22 november 2021
Het belang van verhalen
In 2017 schreef Johan Braeckman 'Er was eens', een essay waarin hij het belang van verhalen benadrukt voor de samenhang van een gemeenschap: 'Ze zijn zeer waarschijnlijk niet zomaar een evolutionair bijproduct, ze behoren tot het meest essentiële van wat het betekent om een mens te zijn', stelt hij daarin. We hebben ze verzonnen – net als de scheppingsmythes – om vat te krijgen op de ons omringende werkelijkheid en om die te kunnen begrijpen en duiden. Maar hun primaire functie is toch wel 'het creëren van een groepsidentiteit en een gemeenschappelijke moraal'.
En dat is precies wat er schort aan onze hedendaagse westerse maatschappij: onze verhalen zijn weggevallen, de verbindende kracht die individuen aaneensmeedt tot een samenleving. Want wat vijftig jaar geleden zo goed als niemand voor mogelijk achtte: het christelijk geloof met al zijn parafernalia is verdreven naar een achtergrond, waarnaar men nog enkel teruggrijpt bij huwelijk of begrafenis. Godsdienst is herleid tot wat ceremoniële glitter om glans te verschaffen aan belangrijke gebeurtenissen in 's mensens leven. Enkel de religieuze lobbygroepen en de financiële machtsstructuren erachter blijven springlevend.
Een samenleving vormgeven en ze bijeenhouden doe je blijkbaar niet louter door je te beroepen op rede en verstand. Voor haar grondvesten is sterkere contactlijm nodig – mensen krijg je enkel verenigd door het aanspreken van hun emoties, door te refereren aan gemeenschappelijke historische gronden, of die nu correct zijn, ja dan neen. Zelfs Khalid Benhaddou, de imam van de Gentse Al Fath-moskee, bestempelt het als een achterhaalde discussie of religie waar of onwaar is. Waar we behoefte aan hebben, onafhankelijk van onze etnische achtergrond, is aan een narratief dat ons in staat stelt een ploeg te vormen. Samen. Verbonden.
Daarom valt UNIVERSITAS zo toe te juichen, het initiatief dat de Gentse alma mater dit jaar gestart is.
Via een reeks interfacultaire lezingen en gesprekken tracht men bruggen te bouwen tussen de verschillende disciplines. De onderscheiden vakgebieden zijn namelijk mijlenver uit elkaar gegroeid, waardoor – om een voorbeeld te noemen – een student die positieve wetenschappen volgt niks meer afweet van literatuur of kunst. En omgekeerd.
Tijdens deze bijeenkomsten werd de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum vaak aangehaald. In Not for Profit: Why Democracy Needs the Humanities, klaagt zij aan dat er in het onderwijs almaar meer bezuinigd wordt op de alfawetenschappen, zoals filosofie en taalkunde. Iedere student wordt de richting opgestuurd van de STEM-vakken, want die leveren het vooruitzicht op onmiddellijk geldgewin. Het onderricht in onze scholen heeft zich volledig aangepast aan de economische markteisen van onze maatschappij. En daarin staat individualisme nu eenmaal centraal. Het wegvallen van een godheid is vooralsnog niet ingevuld door enig alternatief dat ons het gevoel geeft bij een groep te horen, aan een gezamenlijk project te werken.
Hier, denk ik, ligt het terrein open voor de alfawetenschappen – voor de humanities dus – om een verbinding te creëren tussen de verschillende eilandjes die wij zijn: het genereren van de lasnaad waar wij zo'n nood aan hebben, het nieuwe verhaal waarin wij ons kunnen terugvinden als onderdeel van een groter geheel. Want van de mensen met een migratieachtergrond wordt verwacht dat zij zich integreren. Maar waarin moeten ze dat dan wel doen?
Peter Derie, docent Arabisch aan de UGent, legt de vinger op de wonde: tegelijk met de razendsnelle secularisering in West-Europa is de idee gegroeid dat we eindelijk van religie verlost zijn. 'Maar', waarschuwt hij, 'er is gewoon een gat ontstaan waar een andere levensbeschouwing in springt; een beetje als vrijemarktsdenken. Wie religie aan de voordeur buitenzet, krijgt die langs achteren wel weer binnen. Feitelijk is de wereld furieus religieus.' (Zie hier voor bijdragen van Peter Derie.)
En dat merkte ik inderdaad bij mijn patiënten. Een nieuwkomer in ons land verzuipt in een berg administratie en raakt hopeloos verdwaald in onze gefragmenteerde maatschappij waarin het ieder voor zich is. Steun vindt hij daarentegen wel in zijn eigen vertrouwde gemeenschap, met een bindend verhaal dat geïmporteerd werd vanuit zijn geboortegrond. Ik vraag me trouwens af in hoeverre deze situatie niet bijdraagt tot het feit dat moslims almaar meer praktiserend worden en de uiterlijke kenmerken van hun religie, zoals onder meer de hoofddoek, sterker in de verf wensen te zetten. In het recente boek van Lisbeth Imbo bekent Bart De Wever dat hij soms jaloers is op de samenhorigheid en de onderlinge solidariteit wanneer hij als burgemeester in een moskee komt. 'Er gaat een enorme sociale kracht van uit. Je ziet er heel veel jongeren. Dat is niet bepaald het beeld dat ik heb van parochiekerken, waar grijze haren domineren. (…) Iedereen gaat met elkaar in gesprek en er wordt gelachen. Zo helpen ze elkaar.'
Zelf genoot ik het voorrecht op heel wat exotische feesten te zijn uitgenodigd. Ik hoefde niet op reis, de wereld kwam naar mij toe. Ik denk hier aan het evenement dat georganiseerd werd voor men aan de hadj naar Mekka begon, aan de viering bij een Turkse besnijdenis of bij een Marokkaans huwelijk, aan de uitbundige party in de kerk bij een Ghanese misviering … Natuurlijk deelde ik niet in het religieus gevoel dat aan de basis van deze bijeenkomsten lag, maar ik ervoer iedere keer wel de verbondenheid die tot stand werd gebracht tussen de ontelbare aanwezigen – óók tussen hen en mij. Het was besmettelijk. Ik werd deel van de groep. Want een huwelijk bijvoorbeeld is bij deze mensen veel méér dan gewoon zomaar een verbintenis tussen twee individuen, het is het aaneensmeden van een volledige gemeenschap die zich dankzij het geanimeerde gebeuren herbevestigd ziet.
In het boek van Imbo verwoordt Benhaddou het als volgt: 'Als ik zie waarom de islamitische wereld zo lang standhoudt, dan is het net door die verhalen, hoewel ze misschien de toets van de kritische wetenschappelijke wereld niet doorstaan. Maar ze spekken het collectief geheugen van de moslims en creëren een sterke identitaire sokkel.'
Zelf ben ik in Antwerpen als kind van vrijdenkers opgegroeid en is alles me vreemd gebleven wat van verre of nabij met cultus te maken heeft. Tot ik toetrad tot de maçonnerie en in de tempel de invloed van de diverse symbolen onderging. Ik ondervond dat deelnemen aan een gezamenlijk ritueel in staat is muren te slopen, en dat het bijeenkomen rond een mythe met het uitvoeren van gemeenschappelijke ceremoniële handelingen mij nader weet te brengen tot mijn zusters en broeders. Na mijn toetreding tot de vrijmetselarij ben ik zelfs voor het eerst van mijn leven naar katholieke middernachtmissen geweest – en ook daar in de kerk werd ik een verbintenis gewaar met de deelnemende kerkgangers. Het werkt. Bij mij alleszins, ook zonder de religieuze dimensie.
Hopelijk levert het initiatief UNIVERSITAS voldoende kruisbestuiving op tussen de verschillende disciplines, opdat vanuit de humanities de kiem zou ontspruiten voor een nieuw overkoepelend verhaal dat ons genoeg kan begeesteren om ons opnieuw te verenigen. Tegelijk zou dit ons kritisch denken kunnen aanzwengelen om de verdere afbraak van onze democratische waarden een halt toe te roepen. Omdat een verhaal – zoals dat in het hogergenoemde essay van Braeckman staat getypeerd – 'een middelpuntzoekende kracht is op het sociale vlak'.
Meer van Rudy Van Giel