Kwintessens
Geschreven door Ronald Soetaert
  • 4856 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

25 februari 2022 Vierde brief van Ronald Soetaert aan Johan Braeckman
Beste Johan
'A question is a trap and an answer is your foot in it.' (John Steinbeck, Travels with Charley: In Search of America).
_1.
Om met de deur in huis te vallen: jouw vraag over de vrije wil houdt me nu al maanden bezig. Sinds jij dat zaadje geplant hebt, hebben zich ondergrondse stengels ontwikkeld die op onverwachte plekken en momenten tevoorschijn komen. Niet eens met kwade intenties, want planten hebben geen vrije wil (denk ik toch, maar ik ben het niet meer zeker). Een soort rizomen die ook als metafoor in de filosofie verschenen. Een collega had daar de mond van vol en vond dat we op dezelfde golflengte zaten omdat rizomen elke vorm van binaire verschillen ontmantelen.
En nu bedenk ik dat al die boeken of artikelen over de vrije wil die nu plots onverwacht opduiken mij in een labyrint brengen van redeneringen. Wat ik lees lijkt uit vrije wil, maar het blijkt toch al vlug toeval te zijn. En van het een komt het ander. Misschien moet ik dat verder onderzoeken, maar dan wordt mijn antwoord op jouw brief weer uitgesteld. Kortom, ik heb de voorbije maanden verschillende brieven geschreven en mezelf steeds weer gecorrigeerd. Ik oefen mij in het uitstellen van oordelen. En dat houdt me druk bezig terwijl ik misschien de indruk wek wat lui te zijn. Over luiheid moeten we het nog eens hebben, maar nu niet, want dat begrip blijkt al even vlug zo complex als de vrije wil.
_2.
Ik herlees jouw brief en constateer dat je me plots zowaar met een andere vraag opzadelt, met name wat zo interessant kan zijn aan retoriek als theorie, maar ook als levenshouding. Dat laatste verzin ik erbij om het mezelf moeilijk te maken. 
Dat je die vraag stelt, is uiteraard mijn schuld, want woorden gaan soms met mij aan de haal, hoewel ik ze in het gareel probeer te houden. Of een betere metafoor: ik wil het gareel onderzoeken. Ik probeer een beetje woke te zijn, hoewel we die woke-trend ook retorisch moeten onderzoeken.
We zijn meester en slaaf van de taal en in mijn optimistische momenten geloof ik dat we ons bewust kunnen worden van de spelregels van het taalspel. Maar even later besef ik dat ik dat doe met en binnen de taal. Ik ontsnap dus niet aan de taal en zit in een loop.
Dat laatste heb ik steeds weer geïllustreerd in mijn brieven. Het is jou opgevallen en ik denk ondertussen dat er hier en daar in jou een retoricus verborgen zit, maar je vaart niet onder die vlag. Door jouw vraag besef ik dat ik een vaandeldrager geworden ben terwijl ik huiver van vaandels. Maar kom, ik ben dus retoricus.
_3.
Ondertussen herken je mijn retoriek (ook daar ontsnap ik niet aan) zoals ik die zelf beschreef: met vervelende clichés als enerzijds/anderzijds niet 'of/of' maar 'en/en'. En dat min-of-meer argument dat ik uiteindelijk gebruikte over het (bij)geloof in de vrije wil. Ik besloot: 'Geen woorden maar daden. Ik geef toe dat ik als retoricus meer iets uitstraal van geen daden maar woorden. Maar retorici menen dat woorden ook een soort daden zijn.'
En aan die zin koppelde je jouw vraag. Nu ik de zin herlees, betrap ik mezelf: wat was ik weer retorisch bezig geweest. Dat komt ervan als ik met woorden speel, de zinnen omkeer en dan kijk of ze dan ook nog waar zijn. En dan besluit ik dat ze paradoxaal beide waar zijn, een beetje waar. Zo worden woorden nooit echte daden …
Ik huiver een beetje van de Waarheid, ik probeer te leven met waarheidjes om bestwil (en ook leugentjes). Zoals gezegd, relativerend, wat niet betekent dat ik meen dat alles relatief is. Er zijn waarheden die beter zijn dan andere, maar we zetten het woord best tussen aanhalingstekens. Het kan immers verkeren. Tja, ik wil geen fundamentalist zijn, maar zoek toch fundamenten.
_4.
Neem nu mijn opmerking: 'geen woorden maar daden', maar 'geen daden maar woorden'. Ik hou van zulke omkeringen en citeer graag de fysicus Niels Bohr die mooi samenvat wat ik bedoel: 'The opposite of a correct statement is a false statement. But the opposite of a profound truth may well be another profound truth.'
Kan dat, twee of zelfs meer waarheden? Wel, ik hou van de humor van paradoxen en oxymorons. Mijn dag is goed als ik er een gevonden heb bij anderen en nog beter bij mezelf. Aanvankelijk dacht ik te citeren: 'de pen is machtiger dan het zwaard', maar ik besef dat het omgekeerde ook waar is. Ooit was ik (een 68'er) gewetensbezwaarde, laat ik mijn redenen wat nobeler en respectvoller maken door de bijbel te citeren: 'wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan'. Maar tijdens een debat over een mogelijke oorlog tegen de Russen hoor ik variaties op mijn citaat van zowel oude Romeinen als oude Chinezen: 'wie de vrede wil moet zich op de oorlog voorbereiden' en 'het ene zwaard houdt het andere in de schede'.
Kortom, taal is een tweesnijdend zwaard. En retoriek onderzoekt hoe we met woorden schermen. Kenneth Burke noemt taal letterlijk een woordscherm (terministic screen). Zo'n scherm of frame verleidt ons om de wereld op een bepaalde manier te bekijken die dan weer een andere manier kan uitsluiten.
_5.
Je vroeg je af wat een mens daaruit kan leren? Een vraag die ik me ook stel en ik ben me bewust van de beperkingen. Stiekem denk ik dat vele filosofische problemen taalproblemen zijn, maar niet dat alle problemen door de taal kunnen opgelost worden. Maar ik gebruik retoriek graag als een gereedschap om vragen te stellen en de antwoorden te onderzoeken. Mijn aandacht voor taal is wat voorspelbaar voor iemand die als germanist of taalkundige aangesproken wordt. Zelf hou ik dus meer van 'retoricus' en niet direct van een taalfilosoof of een taalkundige.
Het is maar een woord maar kom, woorden zijn soms belangrijk. Mijn keuze heeft ook iets te maken met jouw reflectie op de taalkunde. Na een grondige synthese van recente inzichten constateer je dat je die taalkunde toch een beetje saai vindt. Ik deel dat min of meer en bij het opruimen van mijn bibliotheek gaan vele taalkundigen in dozen en naar Oxfam, waar men meewarig kijkt naar mijn 'schatten op zolder'.
Welke boeken blijven dan wel staan in mijn Tower of Books?
Hoe moet ik dat samenvatten? De boeken zijn niet alleen gereedschap om te denken, ze zijn ook een soort gezelschap van vrienden waar ik mee praat. Misschien bien étonnés de se trouver ensemble, maar we stellen gelijkaardige vragen over retoriek. Wat betekent dat, zo'n retorisch bewustzijn?
Laat ik toch maar ritueel Montaigne citeren: ieder mens kan voor zichzelf een goede leerschool zijn 'als hij maar het vermogen heeft zich nauwlettend gade te slaan. Dit is geen theorie maar een oefening voor me. Het is geen les voor anderen, maar voor mijzelf'. Beschouw mijn brieven als oefeningen.
_6.
Louis Paul Boon eindigde zijn roman Mijn Kleine Oorlog met een oproep tot engagement: 'Schop de mensen tot zij een geweten krijgen'. Die oproep heeft veel te maken met het engagement voor 'nooit meer oorlog' in alle betekenissen van het woord. Het doet me denken aan een centrale idee uit de nieuwe retoriek. In de werkkamer van Burke hing hét motto van zijn werk: Ad Bellum Purificandum, wat hij vertaalde als 'towards the Purification of War'. Een pleidooi voor tolerantie via retoriek.
Ik zoek verder en vind een citaat van de Nederlandse schrijver Geerten Meijsing die de ethische component van de retorica in Stukwerk zo beschreef: 'Niet op je ponteneur blijven staan, weten hoe woorden de gedachten wel moeten verbergen om niet direct met alles en iedereen oorlog te krijgen, de ander altijd zijn bella figura laten behouden, dat wil zeggen hem nooit laten afgaan, inzien dat een formulering van de waarheid hoogstens een tijdelijke en voorlopige consensus kan zijn en dat zij ook achteraf niet met zekerheid kan worden vastgesteld, wanneer het gaat om de toedracht van gebeurtenissen'. Hoffelijkheid gepaard met eruditie. Meijsing besluit: 'De retorica, (...) is bijna een levensleer'. Ik streep 'bijna' door.
_7.
Ondertussen zit ik op een terras met een koffie te mijmeren (en ik bedenk: dit is het toppunt van vrijheid, en dus ook wel van de vrije wil). Ik herlees de brief en vind het citaat van Meijsing ook wel problematisch, want ik ben de krant aan het lezen. En kijk, er staat een interview met jou in De Morgen. De interviewer spreekt je aan als een specialist in kritisch denken en stelt de kritische vraag of je mensen op andere gedachten kunt brengen. Je antwoordt met een 'helaas', maar voegt er een hoopvol bericht aan toe: 'Als hen op andere gedachten brengen al lukt, kost het veel tijd en geduld, zo tonen ervaringen met ex-sekteleden. En deze mensen voelen zich vaak miskend. Het gaat veel minder om hun overtuigingen, die soms vol tegenstrijdigheden zitten, maar om de warmte en erkenning die ze bij elkaar vinden, het gezamenlijk front tegen al dan niet ingebeelde vijanden, en het narratief, zoals dat tegenwoordig heet.' Dat lees ik als een analyse zoals die door de Nieuwe Retoriek wordt gepresenteerd: zich identificeren met een groep betekent automatisch zich distantiëren, een vijandbeeld creëren.
Dat laatste, schrijf je in je brief, heb je ook bij Kenneth Burke gelezen (en heel direct bij Victor Klemperer). Je eindigt jouw antwoord in het interview met een vorm van wishful thinking (à la Burke, à la Meijsing): 'Alleen als je hen ernstig neemt en hun ook die genegenheid en waardering biedt, is er enige kans op slagen'. Ik bestel een Irish coffee om het einde van de brief te vieren en ook wel stiekem te hopen dat je gelijk hebt. Wordt vervolgd, want ik let niet alleen op woorden, maar tel ze ook.
Ronald Soetaert
PS: Ik ben nu de nieuwe vertaling van Wittgenstein aan het lezen én een (geestige) biografie van Piet Keizer die schrijft: 'Als we taal als een wolk van geluid zien, als een enorm etiket dat boven de wereld hangt, dan moeten die geluiden ergens bij de wereld aanhaken, anders zweeft al dat gepraat los in de lucht'.
Kwintessens
-
_Ronald Soetaert em. prof. UGent
Meer van Ronald Soetaert

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws