw verweven zijn met zijn intellectuele carrière.
_Korte bio
Robert Ludlow Trivers werd geboren op 19 februari 1943 in Washington, D.C. Als zoon van een diplomaat en filosoof reisde hij in zijn jeugd de wereld rond. In zijn autobiografische boek Wild Life: Adventures of an Evolutionary Biologist (2015) schrijft hij dat hij in zijn jeugd meer Europese kathedralen, musea en kunstgalerijen bezocht dan gezond was voor een kind. Al op twaalfjarige leeftijd wist hij dat hij wetenschapper wilde worden. Eerst raakte hij gefascineerd door astronomie, daarna door wiskunde, waarbij hij zelfstandig differentiaal- en integraalcalculus studeerde. Hij begon aan Harvard in pure wiskunde, stapte later over op Amerikaanse geschiedenis als voorbereiding op een mogelijke juridische carrière, maar raakte gefrustreerd door de oppervlakkigheid van het vak.
In 1964 kreeg Trivers een mentale inzinking, waarna bij hem bipolaire stoornis werd vastgesteld. Na een periode van herstel vond hij, zoals hij zelf schreef in zijn autobiografie, 'his intellectual home in evolutionary biology’. In 1965 behaalde hij zijn bachelor en in 1972 promoveerde hij op onderzoek naar seksuele selectie en ouderlijke investering. Zijn leven beschrijft hij als een voortdurende wisselwerking tussen persoonlijke ervaringen, studie, theorie en veldwerk. We kunnen hem omschrijven als een wetenschapper die het leven niet alleen bestudeert, maar ook intens doorleeft.
_Wederkerig altruïsme en emoties
Een van Trivers’ eerste grote bijdragen is de theorie van wederkerig altruïsme. Darwin besprak reeds hoe samenwerking kan ontstaan tussen familieleden. In acht genomen de werking van natuurlijke selectie, is het ontstaan van samenwerking lang niet vanzelfsprekend. Trivers vroeg zich af: wat als de betrokkenen geen genetische verwanten zijn? Hij had het inzicht dat samenwerking ook kan evolueren wanneer individuen elkaar op de lange termijn wederzijds bevoordelen, en dat ook kunnen onthouden. Stel je twee buren voor: jij helpt mij vandaag, ik help jou morgen. Dat klinkt eenvoudig, maar evolutionair is het krachtig. Zolang er vertrouwen is dat goede daden worden 'terugbetaald’, kan altruïsme buiten familiebanden ontstaan en evolueren. Computersimulaties toonden later aan dat een strategie als 'tit-for-tat’, eerst samenwerken, daarna kopiëren wat de ander doet, en stoppen als de ander bedriegt, bijzonder succesvol kan zijn.
Trivers verbond zijn ideeën over wederkerig altruïsme ook aan de evolutie van emoties. Volgens hem zijn emoties als dankbaarheid, schuld en verontwaardiging geëvolueerde psychologische mechanismen die samenwerking ondersteunen. Dankbaarheid versterkt de band met iemand die ons geholpen heeft en verhoogt de kans dat we iets terugdoen. Schuldgevoel motiveert ons om onze verplichtingen na te komen en compenseert wanneer we tekortschieten. Verontwaardiging beschermt ons tegen uitbuiting door ons alert te maken voor oneerlijk gedrag en ons te motiveren bedriegers te straffen of te vermijden. In deze visie zijn emoties geen irrationele ruis, maar cruciale sociale instrumenten die wederkerig altruïsme in stand houden. 
Met deze voorbeelden koppelt Trivers' ultieme functies aan proximate mechanismen: de ultieme functie is dat directe samenwerking de overlevings- en voortplantingskansen vergroot, terwijl de proximate mechanismen, onze emoties, daar concreet voor zorgen door ons gedrag te sturen. Dit idee werd later opgepikt en verder ontwikkeld door de evolutionaire econoom Robert Frank in zijn model van het commitmentprobleem. In zijn boek Passions within Reason (1988) beschrijft hij emoties als 'commitment devices’: emotionele capaciteiten die evolutie (althans deels) heeft gevormd om mensen te motiveren samenwerkingsproblemen op te lossen. We hebben deze lijn van denken ook in ons eigen werk verder uitgewerkt.
_Ouderlijke investering en reproductief succes
Trivers’ interesse in sociaal gedrag beperkte zich niet tot samenwerking. Zijn natuurlijke nieuwsgierigheid en observaties brachten hem ook bij de biologische mechanismen van competitie en voortplantingssucces, waarbij soortgelijke principes van kosten, baten en investeringen een rol spelen. Als student observeerde hij bij duiven dat mannetjes sterk reageerden wanneer hun partner zich dicht bij een andere mannelijke duif bevond. Dit 'territoriale’ gedrag om de partner voor zichzelf te houden, was een treffend voorbeeld van seksuele competitie. Het illustreerde op microschaal wat Trivers later op macroschaal zou beschrijven in zijn theorieën over seksuele selectie en ouderlijke investering.
