22 november 2021
Op weg naar een tirannie van de meerderheid? Over 'Reset' van Mark Elchardus
Raadsheer Bruno Lietaert las het nieuwe boek van Mark Elchardus en noteerde enkele bedenkingen.
Voor Mark Elchardus moeten het slechte dagen zijn. We hebben het dan niet over het vallen van het blad of het intreden van de herfst, maar over de rechtsstatelijke dynamieken in Europa. Zo kreeg de Poolse Raad voor Justitie (de KRS) op 28 oktober de bons van het Europees Netwerk van Raden van Justitie. Reden: die Poolse 'HRJ' is niet onafhankelijk en voert het regeringsbeleid uit bij de benoeming van magistraten. Enkele dagen later: het Hof van Justitie legt Polen een fikse dwangsom op zolang het de rechtsstaat niet herstelt en magistraten blijft straffen omwille van de inhoud van hun beslissingen. Maar 'gemeenschapsdenker' Elchardus is mild voor dit Pools justitieel beleid. Zo ziet hij de Poolse politisering van de benoeming van rechters als een vooruitgang. Europese bemoeienis bevalt hem niet. Het is een van de vele markante beschouwingen in zijn boek Reset (p. 512).
We willen dit begrijpen, zeker wanneer iemand van zijn kaliber zulke gepeperde standpunten inneemt. We lezen het boek met aandacht en open geest, en geven een impressie over wat zijn 'reset' betekent voor het recht.
_Activistische socioloog
Volgens Elchardus is de grote breuklijn vandaag die tussen het liberalisme en het gemeenschapsdenken (p. 519). Hij wil dat conflict articuleren, de volkssoevereiniteit herstellen en – onder meer – de rechterlijke macht terugdringen.
Het zwaartepunt van de democratie ligt nu bij de uitvoerende macht, schrijft de auteur, maar ook de volksvertegenwoordiging is losgezongen van 'de wil van het Volk' (p. 401). Hij zoekt naar een gemeenschapsvormend project voor de samenleving. Daarvoor reikt hij zijn versie van nationalisme aan. Want het individualisme is doorgeslagen: enerzijds is er een eindeloze reeks mensenrechtelijke aanspraken, geformuleerd vanuit particuliere identiteiten, anderzijds zijn er de economische elites die het recht hanteren ter bestrijding van overheidsregulering. Het mensenrechtendiscours en het liberalisme vallen niet samen, maar hebben dezelfde affiniteit: telkens individualiserende projecten tegen, of weg van de gemeenschap. Burgerrechten primeren zo steeds op sociale en economische rechten.
Het zwaartepunt van de democratie ligt nu bij de uitvoerende macht, schrijft de auteur, maar ook de volksvertegenwoordiging is losgezongen van 'de wil van het Volk' (p. 401). Hij zoekt naar een gemeenschapsvormend project voor de samenleving. Daarvoor reikt hij zijn versie van nationalisme aan. Want het individualisme is doorgeslagen: enerzijds is er een eindeloze reeks mensenrechtelijke aanspraken, geformuleerd vanuit particuliere identiteiten, anderzijds zijn er de economische elites die het recht hanteren ter bestrijding van overheidsregulering. Het mensenrechtendiscours en het liberalisme vallen niet samen, maar hebben dezelfde affiniteit: telkens individualiserende projecten tegen, of weg van de gemeenschap. Burgerrechten primeren zo steeds op sociale en economische rechten.
Beide tendensen vinden hun vertaling in rechtsregels. Die worden bewaakt door de 'juristocratie' – een 'archipel van juridische professies'. De samenleving vertrouwt niet langer op waarden en normen; het recht heeft de samenleving gekoloniseerd. Terecht schrijft de auteur dat maatschappelijke evoluties best vertaling vinden in democratische besluitvorming. Maar volgens de auteur zijn het nu rechters die dat doen. Zo legt hij uit: 'Dan komt er een moment dat een rechter zegt dat de afwezigheid van het homohuwelijk een schending is van het gelijkheidsbeginsel' (p. 411) en 'ping': ziedaar het homohuwelijk, zo suggereert het boek. Dat is wel erg kort door de bocht. Er komen nog steeds wetten aan te pas. Maar toch leven we volgens de auteur in een 'gouvernement des juges'. Er is geen sprake van een scheiding van machten: de auteur heeft het over een 'hiërarchisering van machten': meer bepaald werd de 'volkssoevereiniteit ondergeschikt gemaakt aan de rechtspraak' (p. 412). Activistische rechters zijn 'niet-verkozen gezagsdragers die zich boven de verkozenen stellen'. Vanuit hun 'juridische suprematie' gebruiken ze hun bevoegdheid om tegen het democratisch beleid in te gaan. Rechters voeren een strijd en 'willen dat regeringen die niet naar hun pijpen dansen worden verwijderd' (p. 428). De auteur beweert dat 'haast elke empirische analyse van het optreden van rechters voorbeelden van partijdigheid en activisme laat zien' (p. 423). Na dit alles verwondert het niet dat voor Elchardus 'de Europese landen niet langer kwalificeren als democratieën' (p. 421). Die boude uitspraken zijn niet onderbouwd.
Rechters mogen wel wetten toetsen aan hogere normen, maar die bevoegdheid schiet door: zij 'hebben de macht om wetten en beleid ongedaan te maken zonder mogelijkheid van beroep tegen hun uitspraken, die de volkssoevereiniteit ondergraven' (p. 414). De auteur vindt dat rechterlijke beslissingen moeten kunnen worden teruggedraaid door de 'volkssoevereiniteit'. Maar dat is evident het geval, al ligt het moeilijker als grondrechten in het vizier komen. Dan is een terughoudende interpretatie door de rechter gepast. Iedereen kent wel een uitspraak om het oneens mee te zijn. Toch hebben de toetsing aan de Grondwet en de werking van het EVRM de democratieën humaner gemaakt, voor meer rechtsbescherming gezorgd en de kwaliteit van het recht verbeterd. Elchardus verwijst vaak naar Nederland. Dat land is nochtans getraumatiseerd door de toeslagenaffaire. Moedige rechters hadden dat drama kunnen tegengaan.
Maar Elchardus getuigt van diep wantrouwen tot vijandigheid tegenover al wat rechter is. Zoals bijvoorbeeld zijn verwijt dat EHRM-rechters 'geenszins onpartijdig maar haast rabiaat kosmopoliet' zijn (p. 420), wat hij als een belediging bedoelt. Of waar hij stelt dat het 'volstaat rechters aan je kant te hebben om de democratie uit te schakelen' (p. 460)!? Hier is een wel erg activistische socioloog aan het werk. Zijn standpunten zijn ook vaak intern tegenstrijdig of verwarrend. Hij maakt de rechtsbeoefenaars tot zondebok voor spaaklopend beleid. Ook hoe de 'volkssoevereiniteit' het beroep tegen vonnissen en arresten kan vervangen, blijft volstrekt onduidelijk.
_Volkssoevereiniteit
Toch komt volgens de auteur het laatste woord toe aan die 'volkssoevereiniteit' (p. 431). Dat punt baart echt zorgen. De cruciale vraag blijft immers onbeantwoord: wat met de bescherming tegen de tirannie van de meerderheid? Over de Holocaust schrijft hij dat je verloren bent als de staat zich tegen je keert. Mensenrechten en juristocratie wijzigen daar weinig aan. Dat was waar in nazi-Duitsland, maar niet zo onder Trump. Het toont de nood aan een onafhankelijke en robuuste justitie. Maar zo ziet de auteur het niet: 'Veel meer garantie biedt een eigen staat, een sterk leger, strakke grensbewaking en een scherpe, indien nodig meedogenloze inlichtingendienst' (p. 438). Hé?
Laat ons zijn visie over mensenrechten lezen. Ook hier krasse uitspraken zoals (p. 450) over de niet-vrije landen in de VN-mensenrechtenraad die 'als ze het niet te druk hebben met mensen aan de voeten ophangen of in hun consulaten in stukken te snijden, zij de mensenrechten (verdedigen) door Israël te veroordelen'. Of (p. 452) 'terwijl in Molenbeek op mensenrechten beroep wordt gedaan om de boerka te kunnen dragen, wordt opgeroepen tot geweld in Kaboel om het dragen ervan te verbieden' – enzovoort. De teneur is globaal zeer neerhalend over al wat mensenrechten is. Hij suggereert zelfs de notie 'mensenrechten' te laten varen en te vervangen door 'rechten die voortvloeien uit de oriënterende principes van een beschaving': 'beschavingsrechten' (p. 460). De nationale soevereiniteit is belangrijker dan mensenrechten en in dit verband verwijst hij naar Poetin en Xi Jinping, van wie hij begrijpt dat zij hun eigen beschavingsproject claimen (p. 465). De arrogantie van het westen met zijn mensenrechtendiscours moet maar eens ophouden. Hij vindt het al te gemakkelijk Duterte te beschuldigen van standrechtelijke executies zonder te zeggen hoe die dan de strijd tegen veel dodelijker drugbendes moet aanpakken (p. 467).
In de herfst is het soms rillen en beven. De rechterlijke macht is nergens perfect. Ook bij ons is het een werf in constante verbouwing. Na Dutroux ontstond met mondjesmaat een cultuur van kritische zelfreflectie. We vingen signalen op dat dit zelfreinigende vermogen nog te weinig tot bloei kwam in Polen. Toch verdedigen we de Poolse collega's, en via hen de rechtsstatelijke beginselen van onafhankelijkheid en scheiding der machten. Maar het blad valt van de bomen. Europa is moe, en oud. Hopen maar dat Reset geen herfsttij inluidt voor de rechtsstaat en geen lente is voor een tirannie van de meerderheid.
(Tekst oorspronkelijk gepubliceerd in De Juristenkrant, 10 november 2021. Overgenomen met toestemming van de auteur en van De Juristenkrant.)
Meer van Bruno Lietaert