21 juli 2021
Gettovorming en djellaba's in het straatbeeld (deel 1)
In twee eerdere artikels wilde ik niet enkel de situatie in Gent schetsen, maar ook die in Antwerpen. Het woord 'djellaba' gebruik ik hier veralgemeend in een poging de teksten niet onnodig te belasten. Ik bedoel er álle typische Arabische klederdracht voor heren mee, dus ook de 'kufi', de 'qamis', de 'sierwaal', de 'bântâloen', de 'sharwal' en vooral die karakteristieke zakvormige, amorfe broek waarvan het kruis halverwege de knieën hangt en de broekspijpen tot boven de enkels reiken. We kennen deze outfit vooral van fundamentalisten, omdat het binnen de islam niet past zelfs maar de vorm van je geslachtsdelen of je kont te durven suggereren.
Het was april 2018. Toen ik in Antwerpen het Centraal Station uitkwam, wilde ik mijn geboortestad nog eens in me opnemen. Dus stapte ik te voet langs de Carnotstraat en de Turnhoutsebaan, sloeg linksaf de Offerandestraat in, voorbij het Stuivenbergziekenhuis … om ten slotte te belanden in de buurt van mijn kinderjaren: twee pleintjes met elkaar verbonden door de Wijnegemstraat. Het viel me op hoezeer deze pleintjes in de loop der jaren gekrompen waren: in mijn herinnering stonden ze ettelijke malen groter ingelogd! Maar daar, waar ik als jongen van zeven of acht nog gespeeld had, herkende ik werkelijk niets meer. Kon je dit nog wel België noemen? Mocht er een verzengende zon aan de hemel gestaan hebben, ik had me in de Maghreb gewaand. Want tussen de schotelantennes door liep het hier vol mensen in djellaba.
Het spreekt vanzelf dat ik niks tegen deze mensen heb of tegen hun manier van kleden. Wat allicht verklaart waarom ik in mijn brievenbus een dreigbrief van het Vlaams Blok/Belang mocht vinden – anoniem natuurlijk. Maar het is de waarheid geweld aandoen te beweren dat op dit soort locaties geen problemen voor homo's rijzen. Kennissen uit deze buurt worden wekelijks geconfronteerd met verbale agressie op straat, niet omdat men het aan hen kan zien dat ze gay zijn, maar alleen omdat men het van hen wéét. En daar blijft het niet bij: als zij naar de buurtwinkels stappen – en er zijn gewoon geen andere dan Arabische te vinden – worden zij eenvoudigweg niet bekeken, soms niet eens bediend … Quantité négligeable. In eigen stad alsjeblieft!
Ook in Gent was in 2018 de traditionele Arabische kleding meer en meer tot het 'gewone' straatbeeld gaan behoren, en niet uitsluitend in de buurt van de Beukelaarstraat of de Ferrerlaan bij de Al-Fath- of de Tevhid Camii-moskee, maar ook in de omgeving van het Van Beverenplein tussen de fruit- en zuivelafdelingen van de warenhuizen door. Zelfs op mijn raadpleging verschenen jonge Maghrebijnen in djellaba. Dat gebeurde niet zo vaak, maar vijf jaar eerder was zoiets gewoon ondenkbaar. Jonge meisjes, pubers nog, doken opeens gesluierd op – méér dan alleen maar met een hijab – waar zij tevoren in jeans bij mij binnenstapten.
Ik heb het hier nog over gehad met mijn stagiairs, die toevallig zelf ook moslim zijn: dezelfde maatschappelijke veranderingen sprongen hun net zo goed in het oog op de andere plaatsen waar zij hun opleiding volgden, bij mijn collega's huisartsen, specialisten en in de ziekenhuizen …
Waarmee ik geenszins wil zeggen dat zoiets mij stoort – het roept alleen vragen bij mij op. Waarom deed deze transformatie zich voor? Misschien bestaat er wel een heel onschuldige verklaring voor. Als veel mensen van dezelfde herkomst op een beperkte oppervlakte beginnen samen te hokken – deze regio's behoren tot de dichtstbevolkte van Gent – lijkt het mij logisch dat personen gewoon de traditionele kledij van hun Heimat aantrekken en hoeft men daar verder niks achter te zoeken. Punt uit.
Het is dus niet de bedoeling te (ver)oordelen; het is alleen maar vaststellen dat ik doe.
En net als in Borgerhout kan ik in Gent niet omheen de indruk van een almaar voortschrijdende gettovorming. Toen ik begin jaren '80 met mijn huisartsenpraktijk begon, woonden mijn Turkse patiënten gewoon in mijn buurt, in mijn onmiddellijke omgeving, te midden van rasechte Gentenaars. Nu woont er in die straten bij mijn weten geen enkele meer. Allemaal verdwenen! Vertrokken naar de Bevrijdingslaan en de Wondelgemstraat. Verjaagd misschien ook door de renovaties en de stijgende huurprijzen. En het vreemde – of juist het bemoedigende? – is dat sommigen van deze 'vreemdelingen' met heimwee terugkijken naar die tijd toen zij nog gewoon onder de anderen leefden, 'onder ons'.
Aan de andere kant legde ik bij de aanvang van mijn praktijk flink wat huisbezoeken af in de Muide bij native Belgen, waar ik mijn Gentse woordenschat flink heb bijgespijkerd. En nu, op een enkele uitzondering na, zijn ze wegens hun hoge leeftijd allemaal gestorven en is Meulestede een zeer allochtoon gekleurde buurt geworden.
In 1996 had ik nog een brief geschreven aan burgemeester Frank Beke, om hem op deze evolutie attent te maken – alsof zoiets nodig was natuurlijk! Ik herinner me nog hoe frappant ik het tijdens het tolken vond, dat het Nederlands van de kinderen erop achteruit aan het gaan was: de jongsten begonnen het minder goed te spreken dan de wat ouderen. Ik wees hem op de clustervorming bij de mensen van vreemde origine die het hun onnodig maakte een andere taal te spreken dan die van thuis, want ze hadden alle voorzieningen toch in hun buurt. Hij heeft me op zijn kabinet ontvangen en als vriendelijke, geïnteresseerde man naar me geluisterd om me door te verwijzen naar het initiatief dat zijn zoon Jan gestart was, maar waar ik na één telefoontje niets meer van gehoord heb. Het diende te zorgen voor meer integratie, maar misschien is het een stille dood gestorven. En laten we eerlijk zijn, taal is nooit een echt hot item geweest bij de socialisten, ze voelden zich er altijd een beetje ongemakkelijk bij, misschien uit angst geassocieerd te worden met bepaalde Vlaamse strekkingen. Johan Vande Lanotte zou later ook grif toegeven op een meeting in Gent dat zijn partij te laat tot dat inzicht was gekomen; hij beoordeelde de opmerking die mijn echtgenoot daar in dat verband maakte als zeer terecht: wanneer we geen gemeenschappelijke taal spreken en dus niet kunnen communiceren of met elkaar in contact treden, zullen we ook nooit echt leren begrip voor elkaar op te brengen. Waarom scoren onze buurlanden en onze Waalse landgenoten trouwens zoveel beter op dit punt? (Wordt vervolgd.)
Meer van Rudy Van Giel