Kwintessens
Geschreven door Stijn Bruers
  • 5021 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

10 januari 2022 De inconsistenties van degrowth: de afnemende invloed van stijgende welvaart (deel 1 van 5)
Degrowth (ontgroei) kunnen we definiëren als de geplande (beleidsmatige) reductie van productie en consumptie in hoge-inkomenslanden, met als doel de negatieve impact van menselijke activiteiten op het milieu te verminderen. Degrowth-activisten zetten zich af tegen het groeigerichte milieuactivisme dat stelt dat duurzame economische groei of groene groei wel mogelijk, haalbaar en effectief is. De degrowth-beweging bestaat al ruim een halve eeuw, maar kende de afgelopen jaren een sterke groei. Dit kan gedeeltelijk verklaard worden door de opkomst van het ecomodernisme, de stroming binnen de milieubeweging waar degrowth zich vooral tegen afzet.
In deze reeks van artikelen wijs ik op vier inconsistenties binnen het degrowth-gedachtegoed. Die inconsistenties bestaan uit eenzijdige opvattingen, waarbij de argumenten die de degrowth-beweging gebruikt tegen groene economische groei en ecomodernisme ook kunnen worden toegepast tegen degrowth-ideeën. Degrowth-activisten wijzen op problemen van groene groei, maar negeren gelijkaardige problemen bij degrowth. In het vijfde en laatste artikel toon ik aan dat degrowth ineffectief en zelfs contraproductief of schadelijk kan zijn.
De eerste inconsistentie binnen degrowth heeft te maken met de afnemende invloed van stijgende economische welvaart. Economische welvaart kunnen we meten in termen van het bruto nationaal product (bnp): dat is de monetaire waarde van productie. Dit bnp komt ook overeen met het inkomen van de bevolking. Als een land een hoog bnp per persoon heeft, is het een hoog-inkomensland waar het gemiddelde inkomen van een inwoner hoog is.
Degrowth-activisten stellen dat het bnp geen goede indicator is voor welzijn. Omdat bnp geen goede welzijnsindicator is, vinden ze dat we best het bnp niet meer als een maatstaf gebruiken. We moeten dus niet meer streven naar een bnp-verhoging, want dat zegt toch niets. Degrowth-activisten erkennen misschien wel dat het bnp positief correleert met welzijn, levenstevredenheid, gezondheid, levensverwachting en andere dingen die we intrinsiek belangrijk vinden. Maar ze twijfelen aan de sterkte van die correlatie.
Wat degrowth-activisten daarbij vooral negeren, is dat er dan ook geen sterke correlatie is tussen bnp en milieu-impact. Bnp is geen goede milieu-impactsindicator, net zoals het geen goede welzijnsindicator is. En dan is het ook niet meer zo interessant om het bnp als grote boosdoener aan te wijzen als we het milieu willen verbeteren. We moeten dus niet per se streven naar een bnp-verlaging, want dat zegt toch niets.
Degrowth-activisten stellen dat een verhoging van het bnp in een rijk land niet effectief is om het welzijn of de levenstevredenheid van de bevolking te verhogen. Dat komt omdat het verband tussen inkomen (bnp per persoon) en welzijn niet evenredig, maar krom is. Als je een dubbel zo hoog inkomen hebt, ben je niet dubbel zo gelukkig. Als je al veel geld hebt, is een extra euro relatief minder waard (brengt het minder geluk) dan wanneer je arm bent. Een bedelaar wordt blij bij het krijgen van 100 euro, maar voor Bill Gates zal dat bedrag nauwelijks een invloed hebben. Het welzijn is een stijgende functie van inkomen, maar die functie is gekromd (bolvormig) in plaats van recht. Bij een hoog inkomen vlakt de functie af. Door die gekromde relatie tussen welzijn en inkomen wordt het moeilijker om mensen gelukkiger te maken met extra inkomen (dus met economische groei), als die mensen rijker worden.
Dit brengt ons tot een eerste belangrijk voorstel binnen de degrowth-beweging: een maximuminkomen. Degrowth-activisten willen economische groei beperken door een inkomensplafond in te voeren, een inkomensbelasting van 100% vanaf een bepaald inkomensniveau. Aangezien het welzijn van rijke mensen toch weinig beïnvloed wordt door extra inkomen, zal een inkomensplafond bij hen niet veel welzijnsverlies veroorzaken. Iemand met een inkomen van 100 miljoen euro wordt niet veel ongelukkiger als diens inkomen begrensd wordt tot 50 miljoen euro.
Wat degrowth-activisten hierbij negeren, is dat een gelijkaardige gekromde relatie geldt tussen milieu-impact en inkomen. Iemand met een dubbel zo hoog inkomen, heeft niet een dubbel zo hoge ecologische voetafdruk. Dat komt omdat rijkere mensen proportioneel meer sparen dan consumeren, en meer gebruik maken van milieuvriendelijkere technologieën die duurder zijn. Als een arme persoon rijker wordt, zal diens milieu-impact sterk stijgen, door sterk toegenomen consumptie van energie en grondstoffen. Maar als een rijke persoon evenveel extra euro's krijgt als die arme persoon, zal de milieu-impact van die rijke persoon niet zo sterk stijgen. De ecologische voetafdruk per persoon, of de uitstoot van broeikasgassen per persoon, vormen gekromde functies van het bnp per persoon. Iemand met een inkomen van 100 miljoen euro zal zijn ecologische voetafdruk niet halveren als zijn inkomen begrensd wordt tot 50 miljoen euro.
Die gekromde, niet-evenredige relatie tussen milieu-impact en inkomen wil zeggen dat een maximuminkomen ook niet zo heel effectief is in het beperken van de milieu-impact. Degrowth-activisten kaarten aan dat de rijkste 1% van de wereldbevolking 15% van de CO2-uitstoot veroorzaakt, wat dubbel zoveel is als de armste helft van de wereldbevolking. Ze geven ook aan dat de rijkste 1% van de wereldbevolking 82% van de totale gecreëerde economische welvaart verwerft. Maar combineren we nu deze twee feiten, dan kunnen we stellen dat een gigantische economische krimp van 82%, door de rijkste 1% alle gecreëerde welvaart te ontzeggen, slechts een daling van de klimaatimpact van 15% oplevert.
Een inkomensplafond opleggen kan ook averechts werken: rijke mensen die aan het inkomensplafond zitten, kunnen niets bijverdienen als ze investeren in bijvoorbeeld technologische innovaties. Dat inkomensplafond neemt dus de stimulans weg bij rijke mensen om onderzoek en ontwikkeling te doen naar milieuvriendelijkere technologieën. Een gelijkaardig averechts effect geldt voor een ander degrowth-voorstel: een maximale grootte op bedrijven. Deze maatregel zou impliceren dat bedrijven niet kunnen groeien en niet kunnen profiteren van hun toenemende schaalvoordelen. Dat vermindert de efficiëntie. Vele kleine bedrijven zijn vaak niet in staat om dezelfde dingen zo efficiënt te produceren als een kleiner aantal grotere bedrijven.
Meer algemeen is het beperken van economische groei van rijke landen niet zo effectief om de milieu-impact te verminderen. De meeste milieu-impact (bv. in termen van uitstoot van broeikasgassen, vervuiling …) vindt plaats in de midden- en lage-inkomenslanden. Dat zijn landen die nog relatief veel personen in armoede kennen en waar economische groei nog wel effectief is om mensen uit armoede te tillen. Het zijn met andere woorden landen waarvoor degrowth ongepast is omwille van sociale redenen. Degrowth-activisten willen vooral economische krimp in de hoge-inkomenslanden. Maar de totale milieu-impact veroorzaakt door die rijke landen is minder dan de helft van de totale wereldwijde milieu-impact. Stel dat door degrowth de economie (in termen van bnp) in die rijke landen met 50% krimpt. Door het gekromde verband tussen milieu-impact en bnp zal de milieu-impact in die landen met minder dan 50% dalen. En aangezien die landen minder dan 50% van de wereldwijde milieu-impact veroorzaken, zal een krimp van 50% in de rijke landen leiden tot een mondiale milieu-impactreductie van veel minder dan 25%. Wat betreft de uitstoot van broeikasgassen, is een reductie van minder dan 25% allesbehalve voldoende om mondiale klimaatdoelstellingen te halen. En die beperkte reductie vereist een daling van economische welvaart van wel 50% in de rijke landen, wat politiek zo goed als onhaalbaar is. Degrowth-campagnes zijn dus niet zo effectief, en eigenlijk eerder een verspilling van middelen (tijd en geld van degrowth-activisten). Die middelen kunnen effectiever besteed worden om ecologische duurzaamheid te realiseren, bijvoorbeeld door campagne te voeren voor meer overheidsfinanciering van technologische innovatie (onderzoek en ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieën).
Een inkomensplafond, of meer algemeen een progressieve inkomensbelasting, zijn niet zo effectief in het verminderen van de milieu-impact. Maar een sterke progressieve inkomensbelasting kan wel effectief zijn in termen van herverdeling, het verminderen van economische ongelijkheid en het bevorderen van welzijn. Een progressieve inkomensbelasting vermindert de totale economische welvaart, maar gezien het onevenredige verband tussen welvaart en welzijn, kan de herverdeling van inkomen wel het totale welzijn bevorderen. Door een progressieve belasting is de inkomensdaling van rijken sterker dan de inkomensstijging van de armen, waardoor het totale inkomen van de bevolking daalt. Maar door de herverdeling is de welzijnsstijging van de armen sterker dan de welzijnsstijging van de rijken, waardoor het totale welzijn stijgt.
(Wordt vervolgd.)
Kwintessens
Stijn Bruers is moraalfilosoof en oprichter van het Centrum voor Rationaliteit en Ethiek.
_Stijn Bruers Moraalfilosoof
Meer van Stijn Bruers

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws