Kwintessens
Geschreven door Peter Derie
  • 7432 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

22 december 2020 Een rit met de drie wijzen naar de apocriefen van de Koran
Kerstnacht voor corona, abdijkerk Averbode. Ze waren er plots: Syriërs en Afghanen op de eerste rij. Ze kwamen niets vragen. Maar jullie hebben iets voor ons gedaan, zeiden ze, dus komen wij nu langs. Het gezelschap bestond uit mannen, enkel mannen, die de andere mannen gekleed in witte tunieken fixeerden. Zij uit het oosten droegen dan weer een westers kostuum.
Zij kwamen uit het oosten en daar, aan de grens met Afghanistan, ligt het meer van Hamun.
Volgens de legende ejaculeerde Zoroaster er driemaal in en zal uit zijn sperma een redder ontstaan. Tegenwoordig ligt er slechts gruis, want door een milieuramp is veel water verdwenen. 'De berg van de redder' vind je er wel. De dusgenoemde Mons Victorialis was tot de islamitische tijd het grootste zoroastrische bedevaartsoord. Een Mesopotamische mythe laat de regenwolken ontspringen aan de top van die berg. Het water drenkt de aarde, de aarde brengt de oogst. Bij het jaarlijkse oogstfeest werden er twaalf wijzen gekozen. Hun titel was magi en die magiërs klommen de berg op, hielden een tweedaags gebed, trokken zich terug in een grot en reciteerden daar het boek 'De Apocalyps van Seth'. Dat gnostische werk voorspelt het verschijnen van de ster van de redder, dezelfde ster die Adam had opgemerkt in het paradijs, boven de boom van het leven. En jawel, daar was de ster bij de geboorte van Christus, en warempel een ster in de vorm van een jongen! Hij leidde de magiërs naar het Heilige Land – aldus een kroniek in het Syrisch (dat is niet het Arabisch van vandaag maar een taalkundige vorm van het Aramees).
De berg uit de Iraanse apocalyptiek stond namelijk goed bekend bij de auteurs uit het historische Syrië en zij schreven hierover tussen de 4de en 8ste eeuw. Toen ze vanuit de teksten van het oude christendom begrepen dat de wijzen die Jezus hadden bezocht 'uit het oosten' kwamen, dus uit hun regio, waren ze in hun sas. Er ontstonden legendes die het christelijke kindheidsverhaal koppelden aan de eigen oude geschiedenis. Babylonische priesters hadden vanaf de tempeltorens de banen van de sterren bestudeerd om de wil van de goden te voorspellen.  De nachtelijke hemel noemden ze 'het hemelse schrijftablet'.  Een kind door een ster omsloten was een voorkomend thema in de Syrische literatuur. Dat oude erfgoed werd gekoppeld aan de Iraanse apocalyptiek, alsof de traditie de nieuwkomer respectvol kwam begroeten. Zoroastrische priesters brachten geschenken naar het kind, zoals de relieken die Adam uit het paradijs had en met hem in een grot waren begraven aan de voet van de paradijsberg – die beschreven werd als de Iraanse Mons Victorialis.
De evangelisten hielden het sober. Ze vertellen dat 'magoi' uit het oosten naar Jeruzalem reisden omdat ze de ster van de ware koning hadden gezien. Koning Herodes ontbood hen en vroeg ze ook te laten weten waar het kind was, zodat hij het hulde kon bewijzen – maar in werkelijkheid wilde hij die rivaal kwijt. De wijzen zetten hun reis verder, geleid naar een baby in een voederbak. Ze boden het goud, wierook en mirre aan maar werden voor de terugreis gewaarschuwd in een droom. Toen Herodes ontdekte dat hij bedrogen was, liet hij alle jongetjes in Bethlehem vermoorden. Jozef was echter getipt en kon tijdig met de familie vluchten richting Egypte.
Deze canonieke teksten spreken niet over 'drie' wijzen en ook niet over een grot en nauwelijks over de kindertijd van Jezus. Maar het viel de Syrische auteurs wel op dat de vluchtroute door het Palestijnse gebied naar Egypte moest lopen. Dat was hun leefwereld! Maar waar dan precies en wat was er gebeurd? Ze creëerden apocriefe teksten: niet-geofficialiseerde christelijke teksten die populair waren in het Midden-Oosten van de late oudheid. Hoe zag het kraambed eruit? Het lag in een grot! Hoe vonden ze de weg? De pseudo-Dionysus (begin zesde eeuw) verwoordt het klantvriendelijk: een lichtzuil verscheen met een wuivende jongenshand (zoals de vleermuis bij Batman!). Je kunt het weglachen maar eeuwen later dook dat beeld terug op in het westen: bij Eckhart, Theresa van Avila, Ignatius.
Verhalen vullen de hiaten op en specifiek in die late oudheid dragen ze namen als de pseudo-Thomas, het proto-evangelie van Jacobus, de transitus Mariae. Samen met nog andere apocriefe bronnen evolueerden zij vanaf de zesde eeuw tot een levensverhaal van Maria, waaraan nog apocriefe geschiedenissen over de magiërs werden toegevoegd. De bundeling werd door Arabischtalige christenen overgeleverd en was als tekstuele bron gekend door de samenstellers van de Koran, die in de loop van de zevende eeuw de sleuteltekst van de islam redigeerden. Zij assimileerden Syrische apocriefe tradities in hun eigen literaire repertoire. Bijgevolg neemt de Koran de draad verder op.
Een Syrische bron vertelt dat het jonge-gezin-op-de-vlucht vermoeid raakte. Als bij wonder ontdekte Maria een rots waarvan de vorm van het gesteente haar toeliet om er even op te liggen. Het Griekse woord hiervoor is kathisma (zetel). Rondom de rots werd in de vijfde eeuw de achthoekige kathismakerk gebouwd waarbinnen bezoekers rond de rots stapten – vergelijkbaar met de latere islamitische rotskoepel in Jeruzalem. Het bedevaartsoord werd door bisschop Juvenalis gepatroneerd om het idee door te drukken dat Maria 'de moeder van God is'. Zo ontstond de traditionele devote voorstelling op Byzantijnse iconen: de maagd liggend op een rots bij een grot en voor het gemak ook een bronnetje vlakbij. Uiteraard kregen de pelgrims in de kathismacultus apocriefe wonderverhalen te horen. Onder andere dat Maria zo moe was, dat ze uitgeteld onder een palmboom lag. Daarop sprak Jezus tot de boom, waarna de stam en de takken zich tot aan haar voeten bogen zodat ze de dadels kon plukken. Hetzelfde beeld vinden we ook in soera 19 van de Koran. 'En schud de stam van de palm naar je toe, dan zal ze verse rijpe dadels op je doen vallen' – als postnatale zorg. De Koran trekt de lijn geheel door. Er is geen kribbe maar ook geen grot. Maria baart Jezus onder een palmboom en lest haar dorst met een bron die miraculeus aan haar voeten ontspringt. De Koran denkt actief mee. Hij informeert ons over de bevruchting met de geest 'als een goedgevormd mens'. Verder presenteert de Koran ons geen huilende baby. Jezus spreekt als een volwassene de bezoekers toe uit de wieg. 'Ik ben Gods dienaar, Hij heeft mij het boek gegeven en mij tot profeet gemaakt en Hij maakt mij tot zegen waar ik ook ben.' Het college theologie wordt bekrachtigd door een wonder: hij maakt een vogeltje van klei tot leven. Ook dat element staat in een christelijke apocrief.
Dergelijke parallellen naar zogeheten parabijbelse literatuur (ook niet-bijbelse joodse teksten) zijn over de hele Korantekst verspreid. In de mariacycli bewijzen ze niet noodzakelijk een rechtstreekse tekstuele afhankelijkheid maar ze duiden alleszins op een gemeenschappelijke traditie die bestond zowel bij Arabischtalige christenen als in de vroege islam. De Koran beantwoordt en bevestigt apocriefe teksten. In het teksthistorisch koranonderzoek brengt ons dat tot boeiende vragen. Welke mechanismen zitten achter de transmissie? Wanneer hebben de redacteuren van de Koran die keuze gemaakt? Hoe begrepen de eerste moslims de Koran vanuit die apocriefe mariale bronnen? Welk theologisch doel heeft de Koran met die transmissie? Wat leert ons dat over de oorspronkelijke gemeenschap rond de profeet van de Koran? Had de hervertelling in islamitische milieus ook een invloed op het apocriefe proces, met andere woorden: vond de tekst een weg terug?
De interactie liep tot de 8ste eeuw in het Syrisch, Ethiopisch, Arabisch en Grieks. Maar hebben de drie wijzen vandaag nog een betekenis? Geert Lernout schrijft op deze site: er zijn nooit wijzen uit het oosten gekomen. Ik denk het ook niet, maar de legendes eromheen openen een schatkamer voor de religiegeschiedenis, dienstig in deze tijd van identitaire bewegingen. De geboorteverhalen leren ons om het christelijke erfgoed niet als een exclusief Europees gedachtegoed te accapareren, alsof we dankzij het christendom een duidelijk verschil zouden kunnen maken met 'die van het oosten'. Het Vlaamse kerstfeest is een cultureel restant dat ook met geheel andere denkwerelden is verweven. De schoonheid van de bijeenkomst in Averbode bestaat net uit dat terloopse moment van herkenning, waarbij je elkaar in de ogen kijkt en vervolgens weer je eigen gang gaat. Geen 'soumission' maar een zwijgend gesprek van man tegen man.
De kathisma-kerk verdween meer dan een millennium van de kaart maar werd herontdekt bij de aanleg van een autosnelweg tussen Bethlehem en Jeruzalem in 1992. Een stuk van de zetel van Maria was al naar Jeruzalem verhuisd voor een altaar in de Heilig Grafkerk.
Referenties:

C. Horn, Syriac and Arabic Perspectives on Structural and Motif Parallels Regarding Jesus’ Childhood in Christian Apocrypha and Early Islamic Literature: The ‘Book of Mary’, the Arabic Apocryphal Gospel of John and the Qur’ān, Apocrypha 19 (2008): 267-91.

J. Van Reeth, Vaticinans Puer I, La tradition Syriaque, Acta Orientalia Belgica XXVIII (2015): 225-249.
Kwintessens
Peter Derie (1974) is arabist en religiewetenschapper. Hij werkt als vertaler en taaldocent Arabisch. Daarnaast houdt hij lezingen over de islam. Hij publiceerde onder andere bij het Davidsfonds 'Wat de Koran echt zegt (en niet zegt)'. 

Meer info over Peter: www.peterderie.com & LinkedIn.
_Peter Derie -
Meer van Peter Derie

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws