21 september 2022
Hypertrofie
Lijdt de hele mensheid aan hypertrofie? Gelukkig niet in medische zin, want daarmee verwijst men naar abnormale (spier)groei. In de biologie hebben ze het eerder over extreme groei van normale fysieke kenmerken, zoals de slagtanden van de olifant of de narwal, beide vertrekkend van gewone tanden. En uiteindelijk heeft het woord ook de antropologie bereikt waar sommige auteurs spreken over hypertrofe groei van verder normale, niet noodzakelijk fysieke, erfelijke kenmerken en disposities (vatbaar zijn voor … of ook: wat we bij een dier instinct zouden noemen.)
Het is geen zeldzaam verschijnsel dat normale adaptaties extremere vormen aannemen. De kleurenpracht van de mannelijke vogel schiet door tot aan het fysiek (on)haalbare. De pauw met de genen voor een nog grotere staart is waarschijnlijk opgegeten vooraleer hij die kenmerken kon doorgeven aan de volgende generatie. Van de landdieren die aan of in het water leefden, hebben sommigen evolutionair een hypertrofe doorgroei gekend van hun aanvankelijk 'gewone' wateradaptatie en die zwemmen nu rond als walvis.
Evolutie door natuurlijke selectie lijkt een beetje op God: ze is soms ondoorgrondelijk. Ze slaat bizarre paden in en 'vindt' oplossingen waar je ze zelf niet zou zoeken, mocht je als een ingenieur aan het ontwerpen slaan. Maar ze 'vindt' ook paden die aanvankelijk prima resultaat opleveren, en dan doorschieten naar gevaarlijke contraproductiviteit. Een van de vele mogelijke adaptaties die de evolutie 'bedacht' heeft om voor overleving en voorplanting te zorgen is groepsgedrag. En dat lang voor wij op het toneel verschenen. Samenwerken dus en niet alleen met de zeer nabije familie, maar met de volledige groep, ook als je daarmee niet erfelijk verbonden bent. Het valt buiten de ambitie van dit artikel om de zeer complexe evolutionair gegroeide mechanismen uit de doeken te doen die dat mogelijk maakten, maar laten we het er hier op houden dat de mens een groepsdier is met zo'n doorgeschoten samenwerkingsadaptatie. Vergeet niet dat alle solitaire dieren maar één drijfveer hebben, overleven en voortplanten ten koste van alles en iedereen, met uitzondering van organismen waarmee men genen gemeenschappelijk heeft. Er zijn nog groepsdieren, maar die hebben een veel minder complexe manier om samenwerking mogelijk te maken.
Het gaat niet alleen over fysieke kenmerken, maar ook over adaptaties die zorgen voor gedrag. Homo sapiens heeft zoals alle groepsdieren standaardadaptaties ontwikkeld die het mogelijk moeten maken om samen te leven en zelfs samen te werken. Dan gaat het bij dieren onder andere over signalen zoals het tonen van de kwetsbare keel als het zwakkere dier de dominantie van de leider aanvaardt, maar ook over signalen die gehechtheid of wij-behoren-tot-dezelfde-groep onderstrepen. Groepsdieren die mekaar doden vooraleer er genen zijn doorgegeven die coderen voor dat groepsgedrag, worden uiteraard solitair levende dieren. Het is miljoenen jaren evolutionair gewoon verlopen, zeg maar goed gegaan, maar die capaciteit tot samenleven die we delen met andere groepsdieren is bij Homo sapiens dus hypertroof gegroeid. Tot en met het paradepaardje van degenen die moeite hebben met onze dierlijke afkomst, de ethiek, een soort verinnerlijkte spelregels.
Die steeds nauwere samenwerking vereiste een groter brein. Samenwerken met meer dan alleen maar je zeer naaste familie vraagt om sociale vaardigheden die andere sociale dieren niet of in mindere mate bezitten. Je moet weten wie je kan vertrouwen en wie niet, wie de free riders zijn, degenen die mee feesten maar de andere kant opkijken als er gejaagd en verzameld moet worden. Je moet de reciprociteit begrijpen en het vraagt een serieuze boekhouding om bij te houden wie jij nog iets verschuldigd bent en vooral wie, op zijn beurt, jou nog iets verschuldigd is. Dat vraagt om een enorme reken- en opslagcapaciteit. Een groter brein dus en ook complexere taal die genuanceerde communicatie mogelijk maakt; de volgorde blijft nog voer voor wetenschappelijk debat en een ander artikeltje. De snelheid (in evolutionaire zin) waarmee dat gebeurd is, blijft ongezien in de rest van het dierenrijk. Van 600cc hersenvolume bij Australopithecus tot 1400cc bij ons in the blink of an eye. Van onze twintig à vijfentwintigduizend genen is ongeveer de helft betrokken bij de bouw van de hersenen en het functioneren van het brein. Die snelle hypetrofe groei is zo goed 'gelukt' dat de mens de hele aarde gekoloniseerd heeft.
Zoals we intussen beginnen in te zien valt nog af te wachten of dat nu zo'n goed idee van de evolutie geweest is. Wat ons betreft dan, want zowel voor de evolutie als voor de aarde maakt het weinig uit: die trekken het wel zonder ons. Met de toenmalige bevolkingsaantallen viel er voor de andere aardebewoners en de rest van de natuur nog mee te leven en het zou voor de natuur niet zo'n desastreuze vaart gelopen hebben als dat brein nu alleen maar voor overleven door samenwerking gezorgd had. Maar dankzij taal en schrift werd het mogelijk kennis te delen en te cumuleren wat gewone samenwerking deed exploderen tot de huidige globalisering en een nooit gekende ontginningscapaciteit van hulpmiddelen met de bekende gevolgen. Kwestie van doorschieten van een aanvankelijk uitstekend werkende adaptatie kan dat tellen. Van floreren door succesvol samenwerken, via het uitroeien van complete soorten en uitputten van de grondstoffen naar paniekreacties in 't zicht van de afgrond en dat in enkele honderdduizenden jaren, il faut le faire.
Na verloop van tijd ontstaan steeds grotere groepen en die gaan een eigen pakket gedeelde inzichten en morele samenlevingsregels koesteren. De biologische aanzet daartoe bestond zelfs al bij sommige primaten. We noemen dat cultuur, aanvankelijk protocultuur, zoals sommige chimpansees termieten vangen met kleverige stokjes en anderen dat niet of anders doen. Toen was het hek helemaal van de dam want dat zorgde voor autocatalyse. Nog zo'n woord dat zijn weg gevonden heeft vanuit de chemie naar de cognitiewetenschappen. Het is het proces waarbij de producten die de reactie voortbrengt zelf de eigen reactie versnellen. Het initiële adaptieve voordeel van een of ander gedrag gaat op zijn beurt het voorkomen van dat gedrag versnellen.
De kwalijke gevolgen van die hypertrofe adaptatie zijn zo gigantisch dat er zelfs een hele geologische periode naar vernoemd werd, het antropoceen. Die zou, afhankelijk van de wetenschapper die het beschrijft, midden vorige eeuw begonnen zijn. Dat moet dan ongeveer samenvallen met mijn jeugdjaren. Maar weet, dat ik er voor niks tussen zit.
L'union fait la force, als dat maar goed afloopt.
Meer van Max Schneider