29 september 2021
Godsdienst in de katholieke scholen
Nele Strynckx had het al over de methodologische en inhoudelijke zwakheden van het onderzoek door de vakgroep Theologie van de KU Leuven naar de houding tegenover religie van studenten in het hoger onderwijs.
(Lees hier de tekst van Nele Strynckx.) De manier waarop het katholieke blad Tertio dit mocht lekken, deed me denken aan een eerder onderzoek van dezelfde onderzoeksgroep.
Vijf jaar geleden bracht Tertio ook de resultaten naar buiten van een andere grootschalige bevraging. De andere media namen de korte inhoud over, soms letterlijk. Zowel in de Gazet van Antwerpen als in Het Laatste Nieuws onder de titel: 'Helft leerlingen katholiek onderwijs geloven in Jezus'. Ook De Standaard had deze kop, ondanks het feit dat de theologisch meer onderlegde journalisten bij het parochieblad Kerknet en Tertio hadden geschreven dat die katholieke jongeren in Christus geloven.
De titels in Kerknet en Tertio waren ideologisch explicieter: 'Helft Vlaamse scholieren is pro katholieke identiteit van school' en 'Aversie voor katholiek onderwijs vooral buiten schoolmuren'. Geïnterviewd in Tertio zei een van de initiatiefnemers (empirisch theoloog en toen vicerector van de KU Leuven) dat uit eerder onderzoek was gebleken dat er een groot draagvlak was voor de katholieke school bij de leerkrachten en directies van die scholen (niet echt een verrassing, mogen we hopen) en dus gingen ze op zoek naar de mening van de leerlingen: 'Al jaren wordt gezegd dat de jeugd niet meer gelooft en zo goed als niets meer weet of wil weten over godsdienst, maar is dat wel zo?'
Natuurlijk was er wel een tendens in de richting van wat de onderzoekers 'pluralisering' noemen (denken dat er buiten de kerk ook nog waarheid bestaat), maar uiteindelijk viel het allemaal nog mee: 'Al deze cijfers maken dat je toch niet kunt stellen dat jongeren niet geïnteresseerd zijn in Christus, een aversie zouden hebben tegen het katholieke geloof of er collectief onverschillig zouden tegenover staan'.
Maar is dat wel zo? Hoewel dit een heel breed onderzoek was (15 000 leerlingen), is er buiten de cijfers die Tertio geeft, nergens gedetailleerde informatie over te vinden. Bijvoorbeeld: ik vermoed dat de bevraging gebeurde tijdens de godsdienstlessen, maar had dat geen invloed op de resultaten? De onderzoekers zeggen zelf dat de cijfers voor de laatste twee jaar van de lagere school misschien wel beïnvloed zijn door het feit dat de kindertjes dan in de catechese zitten.
Maar het echt wonderlijke van deze geslaagde pr-campagne van de Leuvense theologen is dat de weinige cijfers die ze wél vrijgeven, het omgekeerde zeggen van wat in de krantentitels stond. De helft van de leerlingen die in Christus geloven, daar zitten ook de tien- en elfjarigen bij. Als we zouden aannemen dat jongeren pas rond hun zestien voldoende kritische zin hebben ontwikkeld, dan hou je nog 2,8% sterke gelovers en 39,8% gemiddelde gelovers over. Wat betekent overigens 'gemiddeld' en wat bedoelt men met geloven in Christus? Dat hij – als Jezus – wel degelijk bestaan heeft, dat hij de zoon van God is, dat hij geleden heeft onder Pontius Pilatus, dat hij én volledig mens én volledig God is?
Maar het echt wonderlijke van deze geslaagde pr-campagne van de Leuvense theologen is dat de weinige cijfers die ze wél vrijgeven, het omgekeerde zeggen van wat in de krantentitels stond. De helft van de leerlingen die in Christus geloven, daar zitten ook de tien- en elfjarigen bij. Als we zouden aannemen dat jongeren pas rond hun zestien voldoende kritische zin hebben ontwikkeld, dan hou je nog 2,8% sterke gelovers en 39,8% gemiddelde gelovers over. Wat betekent overigens 'gemiddeld' en wat bedoelt men met geloven in Christus? Dat hij – als Jezus – wel degelijk bestaan heeft, dat hij de zoon van God is, dat hij geleden heeft onder Pontius Pilatus, dat hij én volledig mens én volledig God is?
Wie de vier tabellen vergelijkt, merkt ook dat de helft ervan niet over de jongeren gaat, maar over hun ouders: kinderen worden gedoopt en beslissen niet zelf of ze naar de eucharistieviering gaan. Heeft men niet getest wat de kinderen over hun geloof weten en waarom krijgen we die cijfers dan niet?
Ik denk dat de reden daarvoor maar al te zichtbaar is in de twee tabellen die wel peilen naar wat de leerlingen denken en doen: het geloof in Christus enerzijds en of ze bidden anderzijds. Daar blijkt namelijk dat zowel dat geloof als de gebedspraktijk afnemen over de vier leeftijdscategorieën. Het geloof in Christus begint met 11,1% (sterk) en 56,1% (gemiddeld) op het einde van de lagere school en is zes jaar later nog 2,8% (sterk) en 39,8 (gemiddeld). Aan persoonlijk gebed doen nog bijna een kwart van de jongste kinderen dagelijks of regelmatig (23,4%); bij de oudste is dat nog 11,3%.
De Leuvense theologen publiceerden een onderzoek waaruit ten eerste bleek dat de staat een volledig scholennet inricht voor jongeren waarvan bijna de helft niet in Christus gelooft. Maar nog erger: empirisch is nu ook vastgesteld dat de leraren katholieke godsdienst een duidelijk waarneembare negatieve invloed hebben op het geloof in Christus en op het bidgedrag van onze katholieke kinderzielen. Alsof wiskundepedagogen zouden vaststellen dat de leerlingen op school ieder jaar minder van wiskunde (willen) weten. De spindokters van de empirische theologie zijn hier dus wel bijzonder handig te werk gegaan.
Eerst wou ik dan ook de Vlaamse militante atheïsten oproepen om het katholieke godsdienstonderwijs financieel te gaan steunen. Maar dat is natuurlijk al het geval: via hun belastingen betalen zij mee de lonen van de godsdienstleraars. En dat geldt ook voor het onderzoek van de KU Leuven dat dit empirisch heeft vastgesteld. Als dat geen win-win is!
Meer van Geert Lernout