Een cruciale doorbraak kwam er tijdens een reading course bij de briljante maar strenge Duits-Amerikaanse evolutiebioloog Ernst Mayr (1904–2005), een van de architecten van de moderne evolutietheorie, aan Harvard. Mayr dwong Trivers een paper van A.J. Bateman uit 1948 te lezen, een studie die tot dan grotendeels over het hoofd was gezien. Pas toen drong het tot Trivers door: hogere variatie in reproductief succes bij mannetjes leidt tot lagere mannelijke ouderlijke investering, een inzicht dat essentieel werd voor zijn theorie over ouderlijke investering.
De ouderlijke investeringstheorie stelt dat het geslacht dat gemiddeld meer investeert in nakomelingen, bij de meeste seksueel voortplantende soorten meestal de vrouw, vanwege zwangerschap en lactatie, selectiever is bij partnerkeuze. Het geslacht dat gemiddeld minder investeert, bij de meeste soorten meestal het mannetje, compenseert door te concurreren om toegang tot die selectieve partners.
Er is echter veel variatie tussen soorten. Bij chimpansees bijvoorbeeld leveren mannetjes nauwelijks ouderlijke zorg en heerst hevige competitie om vruchtbare vrouwtjes. Bij gorilla’s monopoliseert een alfamannetje een harem, terwijl ondergeschikte mannetjes weinig kansen krijgen, tenzij ze coalities smeden. Bij mensen is het beeld complexer: een kind is jarenlang volledig afhankelijk van zorg, waardoor vaak investering van beide ouders nodig is. Dat leidt tot meer duurzame partnerschappen, maar er blijven grote variaties bestaan. Sommige mannen investeren langdurig, anderen kiezen voor kortstondige relaties. Vrouwen hebben gemiddeld genomen baat bij partners die bescherming en hulp bieden, maar ook bij sterke genetische kwaliteiten. Trivers’ theorie beschrijft patronen van gemiddelden en variatie errond, geen vaste regels: individuele strategieën kunnen sterk verschillen afhankelijk van omstandigheden, cultuur en persoonlijke keuzes.
Trivers’ theorie van ouderlijke investering wordt concreet als we kijken naar hoe ouders middelen verdelen tussen hun nakomelingen. Stel dat een moeder twee kinderen heeft en het ene kind drinkt een bepaalde hoeveelheid melk. Die melk vertegenwoordigt een deel van de ouderlijke investering, wat ten koste kan gaan van de overlevingskansen van het andere kind. Belangrijk is dat ouderlijke investering niet letterlijk wordt gemeten in liters melk of calorieën, maar in termen van het effect op de overlevings- en voortplantingskansen van andere nakomelingen. Richard Dawkins illustreert dit in The Selfish Gene (zie verder) met precies dit voorbeeld: het drinken van een glas melk door één kind kan de kansen van een ander kind verminderen. Dit laat zien hoe evolutionaire logica kan leiden tot conflicten: zowel tussen broers en zussen als tussen ouders en kinderen, omdat elk individu streeft naar maximale overlevingskansen voor zichzelf.
_Ouder-kindconflict
Drie jaar na zijn werk over wederkerig altruïsme schreef Trivers een invloedrijke paper over ouder-kindconflict, waarbij hij de logica van Hamiltons inclusieve fitness-theorie toepaste op de relatie tussen ouders en hun nakomelingen. Trivers zelf noemde dit idee trivial in its logic: het volgde direct uit Hamiltons theorie, maar hij paste het op een nieuwe manier toe op de ouder-kindrelatie. Ouders streven ernaar hun middelen evenwichtig te verdelen over hun kinderen, maar elk kind wil vanuit zijn eigen genetisch belang een zo groot mogelijk aandeel. Dit leidt tot een subtiele strijd binnen gezinnen. Het conflict wordt sterker in halfbroer- of stiefgezinsituaties, waar de (genetische) belangen van kinderen uiteenlopen. Trivers wees erop dat dit mechanisme de biologische achtergrond vormt van verschijnselen die we sociaal vaak moreel beoordelen, zoals het 'bozestiefmoedereffect’: een moeder investeert gemiddeld meer in haar eigen kind dan in een stiefkind. Hij liet zien dat genetische belangen binnen families niet noodzakelijk samenvallen met sociale verwachtingen. 
_Bedrog en zelfbedrog
Een volgende belangrijke theoretische bijdrage van Trivers betreft de evolutionaire logica van bedrog en zelfbedrog. Tijdens een sabbatjaar in Jamaica in 1975 ontving hij een brief van de jonge Britse bioloog Richard Dawkins, die hem erop wees dat hij in zijn paper over ouderlijke investering een denkfout had gemaakt: de Concorde Fallacy. Trivers had, volgens Dawkins, namelijk foutief verondersteld dat eerdere investeringen van vrouwtjes hen 'verplichtten’ tot verdere zorg voor hun nakomelingen, terwijl het eigenlijk ging om een gezonken kost (sunk cost): beslissingen moeten uitsluitend gebaseerd zijn op toekomstige opbrengsten, niet op wat al verloren is gegaan. Trivers erkende zijn fout en waardeerde Dawkins’ scherpzinnigheid.
Kort daarna vroeg Dawkins Trivers het voorwoord te schrijven voor The Selfish Gene (1976/2016). Omdat verschillende hoofdstukken waren gebaseerd op Trivers’ ideeën, werd zijn werk voor het eerst op grote schaal aan een breed publiek gepresenteerd. Trivers wordt in het boek gezien als een van de vier dominante intellectuele figuren waarop de ideeën in het boek steunen, samen met G.C. Williams, J. Maynard Smith en W.D. Hamilton. The Selfish Gene werd een wereldwijde bestseller en maakte Trivers mede bekend bij het grote publiek. In het voorwoord introduceerde hij voor het eerst het concept van bedrog en zelfbedrog als evolutionaire strategie. 
Trivers’ ideeën over bedrog en zelfbedrog werden uiteindelijk samenhangend uitgewerkt in zijn boek uit 2011, The Folly of Fools. Volgens Trivers is bedrog een fundamenteel biologisch verschijnsel dat op alle niveaus voorkomt, van genen en cellen tot individuen en sociale groepen. Omdat bedrog en de detectie ervan in een voortdurende co-evolutionaire wapenwedloop verstrengeld zijn, is er een sterke selectiedruk om zowel beter te misleiden als beter te doorzien (in een recent boek helder beschreven door Lixing Sun: The Liars of Nature, 2023).
Zelfbedrog speel een sleutelrol. Trivers definieert het begrip als de actieve vervorming van de werkelijkheid voor ons eigen bewustzijn. Door onszelf te overtuigen van een rooskleurige, maar onjuiste versie van de werkelijkheid, verminderen we de signalen van bewust bedrog (zoals nervositeit of verbale inconsistenties) en kunnen we anderen effectiever misleiden. Trivers beschrijft verschillende vormen van zelfbedrog die sociaal voordeel kunnen opleveren: het ontkennen van bedrog om stress en detectie te vermijden, zelfoverschatting als middel tot zelfpromotie, bevooroordeelde sociale narratieven die ons eigenbelang legitimeren, en fictieve verhalen over intenties die dienen als rationele dekmantel voor psychologisch zelfzuchtig gedrag. Hoewel dit ons innerlijk beeld van de werkelijkheid vervormt, heeft het in interacties met anderen een adaptieve waarde: het vergroot onze kans om te overtuigen, te manipuleren of onszelf te beschermen tegen beschuldigingen.
Hiermee maakt Trivers een opvallende argumentatie: waar onze zintuigen steeds verfijnder worden om de werkelijkheid accuraat waar te nemen, blijkt onze geest er tegelijk op ingericht die informatie te filteren, te vertekenen en te gebruiken in sociale strategieën. Zelfbedrog is volgens hem dus geen louter psychologische afwijking, maar een evolutionair gevormde eigenschap die ons helpt te navigeren in de sociale arena.
_Conclusie deel 1
Wat Trivers’ werk zo bijzonder maakt, is hoe hij abstracte evolutietheorieën koppelt aan concreet gedrag en menselijke psychologie. Hij laat zien dat elk gedrag een evolutionaire logica heeft, een strategie om te overleven, te reproduceren en sociaal te navigeren. Zijn observaties variëren van duiven in achtertuinen tot chimpansees in Afrika, maar steeds draait het om hetzelfde inzicht: samenwerking en conflict, eerlijkheid en bedrog, zorg en competitie zijn geen losse verschijnselen, maar evolutionaire processen die ons concreet gedrag sturen.
In blogdeel 2 verkennen we de mens achter de theorie.
Kwintessens
Ann De Buck is doctor-assistente aan de Universiteit Gent. Haar onderzoek focust op de rol van morele emoties in de verklaring van antisociale gedragskeuzes. Lieven Pauwels doceert onder meer biologische antropologie en criminaliteitspreventie aan de Universiteit Gent.
_Ann De Buck en Lieven Pauwels Auteur
Meer van Ann De Buck en Lieven Pauwels

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws