25 januari 2022
De inconsistenties van degrowth: overbodigheid en contraproductiviteit (deel 5 van 5)
In de vorige vier delen wees ik op vier inconsistenties of eenzijdige opvattingen binnen het degrowth-gedachtegoed dat streeft naar een reductie van economische productie en consumptie. In dit vijfde en laatste artikel toon ik aan dat degrowth overbodig en zelfs contraproductief of schadelijk kan zijn.
Volgens degrowth-activisten zijn er grenzen aan de groei omwille van de schaarste aan grondstoffen en energie. Maar mochten grondstoffen en energie echt grenzen aan de groei opleggen, dan zouden we stijgende grondstofprijzen zien, waarbij de stijging zo sterk is dat het bnp niet meer groeit. Maar zo'n sterke stijging zien we niet. Voor de meeste grondstoffen zien we zelfs helemaal geen relevante stijging.
Als in de toekomst door grondstoffenschaarste de grenzen aan de groei bereikt worden, dan zou de stijging van de grondstoffenprijzen het gevolg zijn van de vrijemarktwerking. Dat wil zeggen dat een degrowth-overheidsbeleid om het bnp te beperken overbodig is, want het bnp zal dan vanzelf stoppen met groeien. Dat ooit het bnp vanzelf zal stoppen met groeien, is nog geen reden om met een overheidsbeleid nu reeds een groei op het bnp op te leggen. De grenzen aan energie- en materialengebruik zijn nog allesbehalve bereikt. De totale hoeveelheid zonne-energie die op aarde valt, is 10 000 keer meer dan de hoeveelheid energie die de hele mensheid momenteel gebruikt. Er kan nog veel zonne-energie gewonnen worden in de ruimte (bv. op de maan). Naast zonne-energie zijn nog vele andere energiebronnen onderbenut, zoals geothermie en kernenergie met zowel kernsplitsing als kernfusie. Met extra energie kunnen materialen efficiënter gerecycleerd worden en op moeilijker bereikbare plaatsen ontgonnen worden, zoals op de oceaanbodem en op asteroïden. En aangezien economische welvaart ook kan toenemen door een groei van bijvoorbeeld waardevolle informatie, ideeën en diensten die zo goed als geen energie en grondstoffen behoeven, liggen de grenzen aan de groei nog veel verder. Nu reeds een zelfgekozen grens opleggen, is dan overbodig.
Het stoppen van economische groei is niet enkel overbodig, maar kan ook schadelijk zijn voor het milieu. Stel dat de economische welvaart met 10% toeneemt. Dat is redelijkerwijs te verwachten na vijf jaar economische groei bij het gemiddelde groeitempo van de afgelopen twee eeuwen. En stel dat slechts 1% van die stijging van het bnp gebruikt wordt voor de extra financiering van innovatie op het gebied van milieuvriendelijke technologie zoals klimaatneutrale energie. Rijke mensen die slechts een procent van hun inkomensstijging afstaan voor technologisch onderzoek, dat zou politiek toch zeer haalbaar moeten zijn. In dat geval verdubbelt het wereldwijde budget voor onderzoek en ontwikkeling van milieuvriendelijke technologie (momenteel gaat minder dan 0,1% van het wereldwijde bnp naar onderzoek en ontwikkeling van milieuvriendelijke technologie). Een verdubbeling van innovatie zou ongeveer kunnen overeenkomen met het twee keer zo snel op de markt brengen van milieuvriendelijke technologieën. In plaats van een 25% daling van de consumptiegebaseerde per capita CO2-uitstoot over 15 jaar, zou de uitstoot in 15 jaar dan met wel 50% kunnen dalen. Als een klimaatvriendelijke energiebron nul kilogram CO2 uitstoot per kWh energie, of als een klimaatvriendelijke technologie nul kilogram CO2 uitstoot per gegenereerde euro bnp, dan maakt het niet uit of de economie met 10% groeit, want nul keer 10% is nog steeds nul. Met economische groei is er ook meer geld beschikbaar voor een snellere uitbouw van groene infrastructuur met nieuwe milieuvriendelijke technologieën.
We moeten naar nul CO2-uitstoot. Als we dat enkel willen doen met een krimp van de economie, dan moeten we naar nul bnp, wat wil zeggen dat de economie volledig stilligt. Met enkel een krimp van energie- en grondstoffengebruik moeten we naar nul kWh energie. Dat gaat ook niet. Maar met technologische innovatie kunnen we wel helemaal naar nul uitstoot. Milieubelastende technologieën kunnen volledig vervangen worden door milieuvriendelijkere technologieën. Klimaatneutrale energiebronnen kunnen fossiele brandstoffen volledig vervangen. Van de drie opties, een daling van de economische welvaart, een daling van het energiegebruik en een daling van het gebruik van milieubelastende energiebronnen, heeft de derde optie het meeste potentieel. Bovendien kan een daling van de economische welvaart wel vergemakkelijkt worden door technologische innovatie (met nieuwe technologieën zijn mensen sneller bereid in te boeten op welvaart), maar kan technologische innovatie net bemoeilijkt worden door een economische krimp (met een kleinere economie is er minder geld voor technologisch onderzoek). Gokken op een economische krimp om de milieu-impact te verminderen, is dus riskant.
Een ander gevaar van een economische krimp, is dat dit het risico op conflicten kan vergroten. Economische groei komt sterk overeen met het creëren van positievesomsituaties of win-winsituaties waarbij verschillende partijen wederzijds voordeel hebben. Denk aan (internationale) handel, die bestaat uit win-wintransacties. Internationale handel is bevorderlijk voor de wereldvrede, want landen zijn dan minder geneigd om oorlog te voeren. Bij een economische nulgroei of krimp, daarentegen, zijn er eerder nulsomsituaties, waarbij de winst voor de ene een gelijk verlies voor de ander betekent. Dergelijke win-verliessituaties verhogen het risico op conflicten.
Samengevat kunnen we concluderen dat degrowth focust op de verkeerde vijand: niet de economische welvaartsgroei, maar de milieu-impact is het probleem. Het degrowth-gedachtegoed bevat enkele inconsistenties. Daardoor voeren degrowth-activisten vaak campagne voor ineffectieve en zelfs contraproductieve beleidsmaatregelen. Een maximuminkomen, een kortere werkweek, een reclameverbod, een verbod op patentering van zaden, een belasting op supermarkten, subsidies voor kleinere bedrijven, internationale handelsbeperkingen, stadstuinen, alternatieve geldsystemen met nulintrest, desinvestering in fossiele brandstoffen en bewustmaking rond voedselverspilling, zijn enkele voorbeelden van degrowth-voorstellen die heel weinig of niet effectief zijn voor het milieu. Eerder contraproductief voor het milieu zijn voorstellen zoals biologische landbouw en het degrowth-verzet tegen wetenschappelijk-technologisch onderzoek naar genetische manipulatie, kernenergie en nanotechnologie. Een minderheid van degrowth-voorstellen zijn wel zeer effectief voor ecologische duurzaamheid: in het bijzonder minder vleesconsumptie (bv. een vleestaks), een milieubelasting op milieubelastende activiteiten (bv. een CO2-taks), en een belasting op onverdiende inkomsten of economische rente, zoals op het bezit van land en grondstoffen. De belangrijkste kritiek op degrowth, is dat ze te sterk afleidt van zeer effectieve milieubeleidsvoorstellen, zoals extra subsidies voor technologische innovatie.
Meer van Stijn Bruers