17 april 2020
Dierenrechten beschermen dieren tegen de mens, niet tegen elkaar
Philippe Juliam vindt het "weerzinwekkend" hoe dieren behandeld worden, onder meer voor de industriële vleesproductie. Miljarden dieren ondergaan – om Bertrand Russell te citeren – "de uitoefening van naakte macht over de slachtoffers, die geen instemming behoeft", anders gezegd het recht van de sterkste.
Deze tekst is een reactie op 'Bestaan er dierenrechten? Over het filosofisch statuut van mensen- en dierenrechten', de tekst van Philippe Juliam verschenen in het mensenrechtennummer van Het Vrije Woord. Lees hier de reactie van Stijn Bruers, moraalfilosoof en auteur, op diezelfde tekst.
In Macht: een nieuwe sociale analyse schrijft Bertrand Russell even scherpzinnig als gevat dat de enige reden waarom mensen naakte macht uitoefenen over dieren, is omdat wij het ons kunnen veroorloven. Dieren kunnen zich daar immers niet tegen verweren. Volgens Juliam klinken dierenrechten hol en zijn ze in tegenstelling tot mensenrechten zinledig. Mensenrechten zijn volgens hem bedoeld om het 'recht van de sterkste' een halt toe te roepen. Maar doen mensen die voor dierenrechten opkomen niet precies wat Juliam over mensenrechtenactivisten schrijft: strijden tegen "onderdrukking, machtsmisbruik, martelpraktijken enzovoort"? Zelfde daders – mensen –, andersoortige slachtoffers – dieren.
_Antropocentrische oogkleppen
In tegenstelling tot Juliam zijn dierenrechten in mijn ogen geenszins zinledig. Maar veel meer dan conceptuele helderheid waarvan ik het belang niet ontken, interesseert mij vooral de vraag of een systeem van rechten het meest doeltreffende instrument is om dieren, die in machtsverhouding tot de mens in een bijzonder kwetsbare positie verkeren, te beschermen tegen menselijk machtsmisbruik, d.w.z. tegen misbruik van hun kwetsbaarheid, weerloosheid en onmacht. Zowel de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als de Universele Verklaring van de Rechten van het Kind bevatten bij nader inzien diverse passages en bepalingen, die mits enige aanpassing zonder twijfel relevant zijn ter bescherming van dieren. Indien men die Verklaringen leest zonder antropocentrische oogkleppen op, wordt dat snel duidelijk.
Mensenrechten kunnen mijns inziens zoniet als model, dan toch minstens als inspiratiebron voor een systeem van dierenrechten fungeren, die niet identiek aan mensenrechten hoeven te zijn, maar wel betekenisvol in functie van het doel dat we ermee willen bereiken: dieren, die er ethisch toe doen, zo efficiënt mogelijk bescherming bieden tegen menselijk machtsmisbruik. Dierenrechten moeten functioneren als een beschermend schild tegen het recht van de sterkste waarvan de mens zich, ondanks dierenbeschermende wetgeving – work in progress – grotendeels straffeloos van bedient. Om dieren te vrijwaren tegen naakte macht die mensen zelfzuchtig uitoefenen, zijn dierenrechten zinvol.
_Maatschappelijke strijd
Dat gezegd zijnde, ben ik het met Juliam eens dat de rechten die de begunstigden worden toegekend en kracht van wet krijgen, zoals de mensenrechten, een sociale constructie zijn. Aan de uiteindelijke erkenning van de mensenrechten is eeuwenlange filosofisch-ethisch-juridische reflectie en minstens even langdurige sociale strijd voorafgegaan. Ook de verschrikkingen van WO II en de ongeëvenaarde misdaden van de verliezers, speelden daarbij een essentiële rol.
Hoe dan ook, indien dierenrechten ooit juridisch uitdrukkelijk erkend worden en kracht van wet krijgen, zal dat evenzeer het resultaat zijn van maatschappelijke strijd met een specifieke historiek en eigen dynamiek, net zoals voor de huidige, democratisch tot stand gekomen dierenbeschermende wetgeving strijd is gevoerd. Ook de strijd voor de naleving en handhaving van de bestaande regelgeving en voor betere, performantere wetgeving, die steeds minder dierenleed door toedoen van mensen en minder gewelddadig verbruik van beschermwaardige dieren beoogt, is maatschappelijk nog altijd aan de gang.
Overigens waren het historische voorvechters van de antislavernijbeweging en pleitbezorgers van vrouwen- en kinderrechten die in een 19de eeuwse context als kinderen van hun tijd opkwamen voor "the rights of the brutes". Moraalfilosofisch misschien minder doordacht dan de dierenethici van vandaag die pleiten voor "animal rights", maar filosofische scherpslijperij was aan de dierenadvocaten van anderhalve eeuw geleden in ieder geval niet besteed.
_Scherpslijperij
De argumenten van Philippe Juliam contra dierenrechten komen daarentegen in zijn hang naar conceptuele helderheid aardig in de buurt van filosofische scherpslijperij. Hij gaat uit van een soort doctrinair rationalistisch perfectionisme waardoor hij de lat veel te hoog legt en voorbijgaat aan de essentie van waar dierenrechten voor bedoeld zijn, namelijk om bijzonder kwetsbare, beschermwaardige leden van andere soorten dan de mens tegen menselijk geweld te beschermen. Ik beperk me hier tot enkele van zijn argumenten.
_Dierenrechten afdwingen
Juliam voert aan dat dieren geen rechten kunnen afdwingen, terwijl volgens hem afdwingbaarheid door de drager van rechten een noodzakelijke voorwaarde is om op rechten aanspraak te kunnen maken, quod non. Mijn uitgangspunt is dat respect opbrengen en garanderen voor wie dat respect niet zelf kan afdwingen, het wezen van ethiek is. Dat beschouw ik als een sterke morele plicht van wilsbekwame mensen die in staat zijn tot een besef van goed en kwaad. In dat opzicht zie ik geen substantieel bezwaar waarom mensen, meer bepaald representatieve vertegenwoordigers van dieren van wie de rechten, gesteld dat die juridisch verankerd zouden zijn, geschonden worden, niet in rechte zouden kunnen opkomen namens de dierlijke slachtoffers, die daar uiteraard niet zelf toe in staat zijn? Jonge kinderen en dementerenden, bijvoorbeeld, kunnen dat evenmin. Juist daarom worden volwaardig wilsbekwame mensen aangeduid die hun belangen verdedigen. Je rechten zelf kunnen afdwingen, is een voldoende, echter geen noodzakelijke voorwaarde om op rechten aanspraak te kunnen maken.
_A l'impossible nul n'est tenu
Volgens Juliam voldoen dierenrechten niet aan een andere, in zijn ogen noodzakelijke voorwaarde: universaliteit of universaliseerbaarheid. Niet alleen zouden mensen het recht om niet te worden gepijnigd van alle wilde en gedomesticeerde dieren in gevangenschap moeten respecteren, maar evengoed het recht van dergelijke dieren in de natuur. Meer nog: dieren zouden ook elkaars rechten moeten eerbiedigen, bijvoorbeeld roofdieren het recht op leven van prooidieren, of leeuwen die een gewonde soortgenoot "afschuwwekkend" doden. De auteur erkent de absurditeit daarvan en beschouwt dat probleem van inconsistentie en discriminatie als onoplosbaar. Hij ziet dat als een bijkomende reden waarom dieren in zijn ogen terecht van rechten uitgesloten zijn.
Los van het zwaar ideologisch geladen en vertekend biologisch reductionistisch Spenceriaans beeld dat Juliam schetst van 'de natuur' die hij ziet als "morele jungle" (het Victoriaanse nature red in tooth and claw), stelt hij een onredelijke eis waar dieren onmogelijk aan kunnen beantwoorden. Je kan van predatoren onmogelijk eisen dat ze hun genetische, biologische en evolutionaire, kortom natuurlijke begrensdheid overstijgen. Leeuwen zijn normaal gezien niet in staat om te weerstaan aan hun genetisch ingebouwde overlevingsdrang om prooidieren te bejagen of in bepaalde omstandigheden andere leeuwen aan te vallen en te doden. Vergeleken met mensen is hun set van gedragsinhibities veel beperkter en hun gedragspatroon veel rigider. A l'impossible nul n'est tenu, mensen noch dieren.
Persoonlijk grijp ik in wanneer ik onze kat een muis zie vangen of wanneer zij probeert een vogel vast te grijpen. Indien ik er de kans toe zie, zorg ik ervoor dat de doodsbange prooien ontsnappen. Op enige frustratie na zal Lina daar geen trauma's aan overhouden. Zo'n reddingsoperatie kost me weinig moeite, ik veroorzaak geen onherstelbare schade, noch wordt een of andere populatiedynamiek of ecosysteem verstoord. En, last but not least, ik red een kwetsbaar, weerloos leven. Menselijk ingrijpen in de groepsdynamische, autonome leefwereld van dieren in feitelijk relatieve vrijheid, is daarentegen van een heel andere orde. Ik zeg niet dat menselijk ingrijpen nooit verantwoord kan zijn. Maar de remedie waartoe men zelfs met de beste bedoelingen wil overgaan, kan vele malen erger uitpakken dan de kwaal. In ieder geval is blind ingrijpen al helemaal uit den boze. Ik ben wel van mening dat mensen zich redelijkerwijs moeten onthouden van handelingen en activiteiten die wilde dieren in vrijheid ernstig schaden, inclusief hun biotoop.
_Handen af
Als er in de context die Juliam aanhaalt – mensen zouden de rechten van leeuwen in de zoo moeten respecteren, terwijl leeuwen in de natuur ongestoord wreed hun gang mogen gaan – al van discriminatie sprake is, gaat het hier evenwel niet om onrechtmatige discriminatie. Mensen die dieren onder hun hoede hebben, in – min of meer relatieve – gevangenschap, hebben minstens de ethische verantwoordelijkheid – anders gezegd de morele – én althans bij ons juridische – plicht – om die van mensen afhankelijk geworden dieren te behoeden voor allerlei schadelijke menselijke handelingen en hen bovendien de best mogelijke levenskwaliteit te gunnen. Wie die menselijke behoedersplicht nakomt, eerbiedigt de (juridisch weliswaar niet erkende) overeenkomstige dierenrechten waar dieren veel belang bij hebben voor hun eigen goed. Dieren rechten toekennen en dienovereenkomstig erkennen, vereist een vrij wezenlijke, maar niet onmogelijke noch onredelijke verandering van mindset waar het conservatieve rechtsdenken vandaag niet aan toe is: in de geesten van de mensen moeten dieren evolueren van iets (zoals talloze dieren geïnstrumentaliseerd worden) tot iemand (hun ware aard als ethisch én juridisch beschermwaardige subjecten van hun leven en welzijn, zodat er ruimte vrijkomt voor het erkennen van een weliswaar bijzondere vorm van rechtspersoonlijkheid voor dieren). Het wetsvoorstel dat grondwettelijke bescherming van dergelijke dieren beoogt en waar de federale senaat hoorzittingen aan wijdde, is een stap in die richting, maar gaat niet zover als het juridisch verankeren van dierenrechten. Dit laatste vooronderstelt de erkenning van een bijzondere rechtspersoonlijkheid voor dieren (dus niet noodzakelijk identiek aan menselijke rechtspersoonlijkheid). Daar is de tijd in onze contreien nog niet rijp voor.
In een context van een vrij bestaan zonder dat er sprake is van hoger vermelde afhankelijkheidsrelatie en normaal gesproken zonder directe menselijke tusssenkomsten, leven en gedijen dieren autonoom. Dat daar pijn en lijden bij komt kijken, is eigen aan het leven in die omstandigheden. Maar wie hun leven daartoe herleidt, geeft blijk van een zeer vertekend, eng beeld van een bestaan dat echter veelomvattender, veel rijker en veel complexer is. Mensen houden daar best hun handen van af.
Gelijke gevallen behandel je gelijk, ongelijke ongelijk. Het specifieke geval Kinky Tail dat Julian beschrijft, is zo sterk verschillend van de situatie van zijn soortgenoten in de zoo, wilde dieren in gevangenschap, dat ongelijke behandeling hier rechtmatig is. Context doet er niet toe in een neoplatonische schimmen- of virtuele denkwereld waar schijnbaar perfecte deeën en idealen regeren, maar in de reële wereld wel. Context bepaalt evenwel niet alles.
_Dieren tegen mensen beschermen
We doen er ook goed aan te beseffen dat dieren, autonoom, in vrijheid levend of onder de hoede van mensen, beschermwaardige morele patiënten zijn in de volle betekenis van het woord. Dieren zijn geen volwaardige morele agenten, die juridisch verantwoordelijk kunnen gesteld worden voor hun daden, maar als volwaardige morele patiënten maken ze wel aanspraak op afdoende bescherming van hun vitale en levensvervullende belangen als de subjecten, die talloze bewust levende dieren onmiskenbaar zijn. Ik zie niet in waarom die belangen niet vertaald kunnen worden in afweerrechten tegen de wandaden van mensen én positieve rechten op een bloeiend bestaan. Nogmaals: dierenrechten zijn in de eerste plaats bedoeld om dieren te beschermen tegen menselijk machtsmisbruik, niet om dieren tegen dieren te beschermen.
Wat de onvervreemdheid van dierenrechten betreft tenslotte, zal ik kort zijn. Onvervreemdbaarheid verwijst naar de opvatting dat fundamentele rechten van individuen nooit mogen opgeofferd worden aan of overtroefd worden door andere rechten van andere individuen. Waarom kunnen basisrechten voor dieren niet afgeleid worden op grond van hun vitale belangen? Het is Juliam blijkbaar ontgaan dat er de voorbije halve eeuw hele bibliotheken vol zijn geschreven over de belangen van dieren en hun basisrechten die zouden moeten fungeren "als ethisch en politiek richtsnoer" om dieren, zo consistent en consequent als redelijkerwijs en praktisch mogelijk is, te beschermen tegen menselijk machtsmisbruik. Niet om dieren tegen andere dieren te beschermen. Basisrechten toekennen aan dieren gaat onvermijdelijk gepaard met de geleidelijke erkenning van dieren als (bijzondere) subjecten, die omwille van hun kwetsbaarheid nood hebben aan bijzondere bescherming. Niet per se alle dieren tegelijk, noch alle dieren trouwens én niet noodzakelijk precies om identieke redenen. Daartoe moeten de menselijke geesten rijpen. Juliams betoog contra dierenrechten plaveit daarentegen, vrees ik, de weg naar de bestendiging van precies die "weerzinwekkende" instrumentalisering van dieren en hun vermeende, maar diep verankerde minderwaardigheid in de geesten van mensen. In de reële wereld conflicteren rechten. In de reële wereld zullen welbepaalde rechten van welbepaalde dragers van die rechten andere rechten van andere dragers overtroeven waarbij de – toegegeven, niet simpele – uitdaging erin bestaat om die conflicten zo rechtvaardig en wijs mogelijk op te lossen en toekomstige botsingen te voorkomen.
_Alles of niks: dier, word mens of blijf slaaf
Maar voor Juliam kunnen enkel mensen rechten hebben. Andersoortige subjecten die de betere of slechtere kwaliteit van hun leven min of meer bewust ervaren en beleven, sluit hij van een dergelijk beschermingssysteem uit. Ze moeten rechteloos door het leven, want voor Juliam is het alles of niks. Hij legt dieren onredelijke voorwaarden op alsof een hogere macht ze ooit voor eeuwig en altijd onveranderlijk in stenen tafelen gegrift heeft tot meerdere eer en glorie van de uitverkorenen. Of zoals IQ-testen in het verleden zodanig op maat van blanke westerlingen werden opgesteld dat Afrikanen onvermijdelijk veel lager scoorden en taaie vooroordelen (white supremacy) bevestigd werden. Blinde vlekken alom. De voorwaarden die Juliam dieren doctrinair oplegt om op rechten aanspraak te kunnen maken, komen op de keper beschouwd neer op één enkele onmogelijke hoofdeis: dier, word mens of blijf eeuwig slaaf!
Meer van Michel Vandenbosch