Kwintessens
Geschreven door Johan Braeckman
  • 7760 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

18 september 2020 Religie: altijd en overal troef?
De discussie over het onverdoofd slachten van dieren sleept reeds decennia aan. Dankzij de toenemende morele gevoeligheid voor nodeloos lijden, van mensen én dieren, en door volgehouden initiatieven en acties van enkele politici en de dierenwelzijnsorganisatie GAIA, keurde het Vlaams parlement op 28 juni 2017 een decreet goed dat het onverdoofd slachten zonder uitzondering verbiedt. Er was reeds sedert 1986 een wettelijk verbod op onverdoofd slachten, als volgt geformuleerd: 'Het slachten mag slechts na bedwelming van het dier of, in geval van heirkracht, volgens de minst pijnlijke methode plaatshebben.'
Ook de strafmaatregel bij overtreding van dit aspect van de wet ligt vast: een celstraf tot zes maanden, en bij recidive verdubbeling. Bij wet van 4 mei 1995 werd evenwel een uitzonderingsregel ingevoerd, genoegzaam bekend als het 'religie-excuus'. Wie argumenteert dat het onverdoofd slachten onderdeel is van een religieus – lees: joods of islamitisch – ritueel, kreeg strafrechtelijke immuniteit. Een juridische uitzonderingsregel, die vermijdbaar dierenleed toelaat op basis van religie, terwijl de wet op het dierenwelzijn het toebrengen van nodeloos leed uitdrukkelijk verbiedt, dat slaat om meerdere redenen als een tang op een varken. Er werden dan ook wetsvoorstellen en nadien voorstellen van decreet ingediend om het religie-excuus ongedaan te maken. De Raad van State adviseerde hierover evenwel negatief, met als argument dat wanneer het om onverdoofd slachten gaat het recht op vrijheid van religie niet kan worden ingeperkt, louter om redenen van dierenwelzijn. De kaart van vrijheid van religie, kortom, is troef. Wie ze op tafel legt, haalt steevast zijn slag thuis.
Tenminste, tot 1 januari 2019, toen in Vlaanderen uiteindelijk ook het onverdoofd slachten omwille van religieuze redenen werd verboden (het decreet dateerde reeds van 7 juli 2017). Het was te verwachten dat men zich daar in conservatieve joodse en islamitische kringen niet zou bij neerleggen. Enkele religieuze verenigingen vroegen aan het Grondwettelijk Hof om de grondwettigheid van het decreet na te gaan. Het Belgische Grondwettelijk Hof stelde daarop zogenaamde 'prejudiciële vragen' aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg, dat hierover advies vroeg aan de Ierse advocaat-generaal Gerard Hogan. Dit advies van een advocaat-generaal, verbonden aan het Hof van Justitie, is een standaardonderdeel van de Luxemburgse procedure.
De conclusie van advocaat-generaal Hogan van donderdag 10 september 2020 komt erop neer dat religie andermaal als troefkaart kan worden uitgespeeld. Als het Hof van Justitie het advies volgt (wat helemaal nog niet zeker is momenteel), dan zou dat het Vlaamse decreet van 28 juni 2017 met het daarin opgenomen algemeen verbod op onverdoofd slachten, ongedaan maken. De Vlaamse wetgeving, aldus Hogan, is in strijd met het Unierecht. De lidstaten moeten, nog steeds volgens Hogan '(…) tegemoetgekomen aan de noodzaak om het recht te waarborgen van aanhangers van bepaalde godsdienstige overtuigingen om essentiële religieuze riten in stand te houden en vlees te consumeren van dieren die zijn geslacht volgens methoden die door de desbetreffende godsdienst zijn voorgeschreven'.
Verder geef hij aan, en ik citeer uit het persbericht: 'De uitzondering weerspiegelt dus de wil van de Uniewetgever om de vrijheid van godsdienst te eerbiedigen, evenals het recht voor iedereen om zijn godsdienst te belijden of zijn overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften, zoals verankerd in het Handvest [van de Europese Unie, J.B.], ondanks het vermijdbare lijden [mijn cursivering, J.B.] dat dieren wordt berokkend in het kader van rituele slachtingen zonder voorafgaande verdoving. Volgens hem [de advocaat-generaal, J.B.] geeft die bepaling dus uitvoering aan het streven van de Unie naar een tolerante, pluralistische samenleving waarin uiteenlopende en soms tegenstrijdige standpunten en geloofsovertuigingen bestaan en met elkaar moeten worden verzoend.'
Ik vind dit een merkwaardige positie. Laat ik er eerst op wijzen dat het standpunt van de advocaat-generaal maar de mening weergeeft van één persoon. Men mag die uiteraard bekritiseren. Her en der beweerde men in de pers dat het 'ondemocratisch' zou zijn om kritiek te uiten op het advies van de advocaat-generaal. Dat is onzin: in een gezonde democratie is het net goed om gemotiveerde kritiek te uiten. Ook de uiteindelijke beslissing van het Hof van Justitie mag men vrijuit bekritiseren. Het wordt pas problematisch vanuit democratisch oogpunt mocht bijvoorbeeld de Vlaamse overheid de beslissing van het Hof naast zich neerleggen, wat iets geheel anders is dan een advies of een later arrest bekritiseren.
Terug naar het advies van de advocaat-generaal. Het Hof van Justitie kan zijn standpunt volgen, maar misschien ook niet, dat valt nog te bezien. Meerdere andere juridische experts denken er helemaal anders over. Bovendien zijn er lidstaten en regio's binnen de Unie waar onverdoofd slachten niet kan, ook niet om religieuze redenen: Finland, Zweden, Denemarken, Slovenië (en ook nog Wallonië). De uitspraak van het Hof is alleen al daarom belangrijk, en zal moeilijk te onderschatten Europese consequenties hebben.
Maar de vraag die ik hier wil bespreken, is of het standpunt van de advocaat-generaal ethisch verantwoord is. Dat lijkt me niet het geval. Ik bespreek twee problemen, vanuit ethisch oogpunt.
Allereerst: is het rechtvaardig en eerlijk dat er omwille van religieuze redenen een uitzondering kan bestaan op de dierenwelzijnswet? Het klinkt misschien vreemd op het eerste gezicht, maar de uitzonderingsregel is discriminerend voor diegenen met een levensbeschouwing die het rituele, onverdoofde slachten niet vereist. Stel dat ik een enorme voorliefde heb voor het vlees van zogenaamde kistkalveren. Voor wie het zich niet meer herinnert: een kistkalf leefde in een soort kist, te klein voor het dier om zich om te kunnen draaien. Die extreme bewegingsonvrijheid vermeed de ontwikkeling van de spieren en hield het vlees mals en rooskleurig. Een ijzerarm dieet zorgde vervolgens voor bloedarmoede, en bijgevolg wit vlees. Kistkalfjes konden op het moment van hun slachting nauwelijks lopen, hadden nooit een weide gezien en leefden amper 26 weken. Een door en door ellendig en veel te kort leven, kortom. Laat ik hier voor alle duidelijkheid ook opmerken dat er wetenschappelijk geen enkele reden is om eraan te twijfelen dat een zoogdier welzijnsgevoelig is. Koeien, varkens of schapen, net zoals je hond of je kat, kennen emoties zoals angst, verdriet en blijdschap, en ervaren evengoed pijn of plezier zoals jij en ik. Het opkweken van kalfjes in een kist is sinds 2007 verboden. Het genot dat de smaak van het vlees van de dieren oplevert, weegt volgens de wetgever niet op tegen de pijn die zij lijden. Het argument dat ik het vlees van kistkalfjes buitengewoon lekker vind, en dat het verbod erop mijn levenskwaliteit sterk vermindert, is niet voldoende om een uitzondering op de wet af te dwingen. Niets van wat ik naar voren kan brengen, is troef. Maar volgens de logica van advocaat-generaal Gerard Hogan zou dat wel het geval zijn als ik mijn verlangen naar kistkalfvlees religieus kan motiveren. Zodra ik kan aanvoeren dat het kweken en eten van kistkalveren een essentiële religieuze vereiste is, bevind ik me plots in een deel van het sportveld waar geheel andere regels gelden. Dat geldt enkel voor wie mijn religie aanhangt. Alle anderen hebben geen toegang tot dat bijzondere deel van het veld. Welnu, dat is oneerlijk: wie de religie-troefkaart niet kan of wil uitspelen, wordt benadeeld. Hoe dit de samenleving 'toleranter' kan maken, is me een raadsel. Dat er geen religie bestaat die het kweken en nuttigen van kistkalfjes voorschrijft, is irrelevant. Het gaat hier over het principe. Er is een ontelbaar aantal religieuze rituelen ontwikkeld, binnen vele duizenden religies. Overtuigde gelovigen vinden de rituelen die bij hun religie horen steevast 'essentieel'. Wie anders kan dat overigens uitmaken dan zijzelf? Hetzelfde geldt voor kledingvoorschriften, dieetregels et cetera.
Dat brengt me tot het tweede, meer fundamentele probleem. Hoe staat advocaat-generaal Gerard Hogan tegenover rituelen die indruisen tegen bepaalde mensenrechten, of gevaarlijk zijn, of aanstootgevend voor on- of andersgelovigen? Enkele voorbeelden: in sommige streken in Indië gooien zowel hindoes als moslims baby's vanop een kleine tien meter hoogte naar beneden, waar men ze – hopelijk – op een doek opvangt.
Het gebruik gaat tot zevenhonderd jaar terug en zou helpen om de baby's een voorspoedig en gelukkig leven te brengen. Men doet al een hele tijd pogingen in Indië om het gebruik tegen te gaan, om de evidente reden dat het potentieel zeer gevaarlijk is voor de kinderen. Maar het is niet zo moeilijk om ons voor te stellen dat er gelovigen zijn die het ritueel essentieel vinden, wat dat ook moge betekenen. Zou de advocaat-generaal ervoor pleiten om het ook in ons land toe te laten, ondanks – ik parafraseer zijn woorden – het vermijdbare gevaar voor de baby's? Zou hij van mening zijn dat we tolerant moeten zijn tegenover het gooien van baby's, omdat dit nu eenmaal zo hoort in een pluralistische samenleving? Ik mag hopen van niet.
Dat er geen gelovigen zijn in ons land die dit ritueel willen uitvoeren, is opnieuw irrelevant. Overmorgen kan dat wel het geval zijn. (Niet zo lang geleden was er in onze contreien ook geen debat over het dragen van een hoofddoek in bepaalde functies, of van een boerka op de openbare weg.) Sterker nog: ik kan me vandaag bekeren en beweren dat het 'essentieel' is dat ik mijn baby naar beneden gooi, alleen al om te illustreren dat ik mijn nieuwe religie ernstig neem. Men kan betwisten dat ik het meen, maar dat is een lastige kwestie. Hoe kan men dit vaststellen, en wie zal dat doen? Er zijn momenteel naar schatting duizenden zogenaamde nieuwe religieuze bewegingen, zie hier voor enkele voorbeelden.
Stuk voor stuk voeren de aanhangers ervan 'essentiële' rituelen uit. Het merendeel daarvan is ongetwijfeld onschuldig, zie bijvoorbeeld de Wicca-rituelen.
Maar andere zijn dat zeer zeker niet. Het voorbeeld van het babygooien is er maar een uit vele. Zo doorboren vele hindoeïstische Tamils tijdens het Thaipusam-festival hun lichaam met haken, stokken en andere voorwerpen.
Ze doen dit publiek, en tonen die extreme body piercings aan eenieder die ze wil zien (dat is overigens het punt: hun zelfverminking moet zichtbaar zijn voor anderen, omdat ze de authenticiteit van hun geloofsovertuiging willen aantonen).
Nog een voorbeeld: in het buitenland herdenken tal van Sjiitische moslims tijdens Asjoera de dood van imam Hoessein in het jaar 680 door zichzelf – en anderen – te kastijden.
Zouden we, uit respect voor de religieuze vrijheid, dergelijke praktijken ook hier moeten toelaten? Men kan argumenteren dat die hindoes en moslims het zichzelf aandoen. Maar er zijn veel minderjarigen die het voorbeeld van de volwassenen volgen, zoals er ook in het westen kinderen zijn die zichzelf uithongeren tijdens de ramadan, om aan hun ouders en peer group te tonen hoe groot hun religieus engagement is.
_Omgekeerde logica
De advocaat-generaal draait in zijn advies de logica van tolerantie om. In een moderne samenleving plooit de maatschappij zich niet naar religieuze eisen die evident problematisch zijn, bijvoorbeeld omdat ze nodeloos leed aan dieren toebrengen. Ook de beleving en expressie van religieus geloof moet rekening houden met de fundamenten van de democratie, zoals de scheiding tussen staat en geloof en respect voor ethische verworvenheden. Dat geldt eenvoudigweg voor elke burger, wat zijn of haar levensbeschouwing, of ideologische of politieke overtuiging ook moge wezen. Het is ironisch dat diegenen die per se dieren onverdoofd willen slachten, zich op het zogenaamde 'democratische recht' beroepen om individualistisch en volkomen vrij hun religie te mogen beleven. Maar zo'n recht bestaat niet; net zomin als een autofreak het 'recht' kan opeisen om de verkeersregels te negeren.
De beste garantie op godsdienst- en levensbeschouwelijke vrijheid bestaat er net uit om maximaal de wet voor iedereen gelijk te laten gelden. Uitzonderingsmaatregelen of het wegen met verschillende maten en gewichten, leiden vooral tot onbegrip en intolerantie. De opvatting dat men discriminatie van sommige bevolkingsgroepen kan bestrijden door tegemoet te komen aan de eis tot een 'positieve verplichting' van de staat, lijkt me, zeker in deze casus, een ernstige misvatting. Steeds meer mensen vinden het vermijden van onnodig dierenleed een bijzonder belangrijke waarde. Die waarde aantasten door tegemoet te komen aan zogenaamde tradities, speelt in de kaart van extremisten en onverdraagzamen, wat verdere polarisatie teweeg brengt. Tradities kunnen veranderen. Het is niet omdat een ritueel reeds eeuwenlang bestaat, dat het niet onethisch of ondemocratisch kan zijn. Dat lijkt des te meer geldig wat onze omgang met dieren betreft.
Naar verluidt werd het slachten zoals het joodse en islamitische ritueel voorschrijft, ooit ingevoerd omdat het minder pijnlijk zou zijn voor de dieren. Bijgevolg zijn er meerdere imams en rabbijnen die het verdoofd slachten een logische stap vinden. Als Allah of Jahweh, of welke god dan ook, van mening is dat men dieren wel mag doden en eten, maar dat men hen nodeloos leed moet besparen, waarom dan het verzet tegen een voorschrift dat hieraan tegemoet komt? We kunnen er toch moeilijk van uitgaan dat god van de mens verlangt dat hij nodeloos dierenleed veroorzaakt. Overigens: zou god er zo zwaar aan tillen dat men het verhaal over Abraham, zijn zoon en de ram niet al te letterlijk neemt? Dat men dankbaarheid aan de schepper toont zonder dat er een onschuldig, welzijnsgevoelig dier moet voor sterven? Dat gelovigen een financiële gift doen, is ondertussen reeds door veel joden en moslims als volwaardig alternatief aanvaard voor het doden van een dier. Ik mag hopen dat het Hof van Justitie deze belangrijke vorm van morele progressie niet teniet doet door het advies van de advocaat-generaal te volgen.
© Gwenny Cooman
Kwintessens
Voormalig hoogleraar wijsbegeerte, auteur en lid van de humanistische denktank Kwintessens
_Johan Braeckman -
Meer van Johan Braeckman

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws