11 december 2018
Varkensorganen in mensen: hoop doet niet enkel leven
Afgelopen weekend berichtten de media over een apenproef die hoopgevend zou zijn voor hartpatiënten: bavianen overleefden langer dan een half jaar met een varkenshart (zie bv. De Morgen, dd. 8/12/2018). Het wetenschappelijk team spreekt van een mijlpaal en voorspelt dat de eerste proeven op mensen in de nabije toekomst zullen doorgaan.
_Blijven gaan: The Concorde Fallacy
Ondertussen twaalf jaar geleden concludeerde ik in mijn doctoraatsstudie over ethische aspecten van xenotransplantatie dat de denkfout die men de Concorde Fallacy noemt het onderzoek aandrijft. Die drogreden staat ook bekend als de sunk cost fallacy. Het komt erop neer dat men blijft investeren in een ten dode opgeschreven project, enkel omdat de reeds gedane investeringen zo groot zijn. Opgeven zou betekenen dat de geleverde inspanningen allemaal voor niets waren. Xenotransplantatie is het transplanteren van organen, cellen of weefsels van de ene soort naar een andere. We zijn natuurlijk vooral geïnteresseerd in de transplantatie van organen van dieren naar mensen. In deze context betekent de Concorde Fallacy dat wetenschappers tegen beter weten in blijven wroeten en proberen omdat er al zoveel middelen, energie, en leed in de ontwikkeling van de technologie gestopt is. In de media krijg je steevast bij elke 'doorbraak' te horen dat toepassing op de mens een stapje dichterbij is. Soms, zoals bij de jongste berichtgeving, is er de nuance dat 'de weg nog lang is'. Maar ondertussen is het hoog tijd om toe te geven dat de doelstelling zeer waarschijnlijk niet haalbaar is.
_Een evidente keuze
Twee jaar geleden berichtten de media over een nog spectaculairdere doorbraak: toen was het gelukt om een baviaan maar liefst tweeënhalf jaar te laten leven met een varkenshart in de borstkas. Een jaar eerder konden we lezen dat varkensorganen 'binnenkort' bruikbaar zouden zijn voor transplantatie bij mensen. Dergelijke berichten circuleren reeds meerdere decennia. Het meest gemediatiseerde geval was de transplantatie in 1984 van een bavianenhart naar een pasgeborene, gekend als 'Baby Fae'. De baby stierf twintig dagen na de transplantatie door afstoting van het soortvreemde orgaan.
Dergelijke experimenten spreken reeds lang tot de verbeelding. De eerste pogingen tot xenotransplantatie dateren reeds van in de 17e eeuw. Zelfs de allereerste nier- en harttransplantaties in mensen waren van dierlijke oorsprong. Het gebruik van dierlijke organen was in zekere zin 'evidenter' dan transplantatie van menselijke organen ('allotransplantatie'). Alleen stoot men bij gebruik van dierlijk lichaamsmateriaal op nog heftigere biologische en anatomische problemen, waardoor allotransplantatie uiteindelijk de meest werkbare oplossing bleek.
_Alles of niets
De nood aan organen voor transplantatie neemt voortdurend toe, en dit probleem zal aanhouden gezien de bevolkingsvergrijzing. De voorstelling dat onderzoek naar xenotransplantatie als alternatief op allotransplanatie een kwestie van 'leven of dood' is, klinkt overtuigend. Ook het vaak aangehaalde argument dat het meer verantwoord is om dieren te doden om mensenlevens te redden dan voor loutere (en massaal aanvaarde) consumptie, vindt veel weerklank. Helaas zijn beide redeneringen te kort door de bocht.
Het feit is dat we de wachtlijst voor organen zeer waarschijnlijk nooit helemaal zullen wegwerken. Momenteel is er een 'natuurlijk' plafond aan het aantal transplantaties door het beperkt aantal gedoneerde menselijke organen. Een theoretisch 'oneindige' bron van dierlijke organen zou evenwel niet betekenen dat iedereen zomaar een transplantatie kan krijgen. Er hangt namelijk een hoog prijskaartje vast aan dergelijke innovatieve 'producten', waardoor we op maatschappelijk niveau toch keuzes moeten blijven maken wie wel en wie niet in aanmerking komt voor deze dure en zware ingreep.
Sommige experts vinden overigens dat we nu al te veel transplanteren. Orgaantransplantatie wordt vaak gezien als dé ultieme redding na een lange lijdensweg. Het wordt ook op steeds hogere leeftijd overwogen. Die 'gelukkige' ontvangers van een orgaan hebben niettemin een minder dan ideaal vooruitzicht op zware immunosuppressie, revalidatie en een beperkte houdbaarheid van het orgaan. De afweerremmers nodig bij een xenotransplantatie zullen veel zwaarder zijn en de neveneffecten ervan bijgevolg groter.
Voorstanders van xenotransplantatie schuiven overigens vaak een foute vergelijking naar voor. Het gaat bij deze biotechnologie niet om het opofferen van één varken voor het leven van één patiënt op de wachtlijst. Het gaat om duizenden dieren, waaronder mensapen, die reeds decennia aan extreem leed worden onderworpen in de vage hoop ooit een mens iets langer in leven te kunnen houden. Men vergeet daarbij dat investeringen in één technologie ten koste gaan van die in andere mogelijkheden. Onderzoek naar artificiële organen en stamceltechnologie bijvoorbeeld maakt minstens evenveel aanspraak op dergelijke 'hoop' en vergt heel wat minder dierenleed.
Meer van An Ravelingien