Kwintessens
Geschreven door Thomas Vervisch
  • 5171 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

25 augustus 2021 Kaboel: de proefbuis die nooit werkte
Tegen de 20ste verjaardag van 9/11 – de reden waarom de VS Afghanistan in 2001 binnenvielen – staat dat land geen stap verder: de taliban zijn opnieuw aan de macht. Los van het débacle voor de VS (voor wie de aftocht in Afghanistan als een slechte sequel van hun aftocht uit Vietnam leest) is dat vooral een slechte zaak voor de Afghanen zelf. Maar het zegt ook iets over de maakbaarheid van maatschappijen.
Afghanistan is bij uitstek een cynisch voorbeeld van hoe het soms verkeerd kan lopen op het internationale toneel wanneer oude vrienden de nieuwe vijand worden. In de jaren '80 riep de VS succesvol het rode Sovjetgevaar een halt toe door het ondersteunen van de moedjahedien (jihadisten van wie de taliban een uitloper vormen). Succes was hier relatief, want het communistische gevaar werd ingewisseld voor een burgeroorlog waaruit de taliban als sterkste partij tevoorschijn kwam. Bijgevolg probeerden de Amerikanen na 9/11 diezelfde taliban van de macht te verdrijven. Zonder resultaat.
Deze keer komt het slechte nieuws uit Kaboel, maar het had evengoed uit Irak, Libië, Syrië of Mali kunnen komen. Kijken we terug in de tijd, dan kunnen we daar bijvoorbeeld nog Somalië, Ex-Joegoslavië, of Vietnam aan toevoegen. De rode draad is telkens dezelfde: na een jarenlange externe (militaire) interventie slaagt de internationale gemeenschap (met verschillende petjes op) er niet in om aan nationbuilding (staatsopbouw) te doen en zo een democratische dam op te werpen tegen een regime dat we liever kwijt dan rijk zijn.
Een deel van de verklaring ligt natuurlijk in realpolitik: elk land heeft nu eenmaal een buitenlands beleid dat de eigen politieke en economische belangen dient. Met andere woorden: het ondersteunen van democratie of mensenrechten heeft doorgaans slechts een 'instrumentele' waarde in zoverre het bepaalde nationale belangen dient.
In die zin verschilt het VS buitenlands beleid in het post-Koude-Oorlog-tijdperk enkel van methode en niet van doel: telkens staan de eigen nationale (veiligheids)belangen voorop, alleen bediende men zich tijdens de Koude Oorlog van allerhande dictaturen, terwijl er nu democratische regimes in het zadel worden geholpen (en jammer genoeg zongen verschillende dictaturen van toen het langer uit dan sommige prille democratieën van nu).
De resultaten blijven dezelfde: Johan Galtung, professor in peace studies, berekende dat de VS direct of indirect tussen 13 tot 20 miljoen slachtoffers maakten in 37 verschillende landen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Met andere woorden, de VS moeten dringend beseffen dat de categorische imperatief van Kant ook van toepassing is op hun buitenlands beleid: beschouw een ander land nooit slechts als middel, maar enkel als doel op zich.
Een ander deel van de verklaring is subtieler, maar daarom misschien niet minder problematisch. Zelfs al beschouw je als internationale gemeenschap de Afghaanse democratie en mensenrechten als doel op zich, dan nog staat of valt de hele onderneming met de hypothese dat mens en maatschappij maakbaar zijn. Maar klopt dit wel? Zijn maatschappijen kneedbaar?
Het doet me herinneren aan mijn allereerste mondeling examen aan de universiteit. Het was voor het vak ideologieën tijdens mijn studies moraalwetenschappen. 'Waarom Marx ongelijk had?' was de vraag. Ik weet nog goed dat het angstzweet me uitbrak: ik had zo'n allesomvattende vraag niet verwacht. Op goed geluk begon ik flarden cursus op te dreunen. Toen ik uiteindelijk aangaf klaar te zijn met mijn antwoord, gaf de professor aan dat het allemaal wel juist was wat ik zei, maar dat het eigenlijk veel simpeler lag: Marx had ongelijk omdat je een maatschappij nu eenmaal niet in een proefbuis krijgt.
Dit is natuurlijk een surrealistisch beeld. En toch verbeeldt het redelijk correct de hoop die de internationale gemeenschap koestert wanneer ze aan de heropbouw van een land zoals Afghanistan begint. In die zin is vredesopbouw – net zoals ontwikkelingshulp – de ideale speeltuin voor het Verlichtingsideaal van de maakbare maatschappij: we vallen Afghanistan binnen, we verdrijven de vijand, we houden democratische verkiezingen, leiden leger en politie op, installeren de rechtsstaat, creëren een vrije markt en ziedaar: onze proefbuismaatschappij. Dit is het klassieke 'recept' van wat men de doctrine van de 'liberale vrede' noemt: met name de idee dat een combinatie van een democratie en een vrije markt een universeel recept is om stabiliteit en vrede te brengen, waar ook ter wereld. De Afghaanse realiteit is het zoveelste voorbeeld dat aantoont dat die 'toverformule' niet werkt.

(lees verder onder de afbeelding)
© Thomas Vervisch
De invasie van Afghanistan had dus veel weg van een proefbuisexperiment. Maar het experiment faalt keer op keer, net omdat het gebaseerd is op een te 'kneedbaar' mens- en maatschappijbeeld. Ja, we kunnen redelijk gemakkelijk een regime ten val brengen. Maar nee, daarmee hebben we hoegenaamd nog geen designermaatschappij in de plaats. Verre van zelfs. In vele gevallen maken we het erger: Westerse interventies in Afghanistan, Irak, of Libië hebben eerder Frankenstein-achtige monstertjes in plaats van designermaatschappijen gebaard. Net omdat we te goedgelovig zijn, ons 'kunnen' serieus overschatten, en graag voor God spelen (dat laatste is althans de VS niet vreemd).
De vraag is dan of we ons überhaupt moeten bezighouden met proefbuismaatschappijen? Is het zinvol om als internationale gemeenschap her en der aan knoppen te gaan draaien om bepaalde landen 'vredevoller' te maken?
In het geval van een proefbuisbaby zit men met het vervelende probleem dat de toekomstige baby zijn fiat niet kan geven (idem bij een 'gewone' baby trouwens). In het geval van een maatschappij heb je alvast dat probleem niet: je vertrekt nooit van een wit blad, of correcter: je vertrekt van een heel boek vol geschiedenis en cultuur dat je niet zomaar kan uitgommen.
Een eerste suggestie is dan ook het klassieke 'do no harm'-principe: de kans dat je een maatschappij meer stuk maakt dan dat je ze versterkt, is vele malen groter. Om dat risico te minimaliseren, moet je dat boek vol geschiedenis en cultuur grondig bestuderen. En luisteren. Niets zo erg als weliswaar goedbedoelde, maar onbewust paternalistische hulp: hulp die niet eens de moeite doet om te luisteren.
Ten tweede, hou je ver van elke totaaloplossing of toverformule, ook als die de 'liberale vrede' luidt. En zo zijn we terug bij Karl Marx. Naamgenoot Karl Popper verwijst naar Marx, Hegel en Plato als de grote wegbereiders van het Westerse idee dat de geschiedenis in één bepaalde – noodzakelijke en wetmatige – richting moet evolueren. Dit historicisme kan leiden tot 'gesloten samenlevingen' waarin tunnelvisies maar één oplossing aanbieden: genre Berlijnse (Koude Oorlog), Israëlische (Westoeverbarrière), Europese (Fort Europa), Engelse (Brexit) of Mexicaanse (Trump) muur. Al deze 'muren' zijn niet toevallig gekozen: ze geven aan dat contreien waar de vlag van de liberale vrede wel degelijk wappert nog niet uit de gevarenzone zijn wat dit 'gesloten denken' betreft.
Bijgevolg, ten derde: lead by example. Het beste wat we de Afghanen kunnen bieden is onze eigen proefbuis op orde stellen. Een proefbuis die werkt, is aanstekelijk. Maar op dit moment heeft de Europese proefbuis soms meer weg van een molotovcocktail met als belangrijkste ingrediënten een legitimiteitscrisis van onze democratie (denk aan de opkomst van allerhande antidemocratische krachten à la Victor Orbán), in combinatie met een stijgend onvermogen tot samenwerking (corona en vooral de migratiecrisis) en een serieuze deuk in het morele blazoen: geen weldenkend mens gelooft nog dat de Europese Unie een voorvechter van mensenrechten is terwijl ze de voorbije 6 jaar naar schatting 19 000 mensen op de vlucht laat verdrinken in de Middellandse Zee. De val van Kaboel katapulteert het migratievraagstuk trouwens opnieuw naar de actualiteit: nu al is men opnieuw druk bezig met speculeren hoe Fort Europa een nieuwe migratiegolf moet afblokken.
Wat ons opnieuw naar het begin van ons verhaal brengt: naar alle waarschijnlijkheid zal de realpolitik van 'muren', 'grenzen' en 'nationale belangen' het opnieuw halen van een humaan opvangbeleid. En dit terwijl de Afghaanse crisis en haar wereldwijde implicaties nog maar eens wijst op de enige grenzen die tellen, namelijk die van onze planeet. Een laatste suggestie is dan ook de volgende. Laten we die categorische imperatief van Kant toch maar zo snel mogelijk toepassen op globale schaal: beschouw elke burger van een ander land nooit slechts als een middel, maar enkel als een doel op zich.
Kwintessens
Thomas Vervisch is leerkracht zedenleer en als assistent verbonden aan de Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen van de Universiteit Gent.
_Thomas Vervisch -
Meer van Thomas Vervisch

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws